Wet op het notarisambt

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2012.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Wet van 3 april 1999, houdende wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een nieuwe wettelijke regeling te geven met betrekking tot het ambt van notaris en de kandidaat-notarissen, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 Deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

    • a. notaris: de ambtenaar, bedoeld in artikel 2;

    • b. kandidaat-notaris: degene die voldoet aan een van de voorwaarden, genoemd in artikel 6, tweede lid, onder a en onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden verricht, alsmede hij die geen notaris zijnde het notarisambt waarneemt;

    • c. minuut: het originele exemplaar van een notariële akte;

    • d. repertorium: het register, bedoeld in de artikelen 7 en 13, onderdeel e, van de Registratiewet 1970;

    • e. protocol: de minuten, notariële verklaringen, registers, afschriften, repertoria en kaartsystemen die onder de notaris berusten;

    • f. grosse: een in executoriale vorm uitgegeven afschrift of uittreksel van een notariële akte;

    • g. deeltijd: de werktijd die korter is dan de volledige werktijd die geldt voor de burgerlijke rijksambtenaren, werkzaam op de ministeries;

    • h. de KNB: de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, bedoeld in artikel 60;

    • i. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

    • j. verordening: een verordening als bedoeld in artikel 89;

    • k. het Bureau: het Bureau Financieel Toezicht, bedoeld in artikel 110, eerste lid;

    • l. het fonds: de Stichting Notarieel Pensioenfonds, bedoeld in artikel 113a, eerste lid.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

    • a. echtgenoot: geregistreerde partner;

    • b. gehuwd: geregistreerd.

Titel II. Ambt, bevoegdheid, benoeming en ontslag van de notaris

Artikel 2

  • 1 Het ambt van notaris houdt de bevoegdheid in om authentieke akten te verlijden in de gevallen waarin de wet dit aan hem opdraagt of een partij zulks van hem verlangt en andere in de wet aan hem opgedragen werkzaamheden te verrichten.

  • 2 Tot het voeren van de titel notaris is uitsluitend bevoegd hij die als zodanig is benoemd en beëdigd en die niet geschorst of gedefungeerd is.

Artikel 3

  • 1 De notaris wordt als zodanig bij koninklijk besluit benoemd. In het besluit wordt de plaats van vestiging aangegeven.

  • 2 De notaris legt binnen zes maanden na de dagtekening van zijn benoeming voor de rechtbank in het arrondissement, waarin zijn plaats van vestiging is gelegen, de navolgende eed af:

    «Ik zweer getrouwheid aan de Koning en de Grondwet en eerbied voor de rechterlijke autoriteiten.

    Ik zweer, dat ik mij zal gedragen naar de wetten, de reglementen en de verordeningen die op het notarisambt van toepassing zijn en dat ik mijn taak eerlijk, nauwgezet en onpartijdig zal uitvoeren; dat ik geheimhouding zal betrachten ten aanzien van alles waarvan ik door mijn ambt kennis neem en dat ik voorts, middellijk noch onmiddellijk, onder enige naam of voorwendsel, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.»

    Als de eed niet tijdig is afgelegd, vervalt de benoeming.

  • 3 De griffier van de rechtbank geeft ter zitting een proces-verbaal van de eedsaflegging af aan de notaris.

  • 4 De notaris is bevoegd met ingang van de dag na de eedsaflegging. Indien in het benoemingsbesluit een latere datum is vermeld, is hij bevoegd met ingang van die dag indien tevoren de eed is afgelegd. Is hij waarnemer van het kantoor, dan is hij terstond na de eedsaflegging bevoegd.

  • 5 De notaris laat zich terstond na de eedsaflegging bij de kamer van toezicht inschrijven in het register van notarissen, bedoeld in artikel 5 onder overlegging van het proces-verbaal van de eedsaflegging.

Artikel 4

  • 1 De notaris deponeert terstond na de eedsaflegging zijn handtekening en paraaf ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de notaris die binnen dit arrondissement opnieuw wordt benoemd.

Artikel 5

  • 1 De kamer van toezicht houdt een register waarin de namen van de in het desbetreffende arrondissement gevestigde notarissen, met de datum en plaats van hun geboorte, worden opgenomen en waarin tevens aantekening wordt gehouden van de datum van de benoeming, de datum van de eedsaflegging, de ingangsdatum van de bevoegdheid, de plaats van vestiging, de datum van ontslag van rechtswege of op eigen verzoek dan wel de datum van overlijden.

  • 2 Ingeval van onherroepelijke oplegging van de maatregelen schorsing in de uitoefening van het ambt of ontzetting uit het ambt wordt daarvan in het register aantekening gehouden, met vermelding van de datum waarop de maatregel van kracht is geworden en eventueel is beëindigd.

  • 3 Ingeval van schorsing van rechtswege in de uitoefening van het ambt op grond van artikel 26 wordt daarvan in het register aantekening gehouden, met vermelding van de duur van het faillissement, de schuldsaneringsregeling, de surséance van betaling, de gijzeling of de curatele.

  • 4 Het register ligt bij de kamer van toezicht voor een ieder ter inzage. De kamer is verplicht daaruit op hun verzoek aan belanghebbenden een gewaarmerkt afschrift tegen de kostende prijs te verstrekken.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de inrichting van het register en de wijze waarop het wordt bijgehouden.

Artikel 6

  • 1 Tot notaris is slechts benoembaar hij die de Nederlandse nationaliteit bezit.

  • 2 Voor de benoembaarheid is vereist:

    • a. dat

      • 1°. hem op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht zijn verleend, of

      • 2°. hij het recht heeft verkregen om de titel meester te voeren op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,

      dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van kandidaat-notaris afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

    • b. dat hij:

      • 1°. een stage heeft doorlopen als bedoeld in artikel 31;

      • 2°. met goed gevolg heeft afgelegd het examen, bedoeld in artikel 33;

      • 3°. als kandidaat-notaris gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van twee jaren binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan zijn verzoek om benoeming, in het Koninkrijk onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden heeft verricht of het notarisambt heeft waargenomen, dan wel als notaris gedurende die periode het notarisambt heeft vervuld, met dien verstande dat, in geval van werkzaamheid in deeltijd, deze termijnen naar evenredigheid worden verlengd;

      • 4°. dat hij in het bezit is van een ondernemingsplan dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, eerste lid, alsmede van het advies als bedoeld in artikel 7, tweede lid, alsmede

    • c. dat hij in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten, waaraan hij die de opleiding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, heeft gevolgd moet voldoen.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

Artikel 7

  • 1 Het ondernemingsplan, bedoeld in artikel 6, is zodanig opgesteld dat daaruit in ieder geval blijkt:

    • a. dat de verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om een kantoor te houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt; en

    • b. dat op redelijke gronden mag worden verwacht dat na drie jaren de praktijk kostendekkend kan worden uitgeoefend.

  • 2 Over het ondernemingsplan wordt advies uitgebracht door een door Onze Minister te benoemen Commissie van deskundigen. De KNB en het Bureau verstrekken de Commissie desgevraagd de door haar in het verband met het onderzoek van het ondernemingsplan benodigde inlichtingen. Het advies wordt als bijlage bij het ondernemingsplan gevoegd.

  • 3 Voor de advisering over het ondernemingsplan door de Commissie van deskundigen worden aan de verzoeker kosten in rekening gebracht.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent:

    • a. het ondernemingsplan;

    • b. de samenstelling en de werkwijze van de Commissie van deskundigen;

    • c. de wijze waarop de kosten van de advisering worden berekend.

Artikel 8

  • 1 Degene die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst te komen dient bij Onze Minister een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de gemeente waarin hij voornemens is zich als notaris te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, daaronder begrepen het ondernemingsplan. In het verzoek doet hij tevens opgave van het kantoor of de kantoren waar hij als kandidaat-notaris werkzaam is geweest.

  • 2 Onze Minister zendt een afschrift van het verzoek met de bijlagen aan het bestuur van de KNB en aan de kamers van toezicht in het arrondissement of de arrondissementen waar de verzoeker als kandidaat-notaris werkzaam is of werkzaam is geweest, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hen bekende feiten of omstandigheden, welke naar hun oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.

  • 3 Een benoeming kan uitsluitend worden geweigerd indien aan één of meer van de in de artikelen 6 of 9 genoemde voorwaarden niet is voldaan of wanneer, gelet op de antecedenten van de verzoeker, er een gegronde vrees bestaat dat hij in strijd zal handelen met de voor het notarisambt geldende regels, of uit anderen hoofde de eer en het aanzien van het notarisambt zal schaden. Een beschikking tot weigering van een benoeming wordt gegeven door Onze Minister.

  • 4 Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.

Artikel 9

Een notaris kan, onverminderd de onverenigbaarheden die voortvloeien uit andere wetten, niet tevens lid zijn van de rechterlijke macht, behoudens als raadsheer-plaatsvervanger, rechter-plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger, noch kan hij gerechtsdeurwaarder, bewaarder van het kadaster en de openbare registers of advocaat zijn. Hetzelfde geldt voor een kandidaat-notaris.

Artikel 10

  • 1 De plaats van vestiging van een notaris kan door Onze Minister worden gewijzigd bij een beschikking waarbij tevens de datum van ingang wordt bepaald. De bevoegdheid van de notaris in de vorige plaats van vestiging vervalt van rechtswege met ingang van dezelfde datum, onverminderd het bepaalde in artikel 13.

  • 2 De notaris die zich in een andere plaats wenst te vestigen, richt daartoe een verzoek tot Onze Minister. Hij doet daarbij opgave van de gemeente waar hij voornemens is zich te vestigen en geeft daarbij, in geval van vestiging buiten het arrondissement, aan of hij gebruik wil maken van de bevoegdheid, bedoeld in het zesde lid. Bij dit verzoek legt hij een ondernemingsplan over als bedoeld in het eerste lid van artikel 7, betrekking hebbend op de plaats waar hij voornemens is zich te vestigen, alsmede het advies als bedoeld in het tweede lid van dat artikel.

  • 3 Onze Minister zendt een afschrift van het verzoek met bijlagen aan het bestuur van de KNB en aan de kamer van toezicht in het arrondissement waar de verzoeker zich wenst te vestigen, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hen bekende feiten of omstandigheden welke naar hun oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.

  • 4 Het verzoek kan uitsluitend worden geweigerd indien het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7.

  • 5 Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.

  • 6 Indien de notaris zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen, is hij bevoegd zijn protocol over te brengen naar de nieuwe plaats van vestiging.

  • 7 Indien de notaris zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen, laat hij zich zo spoedig mogelijk met overlegging van de daartoe strekkende ministeriële beschikking, uit het register van notarissen, bedoeld in artikel 5, schrappen en bij de kamer van toezicht in de nieuwe plaats van vestiging in dat register inschrijven. Indien een notaris zich binnen het arrondissement in een andere plaats vestigt, doet hij, met overlegging van de ministeriële beschikking, opgave daarvan aan de kamer van toezicht ter inschrijving in het register van notarissen.

Artikel 11

  • 1 De notaris doet opgave aan de kamer van toezicht van het aanvaarden van en het beëindigen van een al dan niet bezoldigde nevenbetrekking. De kamer houdt een register waarin van iedere notaris de nevenbetrekkingen zijn vermeld. De gegevens van notarissen die niet meer als zodanig binnen het arrondissement werkzaam zijn, blijven gedurende tien jaar in het register bewaard. Het register ligt voor een ieder kosteloos ter inzage. De kamer geeft aan een ieder op diens verzoek tegen de kostende prijs afschriften van of uittreksels uit hetgeen in het register ingeschreven is.

  • 2 De kamer kan bij met redenen omklede beslissing de uitoefening door de notaris van een nevenbetrekking ongewenst verklaren, indien hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt wordt of kan worden geschaad. Van die beslissing zendt de kamer onverwijld bij aangetekende brief een afschrift aan de notaris. Daarbij deelt zij tevens mee op welke wijze hij tegen de beslissing beroep kan instellen.

  • 3 Binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing kan de notaris tegen de beslissing beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 4 Indien de beslissing onherroepelijk is geworden of in beroep is bevestigd, is de notaris verplicht de nevenbetrekking zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 5 De notaris is bevoegd om, voordat hij een nevenbetrekking aanvaardt, de kamer van toezicht te verzoeken een beslissing te nemen over de vraag of de uitoefening van deze nevenbetrekking toelaatbaar is. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing. Op de behandeling van de zaak bij de kamer van toezicht en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102 en 104 van overeenkomstige toepassing.

  • 6 De bepalingen van de voorgaande leden zijn mede van toepassing op de kandidaat-notaris.

Artikel 12

  • 1 De notaris is verplicht kantoor te houden in de plaats van vestiging die in het besluit van zijn benoeming is vermeld en aldaar zijn protocol te bewaren.

  • 2 De notaris mag, behoudens voor zover in de wet of bij rechterlijke beslissing anders is bepaald, zijn protocol of een onderdeel daarvan niet uit handen geven.

  • 3 De notaris is verplicht zijn protocol op ordelijke wijze te bewaren op een tegen brand en andere gevaren beveiligde plaats.

Artikel 12a

  • 1 De KNB houdt een protocollenregister waarin van iedere notaris de volgende gegevens worden opgenomen:

  • 2 Het register ligt bij de KNB voor een ieder ter inzage.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de inrichting van het register en de wijze waarop het wordt bijgehouden.

Artikel 13

Het is de notaris toegestaan buiten zijn plaats van vestiging ambtelijke werkzaamheden te verrichten, mits op het grondgebied van Nederland. Hij is evenwel niet bevoegd buiten zijn plaats van vestiging bijkantoren te hebben. Ook is hij niet bevoegd buiten zijn plaats van vestiging op vaste of onregelmatige tijden zitdagen te houden, met uitzondering van de waddeneilanden, indien op het desbetreffende eiland geen notaris gevestigd is.

Artikel 14

  • 1 De notaris is met ingang van de eerstvolgende maand na het bereiken van de zeventigjarige leeftijd van rechtswege ontslagen.

  • 2 Aan de notaris die voor het bereiken van de in het eerste lid genoemde leeftijd ontslag verzoekt, wordt ontslag verleend bij koninklijk besluit, dat tevens de datum van ingang daarvan vermeldt.

  • 3 De notaris laat zich zo spoedig mogelijk nadat hem ontslag is verleend, onder overlegging van het desbetreffende koninklijk besluit, bij de kamer van toezicht uit het register van notarissen, bedoeld in artikel 5, schrappen.

Artikel 15

  • 1 Indien de notaris overlijdt, defungeert of zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen zonder medeneming van zijn protocol, wijst Onze Minister, gehoord de KNB, een notaris aan om het protocol en eventueel de overige notariële bescheiden over te nemen. Indien deze bescheiden moeten worden overgenomen door een nieuw benoemde notaris, kan de aanwijzing bij het koninklijk besluit van zijn benoeming plaatsvinden. Bij verordening worden nadere voorschriften gegeven over de wijze waarop de overdracht en de overname van het protocol en de overige notariële bescheiden dienen te geschieden.

  • 2 De aangewezen notaris treedt met ingang van de dag van zijn aanwijzing van rechtswege in de plaats van zijn ambtsvoorganger met betrekking tot de bijzondere rekeningen, bedoeld in artikel 25. Hij stelt de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid, terstond van zijn aanwijzing in kennis.

Titel III. De uitoefening van het notarisambt

Artikel 16

Het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten, berust op een overeenkomst tussen de notaris en de cliënt, bedoeld in titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 16a

De artikelen 2:1 en 2:2 en de hoofdstukken 3 en 4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de wettelijke werkzaamheden en de werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten en op de weigering deze te verrichten.

Artikel 17

  • 1 De notaris oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit en behartigt de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.

  • 2 De notaris mag zijn ambt niet uitoefenen in dienstbetrekking of in enig ander verband waardoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid wordt of kan worden beïnvloed.

  • 3 Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad.

Artikel 18

  • 1 De notaris kan een samenwerkingsverband aangaan met beoefenaren van een ander beroep, mits hierdoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid niet wordt of kan worden beïnvloed.

  • 2 Bij verordening worden ter waarborging van die onafhankelijkheid en onpartijdigheid regels vastgesteld over de wijze waarop samenwerkingsverbanden kunnen worden aangegaan.

  • 3 De notaris is verplicht om jaarlijks binnen de in artikel 112, eerste lid, genoemde termijn, aan het Bureau een verklaring van een onafhankelijke externe deskundige over te leggen, waaruit blijkt dat hij heeft voldaan aan de voorschriften van de verordening, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 19

  • 1 De notaris mag geen akte verlijden waarin hijzelf, zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad hetzij in persoon of door een vertegenwoordiger, als partij optreedt. Evenmin mag de notaris een akte verlijden waarin hijzelf, zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad als vertegenwoordiger optreedt voor een partij bij die akte. Hetzelfde geldt met betrekking tot een akte waarbij een rechtspersoon als partij of vertegenwoordiger optreedt,

    • a. waarvan de notaris weet of had behoren te weten dat de in dit lid bedoelde personen daarin alleen of gezamenlijk de meerderheid van de aandelen houden; of

    • b. waarin de notaris of zijn echtgenoot de functie van bestuurder of commissaris vervult.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor akten waarbij openbare verkopingen, openbare verhuringen, openbare verpachtingen of openbare aanbestedingen worden geconstateerd en de in dat lid bedoelde personen als koper, huurder, pachter of aannemer zijn vermeld, noch voor akten waarin een proces-verbaal van het verhandelde in een vergadering wordt opgenomen en daarin deze personen als deelnemer worden vermeld.

  • 3 In geval van overtreding van een bepaling van het eerste lid, eerste en tweede volzin, mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.

  • 4 Het bepaalde in het eerste lid geldt tevens voor een waarnemer ten opzichte van de vervangen notaris en diens echtgenoot.

Artikel 20

  • 1 De notaris mag geen akte verlijden die een begunstiging van één of meer van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde personen inhoudt; de verboden begunstiging is nietig. Een benoeming tot executeur van een nalatenschap is geen verboden begunstiging.

Artikel 20a

Notariële akten die uiterste wilsbeschikkingen inhouden, bevatten geen andere rechtshandelingen.

Artikel 21

  • 1 De notaris is verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde, en vierde lid.

  • 2 De notaris is verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.

  • 3 De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris binnen dezelfde onderneming of binnen het samenwerkingsverband waarvan hij deel uitmaakt, mits die het verzoek aanvaardt.

  • 4 De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris, mits die het verzoek aanvaardt en de werkzaamheden niet algemeen gebruikelijk en van een zodanige aard zijn dat het belang van de verzoekende partij met de doorverwijzing wordt gediend.

  • 5 Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de toepassing van het tweede tot en met het vierde lid.

Artikel 22

  • 1 De notaris is, voorzover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor de personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn voor al hetgeen waarvan zij kennis dragen uit hoofde van hun werkzaamheid.

  • 2 De geheimhoudingsplicht van de notaris en van de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen blijft ook bestaan na beëindiging van het ambt of de betrekking waarin de werkzaamheid is verricht.

Artikel 23

  • 1 Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen.

  • 2 In ieder geval is het de notaris verboden:

    • a. leningen aan te gaan, behoudens voor zover deze redelijkerwijs nodig zijn voor de uitoefening van het ambt of voor persoonlijke doeleinden;

    • b. leningen te verstrekken aan degene die partij is bij een akte of die rechtstreeks of middellijk betrokken is bij een rechtshandeling waarop de akte betrekking heeft;

    • c. zich borg te stellen of anderszins in te staan voor schulden van anderen, behoudens voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van het ambt of voor persoonlijke doeleinden.

  • 3 De rechtsgeldigheid van een rechtshandeling welke is verricht in strijd met het eerste en tweede lid is niet uit dien hoofde aantastbaar.

Artikel 24

  • 1 De notaris is verplicht van zijn kantoorvermogen en van alles betreffende zijn werkzaamheden, daaronder begrepen het beheer van gelden van derden al dan niet vallend onder artikel 25, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

  • 2 Het in het vorige lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op het privé-vermogen van de notaris, daaronder mede begrepen het vermogen van een gemeenschap van goederen waarin hij is gehuwd.

  • 3 Bij verordening kunnen voorschriften worden vastgesteld ten aanzien van de wijze waarop de kantoor- en privé-administratie moeten worden ingericht, bijgehouden en bewaard.

  • 4 De notaris moet jaarlijks zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als van zijn privé-vermogen binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat betreffende de inkomensopstelling opmaken en op papier stellen en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze termijn kan op verzoek van de notaris door het Bureau op grond van bijzondere omstandigheden worden verlengd met een termijn van ten hoogste twee maanden. Tegen een weigering van het verzoek kan verzoeker beroep instellen bij de kamer van toezicht.

Artikel 25

  • 1 De notaris is verplicht bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen een of meer bijzondere rekeningen aan te houden op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd zijn voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig onder zich neemt. Gelden die aan de notaris in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op die rekening worden gestort. De bovenbedoelde financiële onderneming voegt de over de gelden gekweekte rente toe aan het saldo van de bijzondere rekening. Indien deze gelden abusievelijk op een andere rekening van de notaris zijn gestort of indien ten onrechte gelden op de bijzondere rekening zijn gestort, is de notaris verplicht deze onverwijld op de juiste rekening te storten. Hetzelfde geldt indien de gelden rechtstreeks in handen van de notaris zijn gesteld. Indien meer notarissen in een maatschap samenwerken, kan de bijzondere rekening ten name van die notarissen tezamen, de maatschap of vennootschap worden gesteld. In geval van samenwerking met beoefenaren van een ander beroep moet uit de tenaamstelling van de bijzondere rekening blijken dat de notaris deze rekening houdt. De notaris vermeldt het nummer van de bijzondere rekening op zijn briefpapier.

  • 2 De notaris is bij uitsluiting bevoegd tot het beheer en de beschikking over de bijzondere rekening. Hij kan aan een onder zijn verantwoordelijkheid werkzame persoon volmacht verlenen. Ten laste van deze rekening mag hij slechts betalingen doen in opdracht van een rechthebbende.

  • 3 Het vorderingsrecht voortvloeiende uit de bijzondere rekening behoort toe aan de gezamenlijke rechthebbenden. Het aandeel van iedere rechthebbende wordt berekend naar evenredigheid van het bedrag dat te zijnen behoeve op de bijzondere rekening is gestort. De notaris of, indien het een gezamenlijke rekening als bedoeld in het eerste lid, zesde volzin betreft, iedere notaris, is verplicht een tekort in het saldo van de bijzondere rekening terstond aan te vullen, en hij is ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.

  • 4 Een rechthebbende heeft voor zover uit de aard van zijn recht niet anders voortvloeit, te allen tijde recht op uitkering van zijn aandeel in het saldo van de bijzondere rekening. Is het saldo van de bijzondere rekening niet toereikend om aan iedere rechthebbende het bedrag van zijn aandeel uit te keren, dan mag de notaris aan de rechthebbende slechts zoveel uitkeren als in verband met de rechten van de andere rechthebbenden mogelijk is. In dat geval wordt het saldo onder de rechthebbenden verdeeld naar evenredigheid van ieders aandeel, met dien verstande dat, indien een notaris zelf rechthebbende is, hem slechts wordt toegedeeld hetgeen overblijft, nadat de andere rechthebbenden het hun toekomende hebben ontvangen.

  • 5 Er kan geen derdenbeslag worden gelegd onder de in het eerste lid bedoelde financiële onderneming op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening. Is onder de notaris derdenbeslag gelegd op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening, dan kan de notaris die overeenkomstig de artikelen 476a en 477 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaring heeft gedaan of die is veroordeeld overeenkomstig artikel 477a van dat wetboek, zonder opdracht van de rechthebbende overeenkomstig de verklaring of veroordeling betalen aan de executant.

  • 6 Rechtshandelingen verricht in strijd met de bepalingen van dit artikel zijn vernietigbaar. De vernietigingsgrond kan worden ingeroepen door iedere rechtstreeks belanghebbende. Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op gelden die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd.

  • 7 Bij verordening kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de bijzondere rekening en het beheer van de gelden, bedoeld in het eerste lid. Onze Minister kan regels vaststellen met betrekking tot de wijze van berekening en uitkering van de rente van de op de bijzondere rekening gestorte gelden.

  • 8 De notaris verstrekt, in uitzondering op zijn geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22, aan de inspecteur of de ontvanger, bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2 van de Invorderingswet 1990 dan wel artikel 1:3 van de Algemene douanewet, indien deze dit, daartoe gemachtigd door Onze Minister van Financiën, verzoekt uit hoofde van de uitoefening van een bevoegdheid op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 onderscheidenlijk de Algemene douanewet:

    • a. de namen, adressen en woonplaatsen van de personen die betrokken zijn bij betalingen naar of vanaf de bijzondere rekening in verband met een in het verzoek specifiek aangeduide transactie of handeling waaraan de notaris zijn medewerking heeft verleend, alsmede de omvang van die betalingen en de nummers van de bankrekeningen waarvan door die personen gebruik is gemaakt;

    • b. de aard van de transactie of handeling waarop een in het verzoek specifiek aangeduide betaling naar of vanaf de bijzondere rekening betrekking heeft, alsmede de namen, adressen en woonplaatsen van de personen die daarbij betrokken zijn, de omvang van de betalingen en de nummers van de bankrekeningen waarvan door die personen gebruik is gemaakt.

    Bij het verstrekken van de hiervoor genoemde gegevens wordt hun onderling verband door de notaris aangeduid.

  • 9 De notaris verstrekt, in uitzondering op zijn geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22, aan de opsporingsambtenaar, de officier van justitie of de rechter-commissaris, de gegevens met betrekking tot de bijzondere rekening die deze vordert uit hoofde van de uitoefening van een bevoegdheid op grond van het Wetboek van Strafvordering.

  • 10 Van de bepalingen van dit artikel en van de in het zevende lid bedoelde regels kan niet worden afgeweken.

Artikel 25a

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 25b

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 26

Notarissen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, die in staat van faillissement worden verklaard, surséance van betaling hebben verkregen, wegens schulden worden gegijzeld of die onder curatele worden gesteld, zijn gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, voor de duur van het faillissement, de surséance van betaling, de gijzeling of de curatele van rechtswege in de uitoefening van hun ambt geschorst. Artikel 103, zesde lid, is van toepassing.

Artikel 27

  • 1 Een notaris, die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is tot het behoorlijk verrichten van zijn werkzaamheden kan, na verhoor of behoorlijke oproeping, door de voorzitter van de kamer van toezicht voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn ambt worden geschorst. De kamer van toezicht bekrachtigt deze maatregel binnen vier weken. Op verzoek van de notaris kan de kamer van toezicht de schorsing te allen tijde opheffen. Artikel 103, zesde lid, is van toepassing.

  • 2 De notaris kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing tot schorsing of tot weigering van de opheffing van de schorsing daartegen in beroep komen bij het gerechtshof te Amsterdam. Het beroep schorst de tenuitvoerlegging van de maatregel niet. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 3 Op de behandeling van de zaak bij de kamer van toezicht en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102, 104, 105 en 107 van overeenkomstige toepassing.

  • 4 In geval van blijvende ongeschiktheid van de notaris voor de uitoefening van het ambt wordt hij, op voordracht van Onze Minister, de kamer van toezicht gehoord, bij koninklijk besluit ontslagen.

Artikel 28

In de waarneming van het notarisambt wordt voorzien:

  • a. in geval van afwezigheid of verhindering van de notaris;

  • b. wanneer de notaris niet in staat is zijn ambt uit te oefenen wegens ziekte;

  • c. in geval van schorsing in de uitoefening van zijn ambt;

  • d. in geval van ontzetting uit zijn ambt;

  • e. in geval van ontslag of vestiging buiten het arrondissement waarin zijn vestigingsplaats is gelegen;

  • f. in geval van zijn overlijden.

Artikel 29

  • 1 Een kandidaat-notaris is slechts tot waarnemer benoembaar indien hij gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van twee jaren binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan het verzoek om benoeming of de ambtshalve benoeming onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden heeft verricht of het notarisambt heeft waargenomen, dan wel als notaris gedurende die periode het notarisambt heeft vervuld, met dien verstande dat, in geval van werkzaamheid in deeltijd, deze termijnen naar evenredigheid worden verlengd. Tevens dient hij te voldoen aan de vereisten gesteld in artikel 6, eerste lid en tweede lid, onderdelen a, b, onder 1° en 2°, en c, met dien verstande dat in plaats van onderdeel b, onder 1°, geldt een stage van drie jaren, die, in geval van werkzaamheid in deeltijd naar evenredigheid wordt verlengd. In afwijking van het vorenstaande kan in de gevallen van artikel 28, onderdelen c, d en e een kandidaat-notaris slechts tot waarnemer worden benoemd indien hij een stage heeft doorlopen als bedoeld in artikel 31. Degene die reeds op grond van het tweede lid als waarnemer is benoemd behoeft in geval van benoeming als waarnemer voor een andere notaris in hetzelfde arrondissement niet opnieuw te voldoen aan het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel c. Het notarisambt kan slechts worden waargenomen door degene die de zeventigjarige leeftijd nog niet heeft bereikt.

  • 2 Op verzoek van een notaris benoemt de voorzitter van de kamer van toezicht een of meer notarissen, of kandidaat-notarissen die aan de voorwaarden van het eerste lid voldoen, en die zich daartoe bereid hebben verklaard, als vaste waarnemer teneinde de notaris in de in artikel 28, onderdelen a en b, bedoelde gevallen te vervangen. Telkens wanneer zich een geval als bedoeld in artikel 28 voordoet benoemt de voorzitter van de kamer van toezicht ambtshalve één of meer waarnemers, tenzij het een geval als bedoeld in artikel 28, onderdelen a of b, betreft en een vaste waarnemer is benoemd. In het geval van ambtshalve benoeming tot waarnemer treft hij zo nodig een regeling omtrent het honorarium. Van elke benoeming van een waarnemer en van elke intrekking van een benoeming wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de betrokkenen. Tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer van toezicht kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de brief waarbij die beslissing aan betrokkenen wordt meegedeeld beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Artikel 107, eerste tot en met derde lid, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De periode van waarneming kan niet langer zijn dan één jaar in geval van een volledige waarneming. Bij waarneming in deeltijd dient de notaris zijn ambt uit te oefenen gedurende minimaal het aantal uren per week dat bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. De kamer van toezicht kan van het bovenstaande in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

  • 4 In geval van een ambtshalve benoeming van een notaris of kandidaat-notaris als waarnemer kan de betrokkene slechts wegens gegronde redenen zijn benoeming weigeren.

  • 5 De ambtshalve benoemde waarnemer, die een notaris in de in artikel 28, onderdelen c, d, en e, bedoelde gevallen vervangt, kan in geval van afwezigheid, verhindering of ziekte worden vervangen door een andere waarnemer, die voldoet aan de in het eerste lid, tweede volzin, gestelde eisen. Het tweede lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Zolang de waarnemer bevoegd is, is de notaris onbevoegd met betrekking tot zijn eigen protocol het notarisambt uit te oefenen.

  • 7 De notaris meldt aan de kamer van toezicht en de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid, terstond de waarneming van zijn functie op grond van artikel 28 door een waarnemer als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin. In geval van een ambtshalve benoeming tot waarnemer stelt de waarnemer terstond de financiële onderneming in kennis van zijn benoeming en van de intrekking van zijn benoeming.

  • 8 De kamer van toezicht houdt een register waarin de namen van bevoegde waarnemers worden opgenomen en waarin tevens aantekening wordt gehouden van het begin en het einde van de waarnemingstermijn, de naam van de bevoegde waarnemer, de grond van de waarneming als bedoeld in artikel 28 en, indien van toepassing, op welke dagen of dagdelen de waarnemer bevoegd is. Het register ligt bij de kamer van toezicht voor een ieder ter inzage. De kamer is verplicht daaruit op hun verzoek aan belanghebbenden een gewaarmerkt afschrift tegen de kostende prijs te verstrekken.

  • 9 De notaris en elke niet-ambtshalve benoemde waarnemer zijn ieder voor de door de laatste als zodanig verrichte werkzaamheden of gepleegde verzuimen jegens derden voor het geheel aansprakelijk.

  • 10 De waarnemer gebruikt het zegel van de vervangen notaris en de door de waarnemer opgemaakte minuten behoren tot het protocol van de vervangen notaris.

  • 11 Bij verordening worden nadere voorschriften gegeven over de wijze waarop de overdracht en de overname van het protocol en de overige notariële bescheiden dienen te geschieden, alsmede de mogelijkheden van vrijstelling en ontheffing daarvan.

Artikel 29a

De notarispraktijk wordt voor rekening en risico van de vervangen notaris voortgezet:

Artikel 30

  • 1 De kandidaat-notaris die voor de eerste maal tot waarnemer wordt benoemd, legt in verband met de aanvaarding van zijn benoeming voor de rechtbank in het arrondissement waarin de vervangen notaris zijn plaats van vestiging heeft, de eed af. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De kandidaat-notaris deponeert terstond na de eedsaflegging zijn handtekening en paraaf ter griffie van de rechtbank waarbij hij de eed heeft afgelegd. Wordt een kandidaat-notaris of notaris benoemd als waarnemer voor een notaris in een ander arrondissement, dan deponeert hij binnen een week na die benoeming tevens zijn handtekening en paraaf ter griffie van de rechtbank binnen wier arrondissement de plaats van vestiging van de vervangen notaris is gelegen.

Artikel 30a

  • 1 Een gedefungeerde notaris verkrijgt, indien hij dit wenst, de hoedanigheid van kandidaat-notaris gedurende een jaar na zijn ontslag. Als hij tot waarnemer wordt benoemd is artikel 30, eerste lid, niet van toepassing. Een notaris die voor of na zijn defungeren tot vaste waarnemer is benoemd is één jaar na zijn defungeren van rechtswege uit deze functie ontslagen.

  • 2 Na de beëindiging van de notariële werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, behoudt de kandidaat-notaris, indien hij dit wenst, gedurende een jaar de hoedanigheid van kandidaat-notaris. Indien hij voor of na de beëindiging van zijn notariële werkzaamheden tot vaste waarnemer is benoemd is hij één jaar na die beëindiging van rechtswege uit deze functie ontslagen.

  • 3 Indien de gedefungeerde notaris of de gewezen kandidaat-notaris ambtshalve benoemd is tot waarnemer, behoudt hij de hoedanigheid van kandidaat-notaris gedurende één jaar na het einde van de laatste waarnemingsperiode.

  • 4 De gedefungeerde notaris, de gewezen kandidaat-notaris of de ambtshalve benoemde waarnemer die gedurende een jaar waarnemingsbevoegd wil blijven, geeft binnen een week na defungeren of de beëindiging van de notariële werkzaamheden of de waarneming, kennis aan de KNB dat hij de hoedanigheid van kandidaat-notaris wenst te verkrijgen onderscheidenlijk wenst te behouden. De KNB zendt de gedefungeerde notaris of de gewezen kandidaat-notaris een bewijs van ontvangst van de kennisgeving en doet terstond mededeling aan de kamer van toezicht in het arrondissement waarbinnen de notaris of de kandidaat-notaris gevestigd was.

Titel IIIa. De toegevoegd notaris

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel IV. De stage, de registratie van de werktijd en de beroepsopleiding van de kandidaat-notaris

Artikel 31

  • 1 Een kandidaat-notaris moet, alvorens tot notaris te kunnen worden benoemd, gedurende een stage van ten minste zes jaren werkzaam zijn geweest op één of meer notariskantoren in Nederland. In geval van werkzaamheid in deeltijd wordt die periode naar evenredigheid verlengd. De stage vangt aan op de dag van de kennisgeving, bedoeld in artikel 32, eerste lid.

  • 2 Bij verordening wordt bepaald aan welke verplichtingen de notaris en de kandidaat-notaris gedurende de stage moeten voldoen.

Artikel 32

  • 1 De kandidaat-notaris die:

    • a. werkzaamheden op een notariskantoor heeft aanvaard; of

    • b. werkzaamheden in een andere vestiging van een notariskantoor heeft aanvaard; of

    • c. meer of minder uren per week op een notariskantoor werkzaam is, geeft hiervan binnen een week nadat hij met de uitoefening van die werkzaamheden is begonnen of nadat zijn arbeidsduur is gewijzigd, kennis aan de KNB.

    Deze kennisgeving wordt door de desbetreffende notaris voor «gezien» getekend. Indien de kandidaat-notaris werkzaam is voor of deel uitmaakt van een maatschap van notarissen of van notarissen en kandidaat-notarissen kan zulks geschieden door één van die notarissen. Indien het de eerste maal is dat hij als kandidaat-notaris werkzaam is, legt hij daarbij tevens het getuigschrift van het door hem afgelegd examen dan wel een EG-verklaring over, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a.

  • 2 De kennisgeving houdt in:

    • a. datum en plaats van geboorte van de kandidaat-notaris;

    • b. de voornamen, de naam en de plaats van vestiging van de notaris te wiens kantore de kandidaat-notaris het laatst werkzaam is geweest en gedurende welk tijdvak, of de verklaring dat hij als kandidaat-notaris nog niet eerder op een notariskantoor werkzaam was;

    • c. in geval van werkzaamheid in deeltijd, het aantal uren per week dat de kandidaat-notaris op het notariskantoor werkzaam is.

  • 3 De KNB zendt de kandidaat-notaris een bewijs van ontvangst van de kennisgeving. Zij zendt tevens het door haar voor «gezien» getekende getuigschrift, indien dit aan haar is overgelegd, aan de kandidaat-notaris terug.

  • 4 De KNB doet terstond na ontvangst van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, mededeling aan de kamer van toezicht in het arrondissement waarbinnen de notaris zijn plaats van vestiging heeft.

  • 5 Binnen een week nadat de kandidaat-notaris zijn werkzaamheden op het notariskantoor heeft beëindigd, geeft de notaris hiervan schriftelijk kennis aan de KNB. De KNB doet na ontvangst van deze kennisgeving terstond mededeling aan de kamer van toezicht in het arrondissement waarbinnen de notaris zijn plaats van vestiging heeft.

  • 6 Op verzoek geeft de KNB aan de kandidaat-notaris een verklaring af ter bevestiging dat hij de in artikel 31 bedoelde stage heeft doorlopen.

  • 7 Tegen een weigering tot afgifte van een verklaring als bedoeld in het zesde lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de kamer van toezicht.

Artikel 33

  • 1 De KNB draagt zorg voor een opleiding voor kandidaat-notarissen gedurende de stage, aan het eind waarvan een examen wordt afgenomen. De opleiding duurt ten hoogste drie jaren en neemt ten minste twee maal per jaar een aanvang.

  • 2 Over de volgende onderwerpen betreffende de opleiding worden bij verordening nadere regels vastgesteld:

    • a. de aanvangsdata van de opleiding en de onderwerpen waarop zij betrekking heeft;

    • b. de inhoud van het examen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de personen die bevoegd zijn het examen af te nemen;

    • c. de voorwaarden voor de toelating tot het afleggen van het examen;

    • d. de voorwaarden voor het verkrijgen van vrijstelling voor bepaalde onderdelen van het examen;

    • e. de hoogte van de cursus- en examengelden en te wiens laste deze komen.

Artikel 34

  • 1 Er is een commissie van toezicht die tot taak heeft toezicht te houden op de opleiding voor de kandidaat-notarissen en op het examen. De commissie bestaat uit vijf leden. Drie leden, waaronder de voorzitter, worden benoemd door Onze Minister, de andere leden door de KNB. De commissie is gevestigd ten kantore van de KNB.

  • 2 Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de zittingsduur en het aftreden van de leden en de voorzitter, alsmede betreffende de werkzaamheid, de vergaderingen, de besluitvorming en andere onderwerpen die voor het functioneren van de commissie van toezicht van belang zijn.

Artikel 36

De commissie van toezicht brengt elk jaar aan Onze Minister en aan het bestuur van de KNB verslag uit over haar werkzaamheden. Dit verslag wordt door de KNB algemeen verkrijgbaar gesteld.

Titel V. De akten, minuten, grossen en afschriften

Artikel 37

  • 1 Notariële akten kunnen zijn partij-akten of proces-verbaal-akten. Partij-akten bevatten waarnemingen van de notaris, verklaringen van partijen en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen. Proces-verbaal-akten bevatten slechts waarnemingen van de notaris en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen.

  • 2 Partij-akten komen tot stand door ondertekening van de akte door de partijen, de notaris en de eventuele getuigen. Proces-verbaal-akten komen tot stand door ondertekening van de akte door de notaris en de eventuele getuigen.

  • 3 Is een proces-verbaal-akte ten bewijze van instemming medeondertekend door een of meer bij de inhoud belanghebbende personen, dan geldt die akte te hunnen opzichte tevens als partij-akte voor wat betreft de bewijskracht van de daarin vermelde waarnemingen van de notaris.

Artikel 38

  • 1 De notaris is verplicht de voor hem verleden akten in zijn protocol op te nemen.

  • 2 Van deze verplichting is uitgezonderd de akte van volmachtverlening waarin uitdrukkelijk is vermeld dat zij aan de volmachtgever zal worden uitgegeven. In dat geval neemt de notaris een afschrift van de akte in zijn protocol op.

  • 3 In een akte van volmacht waarin uitdrukkelijk is vermeld dat zij aan de volmachtgever zal worden uitgegeven mogen de persoonlijke gegevens van de gevolmachtigde oningevuld worden gelaten. Hiervoor mogen niet meer dan vier regels worden opengelaten.

  • 4 In het geval dat een akte aan de volmachtgever is uitgegeven, wordt aan het vereiste van artikel 3 van de Registratiewet 1970 voldaan door de aanbieding ter registratie van een afschrift van de akte.

  • 5 De notaris is verplicht binnen een maand na afloop van het kalenderjaar aan het bestuur van de KNB opgave te doen van het aantal in dat jaar gepasseerde akten.

Artikel 39

  • 1 De bij het verlijden van de akte verschijnende personen en getuigen moeten aan de notaris bekend zijn. Hij stelt de identiteit van de personen die de eerste maal voor hem verschijnen vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en vermeldt de aard en het nummer daarvan in de akte. Indien onder de verantwoordelijkheid van de notaris werkzame personen als gevolmachtigden of getuigen optreden, is de tweede volzin niet van toepassing. Indien de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden niet bij het verlijden van de akte verschijnen, wordt in de aan de akte te hechten volmacht, dan wel indien krachtens mondelinge volmacht wordt gehandeld in de akte, de aard en het nummer van het in de tweede volzin bedoelde document van de volmachtgever vermeld.

  • 2 De notaris kan in alle gevallen de tegenwoordigheid van twee getuigen verlangen indien hij dit wenselijk acht.

  • 3 De getuigen moeten meerderjarig zijn en hun woonplaats hebben in Nederland. Zij moeten de taal verstaan waarin de akte is opgesteld, of die waarin de akte van bewaargeving is geschreven.

  • 4 Geen getuigen kunnen zijn:

    • a. de echtgenoot en de bloed- en aanverwanten van de notaris of de partijen bij de akte tot en met de derde graad;

    • b. de vervangen notaris en diens echtgenoot, indien de akte wordt verleden door een waarnemer.

  • 5 In geval van niet-naleving van enige bepaling van dit artikel, met uitzondering van het eerste lid, tweede en vierde volzin, mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.

Artikel 40

  • 1 De akte vermeldt in ieder geval de naam, de voornamen en de plaats van vestiging van de notaris voor wie de akte wordt verleden en, in geval van waarneming, behalve de vorengenoemde gegevens van de waarnemer, met uitzondering van de plaats van vestiging, ook die van de notaris tot wiens protocol de akte behoort.

  • 2 De akte vermeldt bovendien:

    • a. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden;

    • b. rechtsvorm, naam en woonplaats met adres van de rechtspersonen die blijkens de akte daarbij als partij optreden;

    • c. ten aanzien van natuurlijke en rechtspersonen die blijkens de akte voormelde partijen vertegenwoordigen: de in de onderdelen a en b bedoelde gegevens, met uitzondering van de burgerlijke staat, alsmede de grond van hun bevoegdheid, met dien verstande dat voor natuurlijke personen die een kantoor houden of werkzaam zijn op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen in plaats van de woonplaats met adres ook het kantooradres vermeld kan worden;

    • d. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats van iedere getuige, indien de akte in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden;

    • e. de plaats, het jaar, de maand en de dag, waarop de akte is verleden;

    • f. in geval van toepassing van artikel 42, eerste lid, naam, voornamen, geboortedatum en -plaats en woonplaats van de tolk-vertaler.

    Indien opgave van één of meer van deze gegevens niet mogelijk is, worden de redenen daarvan vermeld.

  • 3 Indien de vermelding van het tijdstip van de ondertekening van de akte door de notaris, in verband met de inschrijving in de openbare registers of om andere reden van belang kan zijn, wordt ook dit tijdstip vermeld.

  • 4 Indien de akte de plaats, het jaar, de maand of de dag niet vermeldt, mist zij authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.

Artikel 41

  • 1 De tekst van een akte voldoet aan de volgende eisen:

    • a. zij moet goed leesbaar zijn en mag geen afkortingen bevatten;

    • b. zij moet zoveel mogelijk ononderbroken doorlopen;

    • c. ruimten die zijn opengebleven en onbeschreven vakken moeten vóór de ondertekening voor beschrijving onbruikbaar worden gemaakt;

    • d. getallen ter bepaling van het aantal of de grootte van zaken, alsmede tijdsaanduidingen moeten in schrijfletters worden uitgedrukt; zij kunnen tevens in cijfers worden herhaald of voorafgesteld.

  • 2 De inhoud van de akte wordt duurzaam op deugdelijk materiaal gesteld. Bij verordening kunnen regels worden gesteld omtrent dit materiaal en omtrent de wijze waarop de tekst van de akte daarop wordt gesteld, onverminderd het te dien aanzien op grond van artikel 21, eerste lid, van de Archiefwet 1995 bepaalde.

Artikel 42

  • 1 De akte wordt verleden in de Nederlandse taal. Indien partijen zulks verlangen, wordt de akte verleden in een vreemde of de Friese taal, mits de notaris die taal voldoende verstaat, tenzij de wet anders bepaalt. Indien een verschijnende partij de taal van de akte niet voldoende verstaat, verschijnt mede een tolk, die zo mogelijk ook beëdigd vertaler is, die de zakelijke inhoud van de akte vertaalt. De akte wordt dan mede door hem ondertekend. Van zijn bijstand wordt in het slot van de akte melding gemaakt.

  • 2 De akte kan in meer dan één taal worden verleden. In dat geval wordt de tekst in de ene taal gevolgd door de tekst in een andere taal. Deze bepaling is ook van toepassing indien de akte wordt verleden in de Nederlandse en de Friese taal, of de Friese taal één van de talen is waarin de akte is verleden.

Artikel 43

  • 1 De partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen krijgen tijdig tevoren de gelegenheid om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Alvorens tot het verlijden van een akte over te gaan, doet de notaris aan de verschijnende personen mededeling van de zakelijke inhoud daarvan en geeft daarop een toelichting. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor partijen of één of meer hunner uit de inhoud van de akte voortvloeien. Indien het niet betreft een akte als bedoeld in het tweede lid en de verschijnende personen verklaren van de inhoud van de akte kennis te hebben genomen en met beperkte voorlezing in te stemmen, leest de notaris hun in elk geval de volgende gedeelten van de akte voor:

    • a. de voornamen, de naam en de plaats van vestiging van de notaris en de datum en de plaats van het verlijden van de akte;

    • b. de gegevens van de verschijnende personen en van de partijen;

    • c. het slot.

  • 2 Van akten die in tegenwoordigheid van getuigen worden verleden, leest de notaris steeds de volledige tekst voor. Hij voldoet dan eveneens in het bijzijn van getuigen aan de in de tweede en derde zin van het eerste lid genoemde informatieplicht.

  • 3 De beschreven bladzijden van de akte worden doorlopend genummerd. Voor zover op een blad niet de ondertekening voorkomt als bedoeld in het vierde lid of de bladen niet reeds met toepassing van artikel 45, eerste lid, onderdeel d, van een paraaf zijn voorzien, worden zij door de notaris van een paraaf voorzien.

  • 4 De akte wordt door ieder der verschijnende personen onmiddellijk na voorlezing ondertekend. Onmiddellijk daarna ondertekent de notaris de akte. Indien een persoon verklaart niet te kunnen ondertekenen zal van deze verklaring, alsmede de reden van verhindering, melding worden gemaakt. Een akte die in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden, wordt door de getuigen en de notaris onmiddellijk na voorlezing ondertekend. Betreft het een akte als bedoeld in artikel 40, derde lid, dan neemt de notaris, voordat hij tot ondertekening overgaat, het uur en de minuut van die ondertekening in de akte op.

  • 5 Van de mededeling van de zakelijke inhoud en de toelichting daarop overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, van de beperkte of volledige voorlezing overeenkomstig het eerste of het tweede lid, alsmede van de ondertekening overeenkomstig het vierde lid wordt in het slot van de akte melding gemaakt.

  • 6 In geval van niet-naleving van de voorschriften van de eerste volzin van het tweede lid en de eerste tot en met vierde volzin van het vierde lid mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.

Artikel 44

  • 1 De volmachten waaraan de verschijnende personen hun bevoegdheid ontlenen en die niet behoren tot het protocol van een Nederlandse notaris worden aan de akte gehecht.

  • 2 Indien krachtens een mondelinge volmacht wordt gehandeld, wordt zulks in de akte vermeld met de verklaring van de notaris, dat hem van het bestaan van de volmacht genoegzaam is gebleken.

  • 3 Indien de notaris de in het tweede lid bedoelde verklaring niet kan geven, wordt een schriftelijke volmacht overgelegd.

Artikel 45

  • 1 Voordat de notaris de akte ondertekent, mag hij wijzigingen in de tekst aanbrengen met inachtneming van de volgende voorschriften:

    • a. doorhalingen geschieden op zodanige wijze dat de oorspronkelijke tekst leesbaar blijft;

    • b. de gewijzigde tekst wordt aangebracht in de kant van de desbetreffende bladzijde of vóór het slot van de akte;

    • c. de wijziging moet worden goedgekeurd en de goedkeuring vermeldt het aantal doorgehaalde of bijgevoegde woorden, letters, cijfers, leestekens en symbolen;

    • d. indien de goedkeuring geschiedt in de kant van de bladzijde, moet zij worden gewaarmerkt met een paraaf door allen die de akte ondertekenen.

  • 2 De notaris is bevoegd kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen in de tekst van een akte ook na het verlijden daarvan te verbeteren. Hij maakt van deze verbeteringen proces-verbaal op en stelt op de oorspronkelijke akte een aantekening daarvan, onder vermelding van datum en repertoriumnummer van dit proces-verbaal. Hij zendt een afschrift van het proces-verbaal aan partijen.

Artikel 45a

  • 2 De notaris zendt een afschrift van de bijhoudingsverklaring, bedoeld in het eerste lid, aan partijen, nadat hij op de oorspronkelijke akte een aantekening heeft gesteld van het opmaken van die bijhoudingsverklaring onder vermelding van de datum ervan.

Artikel 46

De notaris neemt bij de vermelding ingevolge artikel 89, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van de titel van overdracht in de akte van levering steeds ook op een vermelding van de geldelijke tegenprestatie, ook al is deze voor de overdracht zonder belang. Wordt met het oog op de inschrijving een uittreksel afgegeven, dan neemt de notaris deze vermelding ook daarin op.

Artikel 47

Na de dood van de erflater moet de notaris een onderhandse uiterste wil die hem gesloten is ter hand gesteld, aanbieden aan de kantonrechter van het sterfhuis. De kantonrechter zal de uiterste wil openen en proces-verbaal opmaken van de aanbieding en de opening van de uiterste wil, alsmede van de staat waarin deze zich bevindt, en dit stuk daarna aan de notaris die de aanbieding heeft gedaan, teruggeven.

Artikel 48

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 21, tweede lid, kan de notaris zijn dienst weigeren indien de verzoeker niet aannemelijk kan maken dat hij bij opneming van het aangeboden stuk in het protocol een redelijk belang heeft.

Artikel 49

  • 1 Voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald, geeft de notaris van de tot zijn protocol behorende notariële akten:

    • a. afschriften, uittreksels en grossen uit aan partijen bij de akte en aan degenen die een recht ontlenen aan de akte indien de gehele inhoud van de akte van rechtstreeks belang is voor dat recht;

    • b. al dan niet in executoriale vorm uitgegeven uittreksels uit aan degenen die aan een deel van de inhoud van de akte een recht ontlenen, doch alleen voor wat betreft dat gedeelte van de akte dat rechtstreeks van belang is voor dat recht;

    • c. afschriften, uittreksels en grossen uit aan de rechtverkrijgenden onder algemene titel van de onder a en b genoemde partij of rechthebbende.

    Het uittreksel moet woordelijk gelijkluidend zijn met de overgenomen gedeelten van de akte. Het moet het hoofd en het slot van de akte vermelden en tot slot hebben de woorden: Uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel.

  • 2 Onder degene die een recht ontleent aan de inhoud van de akte als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, wordt mede begrepen degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren, doch slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking.

  • 3 Van de niet tot zijn protocol behorende akten en stukken mag de notaris afschriften en uittreksels uitgeven aan degenen die over de akte of het stuk beschikken.

  • 4 Degene die op grond van dit artikel recht heeft op een afschrift, uittreksel of grosse, kan ook inzage in de akte of het desbetreffende gedeelte van de akte verlangen.

Artikel 49a

De erflater kan bij uiterste wilsbeschikking bepalen dat de in artikel 49, eerste lid, bedoelde afschriften, uittreksels en grossen van zijn uiterste wil niet mogen worden uitgegeven noch inzage in zijn uiterste wil mag worden verleend, voor zijn lijk is begraven of verbrand, met dien verstande dat zodanig uitstel niet meer mag bedragen dan vijf dagen na het overlijden van de erflater.

Artikel 49b

  • 1 De notaris geeft van tot zijn protocol behorende verklaringen van erfrecht desverlangd afschriften uit aan degenen die daarbij belang hebben in verband met een rechtsverhouding waarin zij tot de erflater stonden. Eveneens geeft de notaris van tot zijn protocol behorende notariële akten, houdende uiterste wilsbeschikkingen, desverlangd uittreksels uit aan personen als bedoeld in de eerste zin, doch alleen voor wat betreft dat gedeelte van de akte dat betrekking heeft op feiten als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 50

  • 1 De notaris kan aan iedere partij bij een akte daarvan een grosse afgeven. Deze moet tot hoofd hebben de woorden: In naam des Konings, en tot slot: Uitgegeven voor eerste grosse. Van elke afgifte van een grosse stelt de notaris op de akte een gewaarmerkte aantekening, behelzende de dag van de afgifte, de rang van de grosse en de aanduiding van de partij, aan welke zij werd uitgereikt. De notaris geeft desverlangd een tweede of verdere grosse af aan iedere partij bij de akte, dan wel aan hun rechtverkrijgenden onder algemene titel.

  • 2 Uittreksels mogen slechts als grossen worden uitgegeven van:

    • a. akten van verdeling van gemeenschappen;

    • b. processen-verbaal van openbare verkopingen, verhuringen, verpachtingen en aanbestedingen;

    • c. testamenten.

Artikel 51

  • 1 Het zegel van de notaris bevat het koninklijk wapen en in het randschrift de hoedanigheid van notaris, de eerste letters van zijn voornamen, zijn naam en zijn plaats van vestiging. Het zegel wordt aangebracht op alle door hem uit te geven akten en af te geven grossen, afschriften en uittreksels, verklaringen van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, legalisaties en andere verklaringen die door de notaris als zodanig worden afgegeven. Met het zegel worden stukken aan akten gehecht. Het zegel wordt tevens gebezigd bij de handeling, bedoeld in artikel 658 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en andere verzegelingen die de notaris als zodanig verricht.

  • 2 De notaris moet ervoor zorgen dat van het zegel geen misbruik kan worden gemaakt.

Artikel 52

  • 1 De notaris maakt proces-verbaal op van iedere voor hem plaats hebbende eedsaflegging die niet reeds onderdeel uitmaakt van een akte.

  • 2 Legalisatie van een handtekening door de notaris houdt in dat hij op het aangeboden stuk of op een daaraan aangehecht stuk een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring stelt waarin hij de echtheid van de handtekening bevestigt.

  • 3 De handtekening van de notaris wordt overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid desverlangd gelegaliseerd door de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van vestiging van de notaris is gelegen.

Artikel 53

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de gegevens en verklaringen welke in grossen, afschriften en uittreksels van akten dienen te worden opgenomen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop elektronische afschriften en elektronische uittreksels van akten worden vervaardigd.

Titel VI. De kosten van de ambtelijke werkzaamheden

Artikel 54

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden voor het verrichten van ambtelijke werkzaamheden tarieven dan wel regels vastgesteld ter bepaling van het honorarium dat de notaris de cliënt in rekening brengt, voor zover zulks kennelijk noodzakelijk is om de continuïteit van een toegankelijke notariële dienstverlening te waarborgen.

Artikel 55

  • 1 De notaris is verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.

  • 2 Indien over de in het eerste lid bedoelde rekening geschil ontstaat, kan de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring, bedoeld in artikel 82, eerste lid, in het arrondissement waar de notaris gevestigd is, een beslissing vragen. Indien de voorzitter of andere leden van het bestuur van de ring bij het geschil betrokken zijn, wijst de voorzitter van de KNB op verzoek van één van de partijen een voorzitter van het bestuur van een andere ring aan om een beslissing te nemen. De voorzitter kan de partijen oproepen voor overleg en nadere inlichtingen en overlegging van stukken verlangen die voor zijn beslissing van belang kunnen zijn.

Artikel 56

  • 2 Het eerste lid is van toepassing op werkzaamheden met betrekking tot:

    • a. notariële akten houdende testament, huwelijkse voorwaarden, partnerschapsvoorwaarden, samenlevingsovereenkomst en voogdijbenoeming;

    • b. notariële akten van scheiding van onverdeeldheden indien uit de onverdeeldheid de kosten van de notaris niet kunnen worden voldaan;

    • c. verklaringen van erfrecht indien het saldo van de boedel minder bedraagt dan het in artikel 34, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand genoemde bedrag voor het vermogen van een alleenstaande.

  • 4 Voor degenen op wie de eerste drie leden niet van toepassing zijn geldt voor de daarin bedoelde ambtelijke werkzaamheden een tarief waarvan het maximum bedraagt vier maal het in het eerste lid bedoelde bedrag. Dit laatste maximum geldt niet indien het eigen vermogen van een partij bij de akte of van partijen tezamen meer bedraagt dan € 226 890. Dit bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voorzover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van het in het vierde lid bedoelde eigen vermogen wordt bepaald.

Titel VII. De notariële archieven

Artikel 57

  • 1 Er zijn één of meer door Onze Minister aan te wijzen algemene bewaarplaatsen van protocollen.

  • 2 Het bestuur van de KNB benoemt uit de notarissen die in het arrondissement waarbinnen zich de algemene bewaarplaats bevindt hun plaats van vestiging hebben een bewaarder en een plaatsvervangend bewaarder. Deze benoemingen geschieden voor de tijd van vijf jaar en kunnen telkens met dezelfde termijn worden verlengd.

  • 3 De bewaarder en de plaatsvervangend bewaarder hebben ten aanzien van de zich in de algemene bewaarplaats bevindende protocollen dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als een notaris.

  • 5 Bij verordening kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taken en bevoegdheden van de bewaarder en plaatsvervangend bewaarder.

Artikel 58

  • 1 Een notaris die het protocol van zijn voorganger heeft overgenomen, brengt binnen drie maanden daarna de minuten, afschriften, bedoeld in artikel 38, tweede lid, registers en repertoria en zo mogelijk de kaartsystemen, die op de eerste dag van de maand januari van het jaar van overneming ouder waren dan dertig jaar, over naar de algemene bewaarplaats.

  • 2 De notaris is bevoegd om het gedeelte van de onder hem berustende protocollen dat ouder is dan twintig jaar over te brengen naar de algemene bewaarplaats.

  • 3 Onze Minister kan nadere regels stellen over de overbrenging van de in het eerste en tweede lid bedoelde protocollen naar de algemene bewaarplaatsen.

Artikel 59

  • 1 In afwijking van artikel 12 van de Archiefwet 1995 geldt dat de protocollen die ouder zijn dan vijfenzeventig jaar, met uitzondering van de akten betreffende uiterste willen, en die in een algemene bewaarplaats berusten, binnen een tijdvak van tien jaar naar de bij of krachtens die wet voor de bewaring daarvan aangewezen rijksarchiefbewaarplaats worden overgebracht. Akten betreffende uiterste willen die ouder zijn dan honderd jaar worden binnen een tijdvak van tien jaar naar de rijksarchiefbewaarplaats overgebracht.

  • 2 Onze Minister en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn gezamenlijk bevoegd over de overbrenging van protocollen uit algemene bewaarplaatsen naar de in die wet bedoelde rijksarchiefbewaarplaatsen nadere regels te stellen.

Titel VIII. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

Afdeling 1. De organisatie van de KNB

Artikel 60

De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Alle in Nederland gevestigde notarissen en de kandidaat-notarissen zijn leden van de KNB. De KNB is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 61

  • 1 De KNB heeft tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden en van hun vakbekwaamheid. Haar taak omvat mede de zorg voor de eer en het aanzien van het notarisambt.

  • 2 Bij verordening worden beroeps- en gedragsregels van de leden van de KNB vastgesteld. Tevens kunnen bij verordening regels worden gesteld betreffende de bevordering van de vakbekwaamheid van de leden en de kwaliteit van de beroepsuitoefening.

Artikel 61a

  • 1 De KNB is verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwaliteitstoetsen bij haar leden, die worden verricht door deskundigen die zijn aangewezen door het bestuur van de KNB.

  • 3 Ten behoeve van het verrichten van de kwaliteitstoetsen door de aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

  • 4 Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende het verrichten van de kwaliteitstoetsen.

Artikel 62

De KNB heeft een bestuur, een ledenraad, een algemene ledenvergadering alsmede afdelingen in elk arrondissement, ringen genaamd.

Artikel 63

De KNB houdt een bureau in stand, dat het bestuur bijstaat in de uitoefening van zijn taken.

Afdeling 2. Het bestuur van de KNB

Artikel 64

  • 1 Het bestuur is belast met de algemene leiding van de KNB en met de uitoefening van aan haar bij of krachtens deze wet of andere wetten opgedragen taken, alsmede met het beheer en de beschikking over haar vermogen. Het geeft voorts algemene leiding aan het bureau van de KNB en regelt zijn werkzaamheid.

  • 2 Het bestuur wordt bijgestaan door een aantal secretarissen, waaronder de directie van het bureau. Zij worden aangesteld op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De directie van het bureau is belast met de coördinatie van hun werkzaamheden en met de leiding van de dagelijkse gang van zaken van het bureau.

  • 3 Het bestuur kan nadere regelen stellen betreffende zijn werkwijze en die van het bureau.

  • 4 Het bestuur stelt jaarlijks een verslag op over zijn werkzaamheden ten behoeve van de algemene ledenvergadering en zendt dit om advies aan de ledenraad. Het brengt het verslag ter kennis van Onze Minister.

  • 5 Het bestuur stelt jaarlijks een verantwoording op van zijn financieel beleid alsmede een begroting voor het komende boekjaar, met toelichting, en zendt deze stukken om advies aan de ledenraad.

Artikel 65

  • 1 Het bestuur bestaat uit een oneven aantal van ten minste zeven leden. De samenstelling van het bestuur geschiedt zoveel mogelijk op grondslag van gelijkheid in aantal van zijn leden-notarissen en zijn leden-kandidaat-notarissen.

  • 2 De leden worden benoemd voor een termijn van drie jaren en kunnen na aftreden terstond voor eenzelfde termijn eenmaal worden herbenoemd.

  • 3 Het bestuur vertegenwoordigt de KNB. Daartoe zijn ook gezamenlijk bevoegd de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en een van de andere leden van het bestuur.

Artikel 66

De voorzitter van het bestuur van de KNB is in die hoedanigheid belast met de leiding van de vergadering van de algemene ledenvergadering.

Afdeling 3. De ledenraad

Artikel 67

  • 1 De ledenraad bestaat uit de voorzitters van de ringbesturen, alsmede een lid uit elke ring, met dien verstande dat voor elke ring één notaris en één kandidaat-notaris in de ledenraad zitting hebben. Ieder lid heeft een plaatsvervanger. De plaatsvervangers van de voorzitters zijn de plaatsvervangend voorzitters van de ringbesturen.

  • 2 De leden en hun plaatsvervangers worden door de desbetreffende ringvergadering gekozen voor een termijn van drie jaren en zij zijn slechts eenmaal voor eenzelfde termijn herkiesbaar.

  • 3 De ledenraad wijst per 1 oktober van elk jaar uit de voorzitters van de ringbesturen voor de periode van één jaar de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de ledenraad aan. Deze kunnen zich bij de vervulling van hun taak doen bijstaan door secretarissen van het bureau van de KNB.

Artikel 68

De ledenraad heeft de zorg voor de vaststelling van het algemene beleid van de KNB en treedt daartoe zonodig in overleg met het bestuur. Het bestuur stelt de ledenraad desgevraagd of eigener beweging in kennis van alle gegevens die voor het algemeen beleid van de KNB van belang kunnen zijn, in het bijzonder gegevens betreffende zaken die het bestuur in uitvoering of behandeling heeft of die het in voorbereiding of onderzoek heeft genomen. De ledenraad is bevoegd het bestuur te allen tijde inlichtingen te vragen of onderzoek op te dragen betreffende onderwerpen die voor de bepaling van het beleid der KNB van belang kunnen zijn. De ledenraad brengt het bestuur regelmatig op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot de zaken der KNB in de ringen.

Artikel 69

De ledenraad is belast met het vaststellen van verordeningen van de KNB.

Artikel 70

De ledenraad overlegt met het bestuur over de voorstellen van verordeningen van de KNB, na daarover het advies van de ringbesturen te hebben ingewonnen.

Artikel 71

  • 1 De ledenraad benoemt het bestuur van de KNB en kan, met inachtneming van artikel 65, het aantal der leden daarvan bepalen. De ledenraad benoemt de voorzitter en zijn plaatsvervanger uit de leden van het bestuur voor een termijn van twee jaren.

  • 2 Het lidmaatschap van het bestuur is niet verenigbaar met het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van de ledenraad, het bestuur van een ring en een kamer van toezicht.

  • 3 De ledenraad kan nadere regels vaststellen betreffende de benoeming en het aftreden van de leden van het bestuur.

Artikel 72

De ledenraad oefent toezicht uit op het bestuur en hij kan de leden daarvan in hun functie schorsen of ontslaan, indien hij het vertrouwen in hun wijze van taakvervulling heeft verloren of wegens andere gegronde redenen.

Artikel 73

De ledenraad brengt aan de jaarlijkse algemene ledenvergadering advies uit over het verslag van de werkzaamheden van het bestuur alsmede over de verantwoording van het financieel beleid, de ontwerp-begroting van de KNB voor het komende jaar en de daarbij behorende toelichtingen, na deze stukken te hebben onderzocht.

Artikel 74

De leden van de ledenraad kunnen door de ringvergadering die hen heeft benoemd worden geschorst of ontslagen, indien zij het vertrouwen in hun wijze van taakvervulling heeft verloren of wegens andere gegronde redenen.

Artikel 75

Het bestuur van de KNB roept de ledenraad tenminste een maal per jaar bijeen om te beraadslagen over de in artikel 73 bedoelde stukken. Andere vergaderingen worden bijeen geroepen zo dikwijls als het bestuur zulks nodig acht en voorts indien ten minste zes leden van de raad het bestuur schriftelijk daarom verzoeken, met opgave van de te behandelen onderwerpen.

Artikel 76

De vergaderingen van de ledenraad zijn openbaar. Er wordt met gesloten deuren vergaderd indien de voorzitter, de aard van het te behandelen onderwerp in aanmerking genomen, zulks nodig oordeelt of indien ten minste acht leden van de raad daarom verzoeken. De leden van het bestuur van de KNB, de directeur van het bureau van de KNB en de secretarissen kunnen de besloten vergaderingen bijwonen, tenzij de ledenraad anders beslist. Over de toelating van andere personen beslist de ledenraad. Van de besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de ledenraad anders beslist.

Artikel 77

Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de benoeming en het aftreden van de leden, en voorts betreffende zijn werkzaamheid, de wijze van vergaderen, de besluitvorming en de wijze waarop in de vergadering wordt gestemd, alsmede de wijze waarop aan de leden van de KNB kennis wordt gegeven van zijn besluiten.

Afdeling 4. De algemene ledenvergadering

Artikel 78

Het bestuur van de KNB roept jaarlijks een algemene ledenvergadering bijeen. Buitengewone ledenvergaderingen worden bijeengeroepen zo dikwijls het bestuur zulks nodig acht en voorts indien de ledenraad of tenminste vijftig leden van de KNB het bestuur schriftelijk daarom verzoeken met opgave van de te behandelen onderwerpen.

Artikel 79

De vergadering van de algemene ledenvergadering is openbaar. Er wordt met gesloten deuren vergaderd indien de voorzitter, de aard van het te behandelen onderwerp in aanmerking genomen, zulks nodig oordeelt of indien tenminste dertig aanwezige leden daarom verzoeken. De leden van het bestuur, de directeur van het bureau van de KNB en de secretarissen wonen de besloten vergadering bij, tenzij de vergadering anders beslist. Over de toelating van andere personen beslist de vergadering. Van de besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de vergadering anders beslist.

Artikel 80

De algemene ledenvergadering beraadslaagt en beslist zonodig over het verslag van de werkzaamheden van het bestuur van de KNB, alsmede over de financiële verantwoording, het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 88, tweede lid, de ontwerp-begroting voor het komende jaar en de daarbij behorende toelichtingen alsmede de over deze stukken door de ledenraad uitgebrachte adviezen.

Artikel 81

Op voorstel van het bestuur van de KNB stelt de algemene ledenvergadering nadere regels vast betreffende haar werkwijze, de wijze van vergaderen, de besluitvorming en de wijze waarop in de vergaderingen worden gestemd, de wijze waarop te behandelen stukken of onderwerpen ter kennis worden gebracht van de leden, alsmede de wijze waarop haar besluiten aan de leden van de KNB ter kennis worden gebracht.

Afdeling 5. De ringen

Artikel 82

  • 1 Leden van elke ring zijn de in dat arrondissement gevestigde en werkzame notarissen en kandidaat-notarissen. De ring is gevestigd in de hoofdplaats van het arrondissement. De ring wordt aangeduid met vermelding van de hoofdplaats van het arrondissement of de naam van de provincie.

  • 2 De ringen kunnen door het bestuur van de KNB worden belast met de uitvoering van de in artikel 61, eerste lid, omschreven taken in het arrondissement.

  • 3 De ring heeft een bestuur en een ringvergadering. De ring is een rechtspersoon.

Artikel 83

Het bestuur van de ring is belast met de leiding van de ring alsmede met het beheer en de beschikking over zijn vermogen. Het brengt aan de ledenraad advies uit over de voorstellen voor verordeningen van de KNB. Het kan regels stellen betreffende zijn taakvervulling.

Artikel 84

  • 1 Het bestuur van de ring bestaat uit een oneven aantal van ten minste drie leden van de ring. De samenstelling van het bestuur geschiedt zoveel mogelijk op grondslag van gelijkheid in aantal van zijn leden-notarissen en zijn leden kandidaat-notarissen.

  • 2 De leden en hun eventuele plaatsvervangers worden benoemd voor een termijn van drie jaren en kunnen na aftreden terstond voor eenzelfde termijn eenmaal worden herbenoemd.

  • 3 Het bestuur vertegenwoordigt de ring. Daartoe zijn ook gezamenlijk bevoegd de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en een van de andere leden van het ringbestuur.

Artikel 85

De ringvergadering benoemt het bestuur van de ring en kan, met inachtneming van artikel 84, eerste lid, het aantal der leden daarvan bepalen. De ringvergadering benoemt telkens voor ten hoogste drie jaren een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter uit de leden van het bestuur van de ring.

Artikel 86

Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de werkzaamheid, de besluitvorming en wijze van vergaderen van de ringen, de wijze waarop in de vergadering wordt gestemd, alsmede de wijze waarop aan de leden van de ring kennis wordt gegeven van haar besluiten.

Afdeling 6. De geldmiddelen van de KNB

Artikel 87

De KNB draagt alle kosten die uit de uitvoering van de haar door deze wet opgedragen taken voortvloeien. Ter dekking van deze kosten kan zij van de leden jaarlijks bijdragen heffen. De algemene ledenvergadering stelt, op voorstel van het bestuur, de hoogte van de bijdragen voor het boekjaar vast. Het bedrag daarvan kan voor verschillende categorieën van leden verschillend zijn.

Artikel 88

  • 1 Het boekjaar van de KNB wordt vastgesteld door het bestuur.

  • 2 Het bestuur wijst telkens voor elk boekjaar een accountant aan die is belast met de controle op de financiële verantwoording, bestaande uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting. Deze brengt binnen drie maanden na afloop van het boekjaar daarover verslag uit aan het bestuur.

  • 3 Binnen acht maanden na de afloop van het boekjaar legt het bestuur de financiële verantwoording met het daarover door de accountant uitgebrachte verslag, alsmede de begroting voor het komende boekjaar met een toelichting aan de ledenraad over. De ledenraad brengt na onderzoek van deze stukken daarover verslag uit aan de algemene ledenvergadering.

  • 4 De vaststelling van de financiële verantwoording door de algemene ledenvergadering houdt tevens in décharge van het bestuur terzake.

Afdeling 7. De verordeningen en andere besluiten van de KNB

Artikel 89

  • 1 Verordeningen worden slechts vastgesteld met betrekking tot onderwerpen waarvan deze wet regeling of nadere regeling bij verordening voorschrijft.

  • 2 Verordeningen bevatten geen verplichtingen of voorschriften die niet strikt noodzakelijk zijn voor verwezenlijking van het doel dat met de verordening wordt beoogd en beperken niet onnodig de marktwerking.

  • 3 Voorstellen van verordeningen worden aan de ledenraad gedaan door het bestuur of door ten minste vijf leden van de ledenraad. Alvorens een ontwerp-verordening bij de ledenraad in te dienen kan het bestuur de kamers van toezicht uitnodigen hun oordeel kenbaar te maken. Over het ontwerp van de verordening, bedoeld in artikel 24, derde lid, wint het bestuur van de KNB het advies in van het Bureau.

  • 4 De verordeningen van de KNB zijn slechts verbindend voor haar leden en haar organen.

  • 5 Een verordening kan aan het bestuur van de KNB de bevoegdheid toekennen tot het geven van nadere regels betreffende het in de verordening behandelde onderwerp. Deze worden ter kennisname toegezonden aan Onze Minister.

Artikel 90

Het voorstel van een verordening, wordt met een toelichting ten minste twee maanden vóór de dag waarop de ledenraad daarover beraadslaagt ter kennis gebracht van de leden van elke ring. Het bestuur van de ring brengt, na raadpleging van de leden, zijn advies omtrent het voorstel ten minste drie weken vóór de dag waarop daarover wordt beraadslaagd ter kennis van de ledenraad.

Artikel 91

  • 1 Een verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 2 Een verordening wordt, nadat zij is goedgekeurd, door de zorg van het bestuur van de KNB bekend gemaakt door plaatsing in de Staatscourant. De verordening verbindt niet dan nadat zij bekend is gemaakt. Zij treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede maand na die van de dag van de bekendmaking of zoveel eerder als zij zelf bepaalt, met dien verstande dat tussen de dag van de bekendmaking en die van de inwerkingtreding tenminste een termijn van tien dagen moet liggen.

Artikel 92

Besluiten van de ledenraad, van het bestuur of van andere organen van de KNB, niet zijnde een verordening die op grond van artikel 91 rechtsgeldig tot stand is gekomen, kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd. Onverminderd artikel 10:39 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit niet worden vernietigd, indien zes maanden zijn verstreken nadat het is bekendgemaakt.

Titel IX. Het toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen en de tuchtrechtspraak, alsmede het financiële toezicht

Afdeling 1. Het toezicht en de tuchtrechtspraak

Artikel 93

  • 1 Het toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen, alsmede de tuchtrechtspraak, worden uitgeoefend door de kamers van toezicht. De kamers zijn belast met de uitvoering van de haar in deze wet opgedragen taken, alsmede met de behandeling van klachten welke bij haar over notarissen of kandidaat-notarissen zijn ingediend.

  • 2 In de hoofdplaats van ieder arrondissement is een kamer van toezicht gevestigd, wier rechtsgebied samenvalt met dat van de rechtbank.

  • 3 De aan de werkzaamheden van de kamers verbonden kosten komen ten laste van de staat.

Artikel 94

  • 1 Elke kamer van toezicht bestaat uit een voorzitter en vier leden. Er zijn ten minste twee plaatsvervangend voorzitters.

  • 2 De president van de rechtbank van het arrondissement waar de kamer van toezicht is gevestigd, is voorzitter van deze kamer. De plaatsvervangende voorzitters worden door de voorzitter aangewezen uit de leden van de rechtbank.

  • 3 Twee leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd door Onze Minister, die tevens voor elk hunner een of meer plaatsvervangers aanwijst. Een van die leden wordt benoemd uit de kantonrechters van de rechtbank die is gelegen binnen het rechtsgebied van de desbetreffende kamer van toezicht. Het andere lid is de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Zij zijn bij hun aftreden herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hen door Onze Minister tussentijds ontslag worden verleend.

  • 4 De overige twee leden moeten notaris of kandidaat-notaris zijn. Deze leden worden voor de tijd van vier jaren door de ringvergadering in het arrondissement van de desbetreffende kamer van toezicht, op voordracht van het ringbestuur, uit de leden van de ring benoemd. Zij zijn bij hun aftreden eenmaal herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hun tussentijds door de ringvergadering ontslag worden verleend. De ringvergadering wijst tevens uit de leden van de ring twee of meer plaatsvervangers aan die beide leden kunnen vervangen. Bij verordening worden regels gesteld omtrent de wijze van benoeming van deze leden en hun plaatsvervangers.

  • 5 De kamer van toezicht heeft een secretaris en zo nodig een plaatsvervangend secretaris. Zij worden door de voorzitter van de kamer aangewezen uit de gerechtssecretarissen van de rechtbank.

  • 6 Tussen de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een kamer van toezicht mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten, bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten, een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het notarisambt.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de inrichting van de kamers en betreffende de uitoefening van haar werkzaamheden, alsmede de reis- en verblijfkosten van de leden.

Artikel 95

  • 1 Het lidmaatschap van de leden van de kamer van toezicht vervalt van rechtswege indien zij de kwaliteit verliezen waarin zij benoemd zijn, met dien verstande dat ten aanzien van een lid als bedoeld in artikel 94, vierde lid, dit kwaliteitsverlies alleen dan intreedt wanneer hij noch kandidaat-notaris noch notaris is.

Artikel 96

  • 1 Het toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen omvat het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet, van de op grond daarvan uitgevaardigde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, alsmede van de verordeningen en andere besluiten van de KNB, in het bijzonder die betreffende de goede uitoefening en de eer en het aanzien van het notarisambt. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 2 De voorzitter van de kamer van toezicht kan in verband met de uitoefening van het in het eerste lid omschreven toezicht een onderzoek gelasten. Hij is daartoe verplicht indien het bestuur van de KNB of het bestuur van het Bureau daarom verzoekt. De voorzitter draagt de uitvoering van het onderzoek op aan een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3 De voorzitter of de met het onderzoek belaste plaatsvervangend voorzitter kan te allen tijde een notaris of kandidaat-notaris om inlichtingen vragen, alsmede inzage van stukken verlangen of hem uitnodigen tot het geven van een verklaring van zijn gedrag of handelwijze, indien hij zulks voor de uitoefening van het toezicht dan wel in het belang van een voorgenomen onderzoek wenselijk acht.

  • 4 De voorzitter of de met het onderzoek belaste plaatsvervangend voorzitter kan, indien hij zulks in het belang van het onderzoek wenselijk acht, van de notaris verlangen dat hij inzage geeft van zijn kantoor- en privé-administratie, de daaraan ten grondslag liggende bescheiden, de balansen en de staat van baten en lasten, alsmede van zijn protocol en archief en de overige op deze onderwerpen betrekking hebbende stukken. Hij kan voorts een afschrift daarvan verlangen.

  • 5 De voorzitter of de met het onderzoek belaste plaatsvervangend voorzitter kan, indien hij zulks in het belang van het onderzoek wenselijk acht, het Bureau opdragen een onderzoek in te stellen en hem van zijn bevindingen verslag uit te brengen.

  • 6 Indien de voorzitter op grond van het onderzoek daartoe aanleiding ziet, legt hij de zaak voor aan de kamer van toezicht teneinde haar te behandelen overeenkomstig de volgende bepalingen.

  • 7 Een plaatsvervangend voorzitter die een onderzoek in een zaak heeft uitgevoerd, neemt geen deel aan de behandeling van die zaak door de kamer van toezicht.

Artikel 97

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst zijn verplicht om van hetgeen hun bij de uitvoering van hun taak betreffende de persoon of de zaken van een notaris of kandidaat-notaris blijkt of meegedeeld wordt, terstond mededeling te doen aan de voorzitter van de kamer van toezicht waaronder de desbetreffende notaris of kandidaat-notaris ressorteert, indien het betreft een handelen of nalaten, dat, gelet op artikel 98, eerste lid, tot een tuchtrechtelijke maatregel aanleiding kan geven.

Artikel 98

  • 1 Notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

  • 2 Deze tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers van toezicht en in hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam. Tegen beslissingen van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 3 Indien met betrekking tot de leden of plaatsvervangende leden van de kamers van toezicht die notaris of kandidaat-notaris zijn een klacht is ingediend, verzoekt de voorzitter de president van het gerechtshof te Amsterdam een andere kamer van toezicht aan te wijzen teneinde zich met de behandeling daarvan te belasten. De president van het gerechtshof te Amsterdam deelt de beslissing mee aan de aangewezen kamer van toezicht, aan de desbetreffende notaris of kandidaat-notaris, aan de voorzitter van de kamer van toezicht die het verzoek tot aanwijzing heeft gedaan en, indien een klacht is ingediend, aan de klager.

  • 4 Notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in het eerste lid bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.

Artikel 99

  • 1 Klachten tegen notarissen en kandidaat-notarissen worden schriftelijk en met redenen omkleed ingediend bij de kamer van toezicht, waaronder de notaris of kandidaat-notaris ressorteert. Indien de klager daarom verzoekt, is de secretaris van de kamer van toezicht hem behulpzaam bij het op schrift stellen van de klacht.

  • 2 De voorzitter kan na een summier onderzoek, zo nodig na de klager en de betrokken notaris of kandidaat-notaris te hebben gehoord, de klacht terstond bij met redenen omklede beslissing afwijzen indien hij van oordeel is dat deze kennelijk niet ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht.

  • 3 Indien de voorzitter van oordeel is dat een klacht vatbaar is voor minnelijke schikking, roept hij de klager en de betrokken notaris of kandidaat-notaris op teneinde een zodanige schikking te beproeven. Indien een minnelijke schikking mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en door de klager, de notaris of de kandidaat-notaris tegen wie de klacht is ingediend en de voorzitter ondertekend.

  • 4 Hij brengt klachten, die niet in der minne worden opgelost of door hem worden afgewezen, ter kennis van de kamer.

  • 5 Van de beslissing van de voorzitter zendt de secretaris onverwijld een afschrift aan de klager en de betrokken notaris of kandidaat-notaris, in geval van afwijzing van een klacht aan de klager bij aangetekende brief.

  • 6 Tegen de beslissing van de voorzitter tot afwijzing van een klacht, kan de klager binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de kamer van toezicht. Hij dient gemotiveerd aan te geven met welke overwegingen van de voorzitter hij zich niet kan verenigen. Hij kan daarbij vragen over zijn verzet te worden gehoord.

  • 7 Indien overeenkomstig het zesde lid verzet is gedaan tegen de beslissing van de voorzitter, wijst deze een plaatsvervanger aan om hem bij de behandeling van het verzet te vervangen.

  • 8 Ten gevolge van het verzet vervalt de beslissing, tenzij de kamer van toezicht het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart.

  • 9 Is de kamer van toezicht van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, dan kan zij zonder nader onderzoek het verzet ongegrond verklaren, echter niet dan na de klager die daarom vroeg in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

  • 10 De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet is met redenen omkleed. Daartegen staat geen rechtsmiddel open. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 11 Is de kamer van oordeel dat het verzet gegrond is, dan wordt de zaak in verdere behandeling genomen.

  • 12 Een klacht kan slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

  • 13 Intrekken van de klacht, nadat deze is ingekomen, of staking van de werkzaamheden door de persoon over wie geklaagd is, heeft op de verdere behandeling geen invloed, wanneer naar het oordeel van de kamer van toezicht het algemeen belang de voortzetting van de behandeling vordert of wanneer degene over wie geklaagd is, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.

Artikel 99a

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 100

Zij die deel uitmaken van een kamer van toezicht kunnen zich verschonen en kunnen worden gewraakt, indien te hunnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 101

  • 1 De kamer van toezicht neemt geen beslissing dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris of kandidaat-notaris en van de klager. De oproepingen geschieden bij aangetekende brief ten minste zeven dagen voor het verhoor.

  • 2 De notaris of kandidaat-notaris en de klager zijn bevoegd zich te doen bijstaan door een raadsman. De secretaris van de kamer stelt hen tijdig in de gelegenheid om van de op de zaak betrekking hebbende stukken kennis te nemen. Zij kunnen afschriften of uittreksels van die stukken vragen tegen vergoeding van de kostende prijs.

  • 3 De kamer van toezicht kan weigeren personen, die geen advocaat zijn, als raadsman toe te laten. In dat geval houdt de kamer de zaak tot een volgende zitting aan.

  • 4 De behandeling door de kamer geschiedt in het openbaar. De kamer kan om gewichtige redenen bevelen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden.

Artikel 102

  • 1 De kamer van toezicht kan getuigen en deskundigen horen. Zij worden daartoe bij aangetekende brief opgeroepen en zijn verplicht aan de oproeping gevolg te geven.

  • 2 Verschijnt een getuige of deskundige op de oproeping niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de kamer hem dagvaarden. Verschijnt een getuige of deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de kamer hem andermaal dagvaarden desverzocht met bevel tot medebrenging. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De voorzitter kan een getuige onder ede horen. In dat geval moet hij verklaren dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen. De getuige is verplicht op de gestelde vragen te antwoorden. De deskundige is gehouden zijn taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

  • 5 De getuigen en deskundigen ontvangen op verzoek op vertoon van hun oproeping of dagvaarding schadeloosstelling overeenkomstig het bij en krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde.

Artikel 103

  • 1 De kamer van toezicht kan, indien zij oordeelt dat een tegen een notaris gerezen bedenking gegrond is, een van de volgende tuchtmaatregelen opleggen:

    • a. waarschuwing;

    • b. berisping;

    • c. schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van ten hoogste zes maanden;

    • d. ontzetting uit het ambt.

  • 2 De kamer kan een bedenking ook gegrond verklaren zonder oplegging van een maatregel.

  • 3 Het in de leden 1 en 2 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de kandidaat-notaris, met dien verstande dat aan hem de tuchtmaatregelen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, kunnen worden opgelegd, alsmede de tuchtmaatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor bepaalde of onbepaalde duur.

  • 4 In geval van waarneming door een kandidaat-notaris is het in de leden 1 tot en met 3 bepaalde van overeenkomstige toepassing op de waarnemer, met dien verstande dat hij tevens als waarnemer in de uitoefening van het ambt kan worden geschorst voor bepaalde duur.

  • 5 De kamer kan bij het opleggen van een waarschuwing of berisping besluiten tot openbaarmaking op door haar te bepalen wijze van de opgelegde maatregel, al dan niet met de gronden waarop hij rust, indien enig door deze bepaling beschermd belang dat vordert. De waarschuwing of berisping wordt door de voorzitter uitgesproken in een vergadering van de kamer, in aanwezigheid van de notaris of kandidaat-notaris, die daarvoor bij aangetekende brief wordt opgeroepen. Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt. De secretaris zendt een afschrift van het proces-verbaal bij aangetekende brief aan de notaris of kandidaat-notaris. Indien deze in de vergadering niet is verschenen, deelt de secretaris de inhoud van de waarschuwing of berisping bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan hem mee.

  • 6 Schorsing in de uitoefening van het ambt brengt mede verlies voor de duur van de schorsing van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van notaris vereiste is voor de verkiesbaarheid of benoembaarheid. De geschorste notaris mag gedurende zijn schorsing de titel van notaris niet voeren.

  • 7 Een notaris die uit zijn ambt is ontzet kan niet meer tot waarnemer worden benoemd.

Artikel 103a

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 104

  • 1 De beslissingen van de kamer van toezicht zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken.

  • 2 De secretaris zendt van de beslissingen van de kamer bij aangetekende brief een afschrift:

    • a. aan de betrokken notaris of kandidaat-notaris;

    • b. aan het bestuur van de KNB, indien het op grond van artikel 96, tweede lid, tweede volzin, heeft verzocht een onderzoek in te stellen;

    • c. aan het bestuur van het Bureau, indien het op grond van artikel 96, tweede lid, tweede volzin, heeft verzocht een onderzoek in te stellen;

    • d. aan de klager, indien werd beslist naar aanleiding van een klacht als bedoeld in artikel 99.

  • 3 Aan de ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bedoeld in artikel 97, wordt een afschrift van de beslissing gezonden.

Artikel 105

In geval van oplegging van de maatregelen schorsing in de uitoefening van het ambt en ontzetting uit het ambt deelt de kamer van toezicht aan de betrokken notaris bij aangetekende brief, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden, de datum mee waarop de maatregel van kracht wordt.

Artikel 106

  • 1 Indien het betreft een klacht tegen een notaris van zeer ernstige aard, dan wel indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden, en de voorzitter van de kamer van toezicht een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling, kan hij bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt gelasten of een andere voorlopige voorziening treffen, ten hoogste voor de duur van de behandeling van de klacht. Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vierde volzin, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de kamer van toezicht uiteindelijk de klacht niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart of een andere maatregel dan schorsing oplegt, vervalt de ordemaatregel van rechtswege. Spreekt de kamer de schorsing uit, dan kan zij bij de bepaling van de termijn rekening houden met de duur van de schorsing bij wege van ordemaatregel.

  • 3 Indien een klacht overeenkomstig het eerste lid aan de voorzitter van de kamer van toezicht ter kennis is gebracht, beslist hij binnen veertien dagen. In overige gevallen beslist hij binnen veertien dagen na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris. De kamer van toezicht kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.

  • 4 Op verzoek van de betrokken notaris kan de voorzitter van de kamer van toezicht te allen tijde de op grond van het eerste lid opgelegde schorsing of voorlopige voorziening opheffen. Hij beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris en de klager.

  • 5 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter van de kamer van toezicht hem bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen kan gelasten alsmede, in geval van waarneming door de kandidaat-notaris, de onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt.

Artikel 107

  • 1 Tegen een beslissing van de kamer van toezicht kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de in artikel 104 bedoelde brief hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Voor wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van beroep worden als klager aangemerkt het bestuur van de KNB en het bestuur van het Bureau, indien de zaak door de voorzitter van de kamer van toezicht ter behandeling aan de kamer is voorgelegd na een onderzoek op grond van artikel 96, tweede lid, tweede volzin.

  • 2 Het beroep wordt ingesteld bij verzoekschrift. De griffier van het hof geeft door toezending van een afschrift van het verzoekschrift onverwijld kennis aan de kamer van toezicht die de beslissing heeft genomen en, voor zover het beroep niet door hem is ingesteld, aan de klager en aan de notaris of kandidaat-notaris.

  • 4 Het gerechtshof behandelt de zaak opnieuw in volle omvang.

  • 5 Tenzij het gerechtshof beslist dat er geen aanleiding bestaat tot het opleggen van enige maatregel, legt het zelf een maatregel op die het in het gegeven geval passend oordeelt.

  • 6 De griffier van het gerechtshof brengt de beslissing terstond ter kennis van de kamer van toezicht.

Artikel 108

  • 1 De griffiers der gerechten doen aan de kamers van toezicht in het arrondissement waar elk gerecht gevestigd is mededeling van elke onherroepelijk geworden beslissing waarbij een notaris wegens een misdrijf is veroordeeld.

  • 2 Indien de kamer van toezicht van oordeel is, dat de feiten die tot de beslissing of beslissingen hebben geleid van zodanige aard zijn, dat een ernstige aantasting van de eer en het aanzien van het notarisambt daarvan het gevolg is, kan zij ambtshalve de maatregel van ontzetting uit het ambt opleggen. De artikelen 101, 102, 104 en 107 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 109

  • 1 In gevallen waarin een van de in artikel 103, eerste lid, onder c en d, omschreven maatregelen of de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor bepaalde of onbepaalde duur, bedoeld in het derde lid, is opgelegd, kan, zo bijzondere omstandigheden zulks wettigen, bij koninklijk besluit worden bepaald dat de schorsing wordt opgeheven, dat de betrokken notaris in zijn ambt wordt hersteld of dat de kandidaat-notaris in de hem ontzegde bevoegdheid wordt hersteld.

  • 2 De voordracht tot een besluit krachtens het eerste lid wordt gedaan door Onze Minister. Alvorens zodanige voordracht wordt gedaan, wint Onze Minister het advies in van de kamer van toezicht of het gerechtshof die de maatregel heeft opgelegd.

Afdeling 2. Het financiële toezicht

Artikel 110

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan zonodig worden bepaald dat het Bureau daarbij aangegeven andere taken kan verrichten dan die, bedoeld in het eerste lid, indien deze taken verband houden met de in dat lid genoemde taken.

  • 3 Het bestuur van het Bureau is belast met de algemene leiding van het Bureau en met het beheer en de beschikking over zijn vermogen.

  • 4 Het bestuur van het Bureau bestaat uit een voorzitter en uit minimaal twee en maximaal vier leden. In het bestuursreglement wordt het aantal leden vastgesteld. Het bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan. De voorzitter en één lid moeten over juridische deskundigheid en ervaring beschikken; de andere leden moeten over financiële deskundigheid en ervaring beschikken. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaren en kunnen na aftreden terstond voor eenzelfde termijn eenmaal worden herbenoemd.

  • 5 De voorzitter vertegenwoordigt het Bureau in en buiten rechte.

  • 6 Het bestuur wordt bijgestaan door een directeur, die belast is met de dagelijkse leiding van het Bureau. De directeur wordt aangesteld, geschorst en ontslagen door het bestuur. Het personeel van het Bureau wordt door het bestuur, op voordracht van de directeur, aangesteld, geschorst en ontslagen.

  • 7 Het bestuur stelt een bestuursreglement vast.

  • 8 De bestuursleden en het personeel van het Bureau moeten, alvorens zij hun taak aanvangen, voor de rechtbank in het arrondissement waarin de plaats van vestiging van het Bureau is gelegen de navolgende eed afleggen: «Ik zweer getrouwheid aan de Koning en de wet.

    Ik zweer dat ik mijn taak toegewijd en nauwgezet zal uitvoeren en dat ik, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, geheimhouding zal betrachten ten aanzien van alles waarvan ik uit hoofde van mijn taakvervulling kennis neem».

    De griffier van de rechtbank geeft ter zitting een proces-verbaal van de eedsaflegging af aan de betrokkene.

Artikel 111

  • 1 Onze Minister verstrekt aan het Bureau een subsidie voor de kosten van de exploitatie van het Bureau.

  • 4 Onze Minister kan voorschotten op de in het eerste lid bedoelde subsidie verlenen.

Artikel 111a

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 111b

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 111c

[Treedt in werking op 01-01-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 112

  • 1 De notaris is verplicht de in artikel 24, vierde lid, bedoelde stukken, vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt, aanstonds na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 24, vierde lid, in te dienen bij het Bureau.

  • 2 Het Bureau kan van de notaris verlangen dat hij inzage verschaft van zijn kantoor- en privé-administratie en de daarmee verband houdende bescheiden, de balansen en de staten van baten en lasten alsmede van zijn protocol en zijn archief. Het Bureau kan, behoudens voor wat betreft de minuten en repertoria, verlangen dat de notaris een afschrift van deze stukken verstrekt.

  • 3 Indien het Bureau bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel grond opleveren tot het opleggen van een tuchtmaatregel, brengt het zijn bevindingen, desgeraden in de vorm van een klacht, ter kennis van de voorzitter van de kamer van toezicht.

  • 4 Het Bureau is belast met het doen van elk onderzoek naar de kantoor- en privé-administratie van de notaris waartoe de voorzitter of de met het onderzoek belaste plaatsvervangend voorzitter van een kamer van toezicht overeenkomstig artikel 96, vijfde lid, opdracht geeft.

  • 5 Het Bureau adviseert het bestuur van de KNB over het ontwerp van de verordening, bedoeld in artikel 24, derde lid.

  • 6 Het Bureau verschaft aan de Commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, desverlangd inlichtingen in verband met het onderzoek van het ondernemingsplan.

  • 7 Het Bureau verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 8 Het Bureau stelt jaarlijks voor één juli een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Titel IXa. Het Notarieel Pensioenfonds

Artikel 113a

  • 1 De notarissen en kandidaat-notarissen zijn verplicht deel te nemen in de Stichting Notarieel Pensioenfonds, gevestigd te ’s-Gravenhage.

  • 2 In het bestuur van het fonds moeten notarissen en kandidaat-notarissen zitting hebben.

  • 3 Met kandidaat-notarissen worden gelijkgesteld degenen die werkzaam zijn bij een door Onze Minister, gehoord het bestuur van het fonds, op haar verzoek aangewezen instelling, die de behartiging van notariële belangen beoogt. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen vastgesteld omtrent de aanwijzing van een instelling en de beëindiging van zodanige aanwijzing.

  • 4 Notarissen, kandidaat-notarissen en overeenkomstig het derde lid aangewezen instellingen, alsmede degenen, die rechten op uitkering ontlenen aan het pensioenreglement zijn verplicht tot naleving van het bij of krachtens de statuten en de reglementen van het fonds te hunnen aanzien bepaalde.

Artikel 113b

  • 1 Van de vaststelling en wijziging van het pensioenreglement van het fonds wordt een notariële akte opgemaakt.

  • 2 De statuten en het pensioenreglement, alsmede de wijzigingen daarin behoeven de voorafgaande goedkeuring door Onze Minister. Alvorens deze goedkeuring te verlenen hoort Onze Minister De Nederlandsche Bank N.V. Van goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Nederlandse Staatscourant.

  • 3 Indien een wijziging van de beroepspensioenregeling heeft plaatsgevonden zendt het fonds binnen twee weken nadat de wijziging tot stand is gekomen een afschrift van die wijziging aan Onze Minister en De Nederlandsche Bank N.V.

Artikel 113c

Titel X. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 114

De Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt alsmede de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief voor het honorarium en de verschotten der notarissen worden ingetrokken.

Artikel 116

[Red: Wijzigt de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds.]

Artikel 118

[Red: Wijzigt de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuw B.W. (twaalfde gedeelte).]

Artikel 123

  • 1 Aan het benoembaarheidsvereiste, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, voldoet tevens hij die kandidaat-notaris is op grond van artikel 20a van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt zoals dit artikel voor de inwerkingtreding van deze wet luidde.

  • 2 Zij die vóór het tijdstip van de plaatsing van deze wet in het Staatsblad naar een standplaats hebben gesolliciteerd kunnen tot het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet tot notaris worden benoemd als zij voldoen aan de in artikel 10 van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt vermelde vereisten.

  • 3 Na het tijdstip van in werking treden van deze wet kunnen tot notaris worden benoemd zij die vóór dat tijdstip voldeden aan de in artikel 10 van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt vermelde vereisten om tot notaris te worden benoemd, met dien verstande dat vereist is dat zij gedurende zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden hebben verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en dat zij tevens dienen te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, onder 3° en 4°, en onderdeel c Hetzelfde geldt voor de benoeming tot waarnemer, met dien verstande dat in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, een kandidaat-notaris slechts tot waarnemer kan worden benoemd indien hij een driejarige stage heeft doorlopen en hij tevens voldoet aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c. In de gevallen van artikel 28, onderdelen c, d en e dient de kandidaat-notaris gedurende zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden te hebben verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en tevens te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c.

  • 5 Voor de vaststelling van de duur van de door de kandidaat-notaris vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet verrichte notariële werkzaamheden, bedoeld in het derde lid, zijn de artikelen 1, onderdeel g, en 31, eerste lid, tweede volzin, van toepassing.

  • 6 De notaris die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn standplaats heeft in een deel van een gemeente heeft na dat tijdstip zijn plaats van vestiging in de gehele gemeente.

Artikel 124

Tot vier jaren na het tijdstip van in werking treden van deze wet worden jaarlijks niet meer notarissen benoemd dan een aantal dat overeenkomt met een tiende van het aantal notarissen dat op eenendertig december van het voorafgaande jaar in functie was of voor wie een waarnemer was benoemd. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze termijn één maal met ten hoogste twee jaren worden verlengd. Onze Minister kan voor deze overgangsperiode regels vaststellen met betrekking tot het aantal notarissen dat ten hoogste in ieder arrondissement kan worden benoemd.

Artikel 125

Op een notaris of kandidaat-notaris die tevens advocaat is vóór het tijdstip van in werking treden van deze wet is artikel 9 niet van toepassing.

Artikel 126

Artikel 48 is uitsluitend van toepassing op verzoeken die worden gedaan na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet. De aanbieding van stukken aan de notaris met het verzoek deze in zijn protocol op te nemen, waarvan een akte is opgemaakt vóór dat tijdstip, blijft beheerst door de bepalingen van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20 op het Notarisambt en door het recht dat zich met betrekking tot dit onderwerp tot aan dat tijdstip heeft gevormd.

Artikel 127

  • 1 De vereniging genaamd Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en gevestigd te 's-Gravenhage wordt van rechtswege ontbonden op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet en wordt van rechtswege onder algemene titel opgevolgd door de KNB. Het bestuur van de KNB is bevoegd tot het nemen van alle maatregelen en beslissingen die uit de rechtsopvolging voortvloeien.

  • 2 Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken stellen gedurende een periode van drie jaar na inwerkingtreding van de wet gezamenlijk jaarlijks bij ministeriële regeling tarieven of een tarievenstelsel vast ter bepaling van het honorarium dat de notaris de cliënt in rekening brengt. Die regeling laat artikel 56 onverlet. Het is de notaris verboden aan de cliënt een honorarium in rekening te brengen dat niet in overeenstemming is met die ministeriële regeling. Artikel 54 is niet van toepassing gedurende die periode.

  • 3 De tarieven worden zodanig vastgesteld dat een geleidelijke overgang wordt bewerkstelligd naar een vrije tariefsvorming. Daarbij wordt rekening gehouden met de notariële tarieven voor ambtshandelingen, zoals deze laatstelijk hebben gegolden krachtens artikel 59 van de statuten van de voormalige vereniging Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

  • 4 Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken zo spoedig mogelijk na verloop van een periode van twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de gevolgen van de overgangsregeling van het tweede en derde lid betreffende de continuïteit en de toegankelijkheid van de notariële dienstverlening in die periode. In het verslag worden de in artikel 128 bedoelde rapporten over die periode verwerkt. Het verslag bevat tevens een conclusie met betrekking tot de vraag of er aanleiding is tot toepassing van artikel 54 na het einde van de overgangsregeling.

Artikel 128

  • 1 Onze Minister benoemt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken een commissie van drie leden, waarvan een onafhankelijke voorzitter deel uitmaakt. Deze commissie heeft tot taak om gedurende de overgangsperiode van artikel 127, tweede lid, ieder jaar aan Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken en aan de Staten-Generaal een rapport uit te brengen over de gevolgen van de wet, in het bijzonder met betrekking tot haar doeltreffendheid ter zake van de bedrijfsvoering van het notariaat, de kwaliteit van de notariële dienstverlening, de continuïteit en de toegankelijkheid van het notariaat en de ontwikkeling van de tarieven.

  • 2 De commissie stelt alle personen en organisaties die belang hebben bij of betrokken zijn bij de toepassing van de wet in de gelegenheid om haar gegevens te verschaffen en zich over de werking van de wet uit te spreken.

Artikel 129

  • 1 Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn de personeelsleden van het Centraal Bureau van Bijstand, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 mei 1933, Stb. 292 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 73a van de Wet op het Notarisambt, van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, van rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het Bureau Financieel Toezicht.

  • 2 De overgang van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden vindt plaats met een rechtspositie die als geheel ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij het Centraal Bureau van Bijstand.

  • 3 De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van het Centraal Bureau van Bijstand, waarvan naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van het Bureau met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij het Centraal Bureau van Bijstand.

Artikel 130

  • 1 Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën welke vermogensbestanddelen van de Staat die aan het Centraal Bureau van Bijstand worden toegerekend, worden toebedeeld aan het Bureau.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op het Bureau tegen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën te bepalen waarde.

  • 3 Ingeval krachtens het eerste en tweede lid registergoederen overgaan, zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

Artikel 131

Archiefbescheiden van het Centraal Bureau van Bijstand gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet over naar het Bureau, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 132

Onze Minister wijst, na daarover het gevoelen van de vereniging Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie te hebben ingewonnen, de personen aan die na de inwerkingtreding van de wet als voorzitter of als lid zitting hebben in het bestuur van de KNB, de ledenraad en de ringbesturen voor een termijn van ten hoogste negentig dagen. Binnen die termijn geven de ledenraad onderscheidenlijk de ringvergadering uitvoering aan artikel 71, eerste lid, onderscheidenlijk aan de artikelen 67, tweede lid en 85.

Artikel 133

  • 2 Indien en voorzover niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, is Onze Minister bevoegd de verordeningen voor de eerste maal vast te stellen. Zulks laat de uit artikel 69 voortvloeiende bevoegdheid van het bestuur en de ledenraad voor het overige onverlet.

Artikel 134

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen en artikelen verschillend kan zijn.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Tavarnelle, 3 april 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Uitgegeven de vierde mei 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals