Wet beperking export uitkeringen

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-10-2016.
Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Wet van 27 mei 1999, tot wijziging van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en enkele andere wetten in verband met de beperking van het exporteren van uitkeringen (Wet beperking export uitkeringen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten het exporteren van uitkeringen te beperken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Wijziging van de verschillende wetten

Hoofdstuk 2. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel VIII. Overgangsbepaling Ziektewet en het recht op ziekengeld bij wonen niet in Nederland

Artikel 19a van de Ziektewet is niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 19 van de Ziektewet recht heeft op ziekengeld en op die dag niet woont in Nederland.

Artikel IX. Overgangsbepaling Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij wonen niet in Nederland

De artikelen 20, 43b, en 47a, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn gedurende drie jaren na de dag van inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 18 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag niet woont in Nederland.

Artikel X. Overgangsbepaling Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering en het recht op uitkering in verband met bevalling bij wonen niet in Nederland

De artikelen 7a, 19a, 21a, en 22a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen zijn gedurende drie jaren na de dag van inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op grond van de artikelen 7 dan wel 22 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel recht op uitkering in verband met bevalling en op die dag niet woont in Nederland.

Artikel XI. Overgangsbepaling Toeslagenwet en het recht op toeslag bij wonen niet in Nederland

In afwijking van artikel 4a van de Toeslagenwet wordt aan de persoon, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 2 van de Toeslagenwet recht heeft op een toeslag en op die dag niet woont in Nederland:

  • a. gedurende het eerste jaar na inwerkingtreding van deze wet het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen;

  • b. gedurende het tweede jaar na inwerkingtreding van deze wet twee derden van het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen;

  • c. gedurende het derde jaar na inwerkingtreding van deze wet een derde van het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen.

Artikel XII. Overgangsbepaling Algemene Ouderdomswet en het recht op ouderdomspensioen bij wonen niet in Nederland

Artikel XIII. Overgangsbepaling Algemene Kinderbijslagwet en het recht op kinderbijslag bij wonen niet in Nederland

Artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op:

  • a. de verzekerde, die over het kwartaal voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet recht heeft op kinderbijslag en op de laatste dag van dat kwartaal niet in Nederland woont, en

  • b. de verzekerde, voorzover die over het kwartaal voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet recht heeft op kinderbijslag ten behoeve van het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind, dat op de laatste dag van dat kwartaal niet in Nederland woont.

Artikel XIV. Overgangsbepaling Algemene nabestaandenwet en het recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering bij wonen niet in Nederland

Hoofdstuk 3, afdeling I, paragraaf 9, van de Algemene nabestaandenwet is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 14, 22 dan wel 26 van de Algemene nabestaandenwet recht heeft op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering dan wel wezenuitkering en op die dag niet woont in Nederland. Genoemde paragraaf is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet evenmin van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 22 van de Algemene nabestaandenwet recht heeft op halfwezenuitkering, indien de halfwees op die dag niet woont in Nederland.

Artikel XVI. Evaluatiebepaling

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel XVII. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat niet eerder is gelegen dan zes maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 27 mei 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals