Rijkswet van 2 juni 1999 tot wijziging van de Wet militair tuchtrecht, het Wetboek
van Militair Strafrecht en de Wet militaire strafrechtspraak naar aanleiding van het
gehouden evaluatie-onderzoek
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat naar aanleiding van een gehouden evaluatie-onderzoek
naar de werking van het militair straf- en tuchtrecht het wenselijk is gebleken een
aantal wijzigingen aan te brengen in de Wet militair tuchtrecht, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet militaire strafrechtspraak;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze: