Besluit verkleining oppervlakte landbouwgrond Meststoffenwet

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-02-2004 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 26-10-2001 t/m 31-12-2005

Besluit van 2 juli 1999, houdende uitzonderingen op het ingevolge artikel 55, derde lid, van de Meststoffenwet geldende verbod dierlijke meststoffen te produceren op een bedrijf waarvan de daartoe behorende oppervlakte landbouwgrond is verkleind (Besluit verkleining oppervlakte landbouwgrond Meststoffenwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 2 maart 1999, nr. TRCJZ/1999/2331, Directie Juridische Zaken, handelende in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 55, vierde lid, van de Meststoffenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 6 mei 1999, no. W.11.99.0102/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 28 juni 1999, No. TRCJZ/1999/5703, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Een verkleining als bedoeld in artikel 55, vierde lid, onderdeel b, van de wet, is:

  • a. een verkleining van ten hoogste 5% die het gevolg is van een ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 119 van de Landinrichtingswet;

  • b. een verkleining gevolgd door ingebruikname van landbouwgrond die tijdelijk in gebruik is gegeven overeenkomstig artikel 189 van de Landinrichtingswet, artikel 46, vierde lid, van de Reconstructiewet Midden-Delfland, of artikel 28, vierde lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, voorzover en voor zolang de som van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond en de grond die tijdelijk in gebruik is gegeven, ten hoogste 5% minder is dan de vóór de verkleining tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond;

  • c. een verkleining die het gevolg is van een onderbedeling van ten hoogste 5% in het kader van een reconstructie op grond van de Reconstructiewet Midden-Delfland, een herinrichting op grond van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Groningse-Drentse Veenkoloniën, dan wel landinrichting op grond van de Landinrichtingswet met uitzondering van de ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 119 van die wet;

  • d. een verkleining die het gevolg is van overdracht van landbouwgrond in het kader van een landinrichtingsproject aan het bureau beheer landbouwgronden, bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer, voorzover en voor zolang de directeur van dat bureau of de directeur van de Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in het kader van een toeslag- of vergoedingsregeling erin heeft toegestemd dat een deel van de over te dragen landbouwgrond tijdelijk in gebruik blijft bij het desbetreffende bedrijf;

  • e. een verkleining die binnen hetzelfde kalenderjaar is voorafgegaan of wordt gevolgd door een vergroting van dezelfde omvang;

  • f. een verkleining die het gevolg is van het niet meer bij het bedrijf in het kader van een normale bedrijfsvoering in gebruik zijn van de landbouwgrond door het in gebruik geven van die landbouwgrond aan een derde op grond van een verklaring of een pachtovereenkomst en die het volgende kalenderjaar wordt gevolgd door een vergroting die het gevolg is van het wederom bij het bedrijf in het kader van een normale bedrijfsvoering in gebruik nemen van die landbouwgrond na afloop van de in de verklaring vermelde periode dan wel na beëindiging van de pachtovereenkomst.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De onderdelen e en f van artikel 2 vinden geen toepassing ten aanzien van een verkleining indien een van deze onderdelen in het kalenderjaar voorafgaand aan die verkleining reeds is toegepast op een verkleining of een vergroting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, betreffende dezelfde landbouwgrond.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder verkleining verstaan een verkleining van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die het gevolg is van het niet meer bij het bedrijf in het kader van een normale bedrijfsvoering in gebruik zijn van de landbouwgrond door het in gebruik geven van die landbouwgrond aan een derde op grond van een verklaring of een pachtovereenkomst.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2, onderdeel f, is eveneens van toepassing in het geval de daarbedoelde verkleining plaatsvond in 1998.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verkleining oppervlakte landbouwgrond Meststoffenwet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 juli 1999

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de derde augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals