Besluit cockpitpersoneel en luchtverkeersdienstverleningspersoneel krijgsmacht

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-12-2006 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 01-10-1999 t/m heden

Besluit van 31 augustus 1999, houdende vaststelling van regels met betrekking tot cockpitpersoneel en luchtverkeersdienstverleningspersoneel van de krijgsmacht (Besluit cockpitpersoneel en luchtverkeersdienstverleningspersoneel krijgsmacht)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 18 november 1998, nr. C96/255, directie juridische zaken, afdeling wet- en regelgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 1.2, tweede lid, 10.1, tweede lid, en 10.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1999, no.W07.98.0537);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 26 augustus 1999, nr. C96/255, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Cockpitpersoneel

Artikel 1

Cockpitpersoneel wordt onderscheiden in:

  • a. vliegers,

  • b. personen belast met het op afstand bedienen van onbemande luchtvaartuigen van de krijgsmacht, en

  • c. overig cockpitpersoneel.

Artikel 2

Cockpitpersoneel voldoet aan de voor de betrokken functie bij regeling van Onze Minister van Defensie vastgestelde eisen inzake theoretische en praktische bekwaamheid.

Paragraaf 2. Luchtverkeersdienstverleningspersoneel

Artikel 3

Luchtverkeersdienstverleningspersoneel van de krijgsmacht kan worden belast met het geven van een of meer van de volgende vormen van luchtverkeersleiding:

  • a. plaatselijke luchtverkeersleiding: het geven van luchtverkeersleiding bij een aangewezen plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst,

  • b. naderingsluchtverkeersleiding: het geven van luchtverkeersleiding bij een aangewezen naderingsluchtverkeersleidingsdienst,

  • c. algemene luchtverkeersleiding: het geven van luchtverkeersleiding bij een aangewezen algemene luchtverkeersleidingsdienst,

  • d. radarnaderingsluchtverkeersleiding: het geven van radarluchtverkeersleiding bij een aangewezen naderingsluchtverkeersleidingsdienst, of

  • e. algemene radarluchtverkeersleiding: het geven van radarluchtverkeersleiding bij een aangewezen algemene luchtverkeersleidingsdienst.

Artikel 4

Personeel dat is belast met een of meer van de in artikel 3 genoemde vormen van luchtverkeersleiding, voldoet aan de daarvoor bij regeling van Onze Minister van Defensie vastgestelde eisen inzake theoretische en praktische bekwaamheid.

Paragraaf 3. Geestelijke en lichamelijke geschiktheid

Artikel 5

  • 1 Personeel van de krijgsmacht, dat is belast met het bedienen van militaire luchtvaartuigen dan wel het geven van luchtverkeersleiding, voldoet aan de daarvoor bij regeling van Onze Minister van Defensie vastgestelde eisen inzake de geestelijke en lichamelijke geschiktheid.

  • 2 Niet tot de krijgsmacht behorende personen die zijn belast met het op afstand bedienen van onbemande luchtvaartuigen van de krijgsmacht, voldoen aan de daarvoor bij regeling van Onze Minister van Defensie vastgestelde eisen inzake de geestelijke en lichamelijke geschiktheid. Deze regeling betreft voorts de periodieke medische keuring van deze personen.

Paragraaf 4. Personen in opleiding

Artikel 6

  • 1 Artikel 10.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart is voor wat betreft de eisen inzake theoretische en praktische bekwaamheid niet van toepassing op degene die een opleiding volgt voor een functie als genoemd in artikel 1 van dit besluit, voorzover de door die persoon gedurende de opleiding uitgevoerde werkzaamheden plaatsvinden in opdracht van een instructeur.

Paragraaf 5. Buitenlands cockpitpersoneel

Artikel 7

Artikel 10.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart is niet van toepassing op buitenlands cockpitpersoneel, belast met het bedienen van buitenlandse militaire luchtvaartuigen, mits dat voldoet aan de door de desbetreffende buitenlandse militaire autoriteiten terzake gestelde eisen.

Artikel 8

Artikel 10.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart is niet van toepassing op buitenlands militair cockpitpersoneel, behorende tot de krijgsmacht van een Staat, aangesloten bij de Noord Atlantische Verdragsorganisatie, dan wel tot de krijgsmacht van een Staat waarmee anderszins samenwerkingsverbanden zijn gesloten, voorzover in dat kader overeengekomen is dat zij Nederlandse militaire luchtvaartuigen bedienen, mits genoemd personeel door de bevoegde autoriteiten van de Staat van herkomst:

  • a. bevoegd is verklaard tot het bedienen van militaire luchtvaartuigen van die Staat, en

  • b. lichamelijk en geestelijk geschikt is verklaard voor het bedienen van militaire luchtvaartuigen van die Staat.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 31 augustus 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de eenentwintigste september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals