Levering en verhuur van onroerende zaken aan diplomatieke instelling en internationale organisaties

[Regeling vervallen per 25-07-2009.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 15-11-2024.
Geldend van 01-09-1999 t/m 24-07-2009

Levering en verhuur van onroerende zaken aan diplomatieke instelling en internationale organisaties

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

In artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de omzetbelasting 1968, hierna de Wet, is met ingang van 31 maart 1995, 18.00 uur, aangegeven, dat het aldaar bedoelde verzoek om voor de levering van onroerende zaken te worden uitgezonderd van de vrijstelling slechts kan plaatsvinden, indien de afnemer van die prestatie de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de voet van artikel 15 van de Wet bestaat. Als dergelijke afnemers kunnen slechts worden aangemerkt personen die vanwege hun prestaties zijn onderworpen aan de heffing van omzetbelasting en vanwege de soort en de omvang van die prestaties tot vorenbedoeld niveau recht op aftrek van voorbelasting hebben.

In artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van de Wet is mutatis mutandis hetzelfde aangegeven met betrekking tot het aldaar bedoelde verzoek om voor de verhuur van onroerende zaken te worden uitgezonderd van de vrijstelling.

Op grond van internationale overeenkomsten en verdragen kunnen diplomatieke instellingen en bepaalde internationale organisaties veelal aanspraak maken op vrijstelling van omzetbelasting, welke ook kan zien op de levering of de huur van onroerende zaken. Goedgekeurd wordt, dat in de gevallen waarin op grond van evenbedoelde overeenkomsten of verdragen aanspraak op vrijstelling van omzetbelasting bestaat in verband met het gebruik van onroerende zaken, toch een verzoek wordt gedaan als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet, respectievelijk een verzoek als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van de Wet. Daarbij dient de aanspraak op vrijstelling van omzetbelasting door de huurder c.q. door degene aan wie wordt geleverd, te worden aangetoond.

Mocht onduidelijkheid bestaan over de aanspraak op vrijstelling van omzetbelasting door diplomatieke instellingen en internationale organisaties, dan kan contact worden opgenomen met het Ministerie van Financiën, directie Internationale Fiscale Zaken, tel. 070-342 8279 of 342 8274.

Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 19 december 1995, nr. VB 95/4060.