Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2007 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2005

Besluit van 2 september 1999, houdende een regeling met betrekking tot de toekenning van bijdragen aan publiekrechtelijke lichamen ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven explosieven (Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, van 1 juni 1999, nr. fip 99/399M;

Gelet op artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 24 juni 1999, nr. W06.99.0264/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 30 augustus 1999, nr. fip 99/428U,

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit verstaat onder:

  • a. explosieven: bommen en gevechtsladingen; geleide en ballistische projectielen; munitie voor artillerie, mortieren en klein-kaliberwapens; alle mijnen, torpedo's en dieptebommen; vernielingsladingen; al dan niet pyrotechnische vuurwerken; bundelrekken, moederbommen en dispensers; inrichtingen in werking gesteld door patronen en stuwstoffen; electrische ontstekingsrichtingen;

  • b. opsporing: onderzoeken van een bepaald gebied in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog;

  • c. opsporingswerkzaamheden: detecteren (vaststellen van de aanwezigheid van een voorwerp op of onder het maaiveld) en lokaliseren (vaststellen van de exacte ligplaats van een voorwerp, dat op of onder het maaiveld is gedetecteerd);

  • d. ruiming: benaderen, veiligstellen, afvoeren of vernietigen van een explosief, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog, dat in een bepaald gebied is aangetroffen;

  • e. ruimingswerkzaamheden: werkzaamheden die verband houden met de ruiming van een aangetroffen explosief dan wel van een voorwerp waarvan de exacte ligplaats bij opsporingswerkzaamheden op of onder het maaiveld is gedetecteerd;

  • f. college: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

  • g. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • h. deskundigen: personen die voldoen aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen van vakbekwaamheid op het niveau van opruimer explosieven;

  • i. opsporingsbedrijven: bedrijven die voldoen aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen;

  • j. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente zoals deze op basis van luchtfoto's uit 1992 is bepaald door de Topografische Dienst Nederland van het ministerie van Defensie voor de vaststelling van de bebouwingsgegevens voor de berekening van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds;

  • k. schervengevarenzone: de zone waarbinnen een explosief, waarvan de ligging bekend is dan wel wordt vermoed, volgens de richtlijnen van het ministerie van Defensie, schade kan aanrichten bij een detonatie;

  • l. infrastructuur: het geheel van auto-, spoor-, straat-, waterwegen, havens, vliegvelden, elektrische installaties en dergelijke;

  • m. kwetsbare infrastructuur: dat deel van de infrastructuur waaraan als gevolg van detonatie van een vermoedelijk aanwezig dan wel aanwezig explosief zodanige schade kan worden aangericht dat er grote risico's ontstaan voor de bevolking;

  • n. begroting: de begroting van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit is niet van toepassing op de kosten van opsporing en ruiming van explosieven die het gevolg zijn van door het Rijk geïnitieerde grote infrastructurele projecten.

§ 2. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Alle beslissingen om al dan niet tot opsporen en ruimen van explosieven over te gaan worden genomen door het college.

  • 2 Het college beslist over de wijze waarop opsporingswerkzaamheden worden uitgevoerd.

  • 3 De kosten van werkzaamheden die verband houden met de opsporing of ruiming van explosieven zijn voor rekening van de gemeente, met dien verstande dat voor een aantal soorten kosten van rijkswege in bepaalde gevallen een bijdrage kan worden toegekend.

  • 4 De kosten van de werkzaamheden die verband houden met de ruiming van explosieven die na een opsporing zijn aangetroffen worden gerekend tot de kosten van de opsporing.

  • 5 Een bijdrage, bedoeld in het derde lid, wordt verminderd dan wel niet toegekend indien:

    • a. de gemeente op andere wijze voor de kosten vergoeding heeft verkregen dan wel had kunnen verkrijgen;

    • b. de kosten door schuld of nalatigheid van de gemeente zijn veroorzaakt of vergroot;

    • c. de opsporingswerkzaamheden zijn uitgevoerd door personeel dat en bedrijven die niet voldoen aan de eisen en voorwaarden als bedoeld in artikel 1, onder h en i;

    • d. de ruiming niet is uitgevoerd door de onder het ministerie van Defensie ressorterende competente diensten;

    • e. de kosten het gevolg zijn van door het Rijk geïnitieerde grote infrastructurele projecten binnen de gemeente.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Onze Minister stelt jaarlijks het bedrag vast tot welke ten hoogste verplichtingen kunnen worden aangegaan voor de opsporing en ruiming van explosieven.

  • 2 De gemeenten worden vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar in kennis gesteld van het bedrag als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Voor een bijdrage in de kosten komen uitsluitend die opsporingen of ruimingen in aanmerking waarbij de vermoede aanwezigheid dan wel aanwezigheid van explosieven grote risico's voor de bevolking met zich brengt en de kosten redelijkerwijs niet geheel voor rekening van de gemeente kunnen blijven.

  • 4 De wijze waarop aan de opsporingswerkzaamheden uitvoering wordt gegeven dient noodzakelijk te zijn in verband met het toekomstige gebruik van de grond.

  • 5 De bijdrage wordt toegekend voorzover de op de begroting toegestane ruimte voor het aangaan van verplichtingen niet wordt overschreden.

  • 6 Bij het vaststellen van de bijdrage wordt rekening gehouden met een eigen bijdrage van de gemeente.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Een bijdrage wordt alleen toegekend indien het college de opsporings- en ruimingswerkzaamheden vóór de aanvang van de werkzaamheden bij Onze Minister heeft aangemeld.

  • 2 In de aanmelding wordt opgenomen:

    • a de reden van de opsporing;

    • b de uitkomsten van het vooronderzoek en het op basis daarvan uitgebrachte advies aan het college, een plan van aanpak, een werkplan en een Veiligheids-, Milieu- en Gezondheidsplan;

    • c de vermoedelijke aard van het explosief of de explosieven;

    • d de vermoedelijke straal van de schervengevarenzone;

    • e een situatietekening en een plattegrond van de gemeente;

    • f het gebied waarbinnen bepaalde (grond)werkzaamheden tot detonatie kunnen leiden;

    • g de vermoedelijke ligging van het explosief of de explosieven ten opzichte van de bebouwde kom of een kwetsbare infrastructuur, uitgaande van de situatie op 1 januari 1994;

    • h de voorziene risico's voor de bevolking, waaronder eventuele milieu-aspecten;

    • i de mogelijkheden om al dan niet beschermende maatregelen te treffen;

    • j de werkzaamheden die moeten worden verricht voor de opsporing van het explosief of de explosieven;

    • k de te hanteren opsporingsmethode in relatie tot het (toekomstige) gebruik van de grond;

    • l de maatregelen die worden getroffen ter voorkoming van schade;

    • m een gespecificeerde kostenraming;

    • n het tijdstip waarop de werkzaamheden een aanvang zullen nemen en naar verwachting zullen worden beëindigd.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien naar aanleiding van een vondst van een explosief wegens acuut levensbedreigend gevaar voor de bevolking direct met opsporings- en ruimingswerkzaamheden wordt begonnen, dan wel dat na een ruiming nadere opsporingswerkzaamheden met spoed noodzakelijk zijn. De aanmelding geschiedt dan zo spoedig mogelijk.

§ 3. Vaststelling van de declarabele kosten

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij een opsporing kunnen de volgende soorten kosten voor een bijdrage in aanmerking komen:

  • a. kosten van vooronderzoek;

  • b. kosten van opsporingswerkzaamheden;

  • c. kosten van grondwerkzaamheden;

  • d. kosten van preventieve maatregelen ter voorkoming van schade;

  • e. kosten die gemaakt zijn in verband met het treffen van noodzakelijke spoedvoorzieningen;

  • f. kosten van ruimingswerkzaamheden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij een ruiming kunnen de in artikel 4 onder c. tot en met f. genoemde soorten kosten voor een bijdrage in aanmerking komen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De kosten van de verzekering van het bovenmatig risico dat verbonden is aan het opsporen of ruimen van explosieven en dat niet gedekt wordt door de gebruikelijke verzekeringen kunnen voor een bijdrage in aanmerking komen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In geval van een calamiteit kunnen, op verzoek van het college, ook andere dan de in dit besluit vermelde kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen, indien deze, naar het oordeel van Onze Minister, redelijkerwijs niet of slechts gedeeltelijk voor rekening van de gemeente kunnen blijven.

§ 4. Toetsingscriteria

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Van grote risico's voor de bevolking als bedoeld in artikel 3, derde lid, is sprake indien:

in geval van opsporing:

  • a. het explosief zich vermoedelijk bevindt binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente gerekend naar de situatie op 1 januari 1994 dan wel de afstand van de vermoede inslagplaats van het explosief tot de grens van die bebouwde kom door de deskundigen kleiner wordt geacht dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief en zich binnen de schervengevarenzone, gerekend naar de situatie per 1 januari 1994 bebouwing bevindt dan wel een kwetsbare infrastructuur, en bovendien binnen een door deskundigen vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie een reëel risico wordt geacht;

  • b. zich in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar reeds op 1 januari 1994 aantoonbaar sprake was van een intensief (recreatief) gebruik, op geringe diepte explosieven bevinden, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • c. er aantoonbaar sprake is van een ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is beschermende maatregelen te treffen zoals isolatie van het desbetreffende gebied;

  • in geval van ruiming:

    d. het explosief aangetroffen is binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente dan wel de afstand tot de grens van die bebouwde kom kleiner is dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief terwijl zich binnen de schervengevarenzone bebouwing bevindt;

  • e. het explosief aangetroffen is in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar aantoonbaar sprake is van een intensief (recreatief) gebruik, tenzij het redelijkerwijs mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • f. binnen de straal van de schervengevarenzone van het aangetroffen explosief sprake is van een kwetsbare infrastructuur.

§ 5. Doelmatigheidscriteria

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Aan artikel 3, vierde lid, wordt voldaan als het college in voldoende mate kan aantonen dat:

  • a. opsporingswerkzaamheden met behulp van dieptedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief, zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie door deskundigen niet ondenkbaar wordt geacht;

  • b. opsporingswerkzaamheden met behulp van oppervlaktedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een gebied waar de aanwezigheid van explosieven wordt vermoed eenvoudige verhardingen worden aangelegd of niet diepliggende leidingenstelsels en rioleringen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Van artikel 9 kan worden afgeweken indien in een gebied sprake is van een zodanig ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven dat er grote risico's voor de bevolking ontstaan, terwijl het niet mogelijk is afdoende beheersingsmaatregelen te treffen.

§ 6. Omvang van de bijdrage

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De ingevolge dit besluit voor een bijdrage in aanmerking komende kosten worden, onverminderd paragraaf 2, vergoed tot ten hoogste 80%, voorzover de op grond van paragraaf 3 in aanmerking komende kosten van een opsporing of ruiming uitgaan boven de ten laste van de gemeente blijvende drempelbijdrage.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde drempelbijdrage wordt per opsporing of ruiming bepaald door het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de werkzaamheden in uitvoering zijn genomen te vermenigvuldigen met € 2,50.

  • 3 Indien het grondgebied van de gemeente op 1 januari van het jaar waarin de werkzaamheden in uitvoering zijn genomen gewijzigd is, wordt het in het tweede lid bedoelde aantal inwoners gesteld op het aantal inwoners op 1 januari van dat jaar.

Artikel 11a

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In afwijking van artikel 11, worden de ingevolge dit besluit voor een bijdrage in aanmerking komende kosten volledig vergoed, indien:

  • a. op een terrein dat in eigendom is van de Staat door natuurlijke processen een situatie van acuut levensbedreigend gevaar voor de bevolking is ontstaan, waardoor onmiddellijke opsporing en ruiming van explosieven noodzakelijk is, en

  • b. de explosieven zich bevinden op of in de directe omgeving van een plaats waar tijdens dan wel kort na de Tweede Wereldoorlog grote hoeveelheden explosieven ter vernietiging bijeen zijn gebracht.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Indien de gemeente verkeert in omstandigheden als bedoeld in artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet of door de toepassing van artikel 11 zou komen te verkeren, kan Onze Minister, indien de (dreigende) artikel 12 omstandigheden zich gedurende een aaneengesloten periode van 5 jaar voordoen, op verzoek van burgemeester en wethouders het aandeel van de gemeente in de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten verlagen tot minimaal € 1,82 per inwoner per jaar over een aaneengesloten periode van 5 jaar.

  • 2 Bij de beoordeling van een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt mede rekening gehouden met de ten laste van de gemeente gebleven kosten van bodemsanering.

§ 7. Indiening van de declaratie

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Om in aanmerking te kunnen komen voor een bijdrage dient het college de declaratie vóór 1 oktober van het jaar volgend op de beëindiging van de opsporings- of ruimingswerkzaamheden in bij Onze Minister.

  • 2 Bij opsporingswerkzaamheden met een doorlooptijd langer dan 12 maanden wordt per kalenderjaar een declaratie ingediend.

  • 3 Het college dient bij de declaratie een kopie van de passage uit de gemeenterekening van het desbetreffende jaar en de toelichting daarop tezamen met het verslag en de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die met het onderzoek van de rekening is belast, voor zover deze betrekking hebben op de inkomsten en uitgaven ter zake van de bijdragen te overleggen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Een declaratie voor een opsporing heeft als inhoud:

  • a. de feitelijke aard van het aangetroffen explosief of de explosieven;

  • b. de feitelijke straal van de schervengevarenzone;

  • c. de feitelijke ligging van het explosief of de explosieven ten opzichte van de bebouwde kom of een kwetsbare infrastructuur, uitgaande van de situatie op 1 januari 1994;

  • d. de werkzaamheden die zijn verricht als gevolg van de opsporing en de ruiming van het aangetroffen explosief of de explosieven;

  • e. de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade;

  • f. de datum waarop de opsporingswerkzaamheden zijn beëindigd;

  • g. een gespecificeerde opgave van de gemaakte kosten en eventuele stelposten;

  • h. een kopie van de betreffende passage uit de gemeenterekening van het desbetreffende jaar en de toelichting daarop, tezamen met het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 13, derde lid.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Een declaratie voor een ruiming heeft als inhoud:

  • a. de aard van het aangetroffen explosief;

  • b. de straal van de schervengevarenzone;

  • c. een situatietekening en een plattegrond van de gemeente;

  • d. de risico's voor de bevolking;

  • e. de werkzaamheden die verricht zijn als gevolg van de ruiming van de aangetroffen explosieven;

  • f. de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming van schade;

  • g. een gespecificeerde opgave van de kosten;

  • h. het tijdstip waarop de ruimingswerkzaamheden zijn beëindigd;

  • i. een kopie van de betreffende passage uit de gemeenterekening van het desbetreffende jaar en de toelichting daarop tezamen met het verslag en de verklaring van de accountant, zoals bedoeld in artikel 13, derde lid.

§ 8. Vaststelling van de bijdrage

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De verplichtingenruimte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt door Onze Minister onderverdeeld naar opsporingen en ruimingen.

  • 2 Indien de verplichtingenruimte voor opsporingen niet toereikend is worden de bijdragen voor opsporingen toegekend naar rato van het beschikbare bedrag.

  • 3 Indien de verplichtingenruimte voor ruimingen niet toereikend is worden de bijdragen voor ruimingen in een volgend jaar toegekend.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De bijdrage wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de door de gemeente gemaakte kosten ten genoegen van Onze Minister zijn aangetoond.

  • 2 Alvorens tot vaststelling van de bijdrage wordt overgegaan kan Onze Minister een nader onderzoek instellen naar de noodzakelijkheid, de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de gedeclareerde kosten.

§ 9. Betaalbaarstelling

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De kasruimte voor de ruimingen wordt gelijk gesteld aan de op grond van artikel 16, eerste lid, vastgestelde verplichtingenruimte voor de ruimingen. Onbesteed gebleven bedragen worden op 1 oktober van het begrotingsjaar toegevoegd aan de kasruimte voor de opsporingen.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De bijdragen in de kosten van een opsporing worden betaalbaar gesteld in de volgorde van het tijdstip waarop de opsporingswerkzaamheden in uitvoering zijn genomen.

  • 2 De bijdragen in de kosten van een ruiming worden betaalbaar gesteld in de volgorde van het tijdstip waarop de declaratie door Onze Minister is ontvangen.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Op vertoon van bewijsstukken kan een voorlopige bijdrage betaalbaar worden gesteld.

  • 2 Aan de toekenning van een voorlopige bijdrage kunnen geen rechten worden ontleend.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij een overschrijding van de bij begrotingswet toegestane ruimte voor het doen van uitgaven, worden de bijdragen, met inachtneming van de artikelen 16 en 19, op een nader door Onze Minister te bepalen tijdstip uitbetaald.

§ 10. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op opsporingen en ruimingen waarvoor aan de gemeente een bijdrage is toegekend op grond van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994 en waarvoor de bijdrage in de door de gemeente gemaakte kosten op 1 januari 1999 nog niet definitief is vastgesteld dan wel nog niet volledig tot uitbetaling is gekomen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, is de gemeente geen bijdrage verschuldigd in de kosten van opsporingswerkzaamheden die vóór 1 augustus 1998 uitsluitend door personeel van het ministerie van Defensie werden verricht, mits de opsporing vóór 1 januari 1999 in uitvoering is genomen. De verplichtingenruimte voor opsporingen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wordt verminderd met de verplichtingen voor deze kosten.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij de toepassing van artikel 12 worden opsporingen en ruimingen dan wel, naar het oordeel van Onze Minister, op zich zelf staande onderdelen daarvan, die vóór 1 januari 1999 in uitvoering zijn genomen, mede bij de beoordeling betrokken.

§ 11. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 september 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven achtentwintigste september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals