Besluit van 22 september 1999, houdende het Warenwetbesluit Smeerbare vetproducten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 april
1999, nr GZB/VVB 991504, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische
Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2991/94 van de Raad van de Europese Unie van 5 december 1994 tot vaststelling van normen
voor smeerbare vetprodukten (PbEG L 316);
Gelet op artikel 4, eerste lid, artikel 8, onder a en b, en artikel 13 van de Warenwet alsmede op artikel II, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet jo. artikel 14 van de Warenwet (Stb. 1935. 795);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet (19-9-95, 14 907/(13)5), het advies
van het Regulier Overleg Warenwet (16-11-1998, GZB/ROW/985449) en de brief van de
Voedingsraad van 12 oktober 1995 (951012/01);
De Raad van State gehoord (advies van 5 juli 1999, no.W13.99.0208/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
13 september 1999, nr GZB/VVB 993379, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister
van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: