Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven 1999

[Regeling vervallen per 26-08-2007.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 23-09-2007.]
Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-10-2011 en zichtdatum 22-12-2024.
Geldend van 18-12-2005 t/m 25-08-2007

Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven 1999

Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft,

gelet op de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999,

op 11 november 1999 vastgesteld het navolgende

BESLUIT

Artikel 2

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Een hygiëne-onderzoek dient een score te hebben die kleiner of gelijk is aan 1,5.

  • 2 Indien de score groter dan 1,5 maar kleiner of gelijk aan 3,0 is dan dient tijdens de volgende leegstandperiode opnieuw een hygiëne-onderzoek plaats te vinden.

  • 3 Indien de score groter is dan 3,0 dan dient tijdens de volgende leegstandsperiode te worden ontsmet door een professioneel ontsmettingsbedrijf. Na de ontsmetting dient opnieuw een hygiëne-onderzoek plaats te vinden.

Artikel 2A

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Indien bij het pluimvee op het vleeskuikenbedrijf in de pluimveevleessector op de wijze zoals beschreven in het in Bijlage II opgenomen programma Salmonella is aangetoond, moet het vleeskuikenbedrijf een tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan overeenkomstig het model in Bijlage V opstellen en het betreffende plan uitvoeren.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Bij binnenkomst van een koppel vleeskuikens op het vleeskuikenbedijf dient dat koppel op de wijze als omschreven in Bijlage I bemonsterd te worden.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Bij het afleveren van een koppel vleeskuikens dient dat koppel op de wijze als omschreven in Bijlage II en III bemonsterd te zijn.

  • 2 Het onderzoek op aanwezigheid van Salmonella vindt plaats vanaf de leeftijd van 21 dagen. Indien de vleeskuikens worden afgeleverd voordat zij de leeftijd van 34 dagen hebben bereikt mag de monstername eerder plaatsvinden. De uitslag van het onderzoek is 14 dagen geldig, te rekenen vanaf de datum van afgifte van de uitslag door het laboratorium.

    De uitslag dient minimaal 48 uur voor aflevering aan de slachterij te worden doorgegeven.

  • 3 De resultaten van het onderzoek op aanwezigheid van Campylobacter moeten maximaal 7 dagen voor de afleveringsdatum in het bezit zijn van de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent. De uitslag dient minimaal 48 uur voor aflevering aan de slachterij te worden doorgegeven.

  • 4 Indien de ondernemer, die een vleeskuikenbedrijf de uitoefent, constateert dat de kratten of containers waarin een koppel pluimvee wordt vervoerd niet schoon zijn, is de betreffende ondernemer verplicht hiervan direct melding te doen bij het Productschap.

  • 5 Nadat bij een koppel vleeskuikens een Salmonella paratyhi B var. Java is geconstateerd moet, als de vleeskuikens een leeftijd van twee weken hebben bereikt, het onderzoek als omschreven in Bijlage II plaatsvinden. De uitslag moet bekend zijn voordat broedeieren voor een volgend koppel worden ingelegd op de broederij.

  • 6 De monsters, waarvan de wijze van monstername en analyse in de bijlagen I, II en III zijn omschreven, moeten geanalyseerd worden op alle typen Salmonella. Bij een besmetting moet geanalyseerd worden om welk serotype het gaat.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 De informatie die verkregen is uit het onderzoek van de monsters, als bedoeld in artikel 3 en 4 en de informatie verkregen van de leverancier van het pluimvee, dient schriftelijk te worden vastgelegd en te worden doorgegeven aan de afnemer. Deze informatie dient ingevuld te worden op het meldingsformulier of het koppelpaspoort. Dit formulier gaat met het koppel mee tot en met de slachterij.

  • 2 De informatie die verkregen is uit het onderzoek als bedoeld in artikel 3 dient te worden doorgegeven aan de leverancier.

  • 3 Indien een Salmonella paratyphi B var. Java besmetting bij de onderzoeken, als bedoeld in artikel 3 en 4 wordt gevonden, moet deze door de pluimveehouder binnen 48 uur gemeld worden aan het productschap. Op verantwoordelijkheid van de pluimveehouder kan hij dit laten doen door het erkende laboratorium.

  • 3 Zodra op het pluimveebedrijf bij een koppel een Salmonella paratyphi B var. Java besmetting is geconstateerd via het onderzoek dat conform bijlage I en/of bijlage II is uitgevoerd, moet de pluimveehouder iedere bezoeker hierover informeren zodra de afspraak voor het maken van een bezoek wordt gemaakt. De bezoeker bezoekt het betreffende bedrijf na alle andere bezoeken op die dag.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 In het geval dat in een stal bij een koppel vleeskuikens een besmetting met Salmonella is aangetoond dient de stal te worden onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella.

  • 2 In het geval dat in het in het eerste lid bedoelde onderzoek Salmonella wordt aangetoond dient de ondernemer de stal, na het ruimen van het volgende koppel, te laten ontsmetten door een professioneel ontsmettingsbedrijf.

  • 3 Indien bij een koppel vleeskuikens een besmetting met Salmonella is aangetoond, dient door de pluimveehouder een traceringsonderzoek te worden uitgevoerd samen met een volgens de GVP-code erkende dierenarts, de Gezondheidsdienst voor Dieren of een andere deskundige. Het resultaat van dit onderzoek moet schriftelijk worden vastgelegd en inzicht kunnen geven in mogelijke oorzaken van de besmetting.

    Naast inzicht in mogelijke oorzaken van de besmetting moeten ook de ondernomen/te ondernemen acties worden vastgelegd, waarbij getracht wordt om een volgende besmetting te voorkomen. Het tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan in de pluimveevleessector kan daarbij als handleiding worden gebruikt.

  • 4 Indien de pluimveehouder graan voert afkomstig van eigen teelt of rechtstreeks afkomstig van een andere teler, dient van iedere partij graan een monster te worden achtergehouden. Indien bij een koppel vleeskuikens besmetting met Salmonella is aangetoond, dient het achtergehouden monster graan te worden onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella. De monstername en het onderzoek geschieden volgens het werkvoorschrift zoals opgenomen in bijlage IV bij dit besluit.

  • 5 Indien het graan besmet is met Salmonella, mag de rest van de partij graan niet meer aan de vleeskuikens gevoerd worden, tenzij het graan zodanig is behandeld, dat het graan niet meer met Salmonella is besmet. Na de behandeling van het graan dient ter verificatie opnieuw volgens het werkvoorschrift zoals opgenomen in bijlage IV bij dit besluit een Salmonellaonderzoek te worden verricht. Het graan mag uitsluitend gevoerd worden indien het verificatieonderzoek uitwijst dat de partij graan niet meer met Salmonella is besmet.

  • 6 Indien het graan niet de oorzaak is van de Salmonella-besmetting bij de vleeskuikens, aangezien traceringsonderzoek inmiddels een andere oorzaak heeft uitgewezen, is het niet noodzakelijk het graan te onderzoeken op aanwezigheid van Salmonella.

  • 7 De pluimveehouder die zelf de in artikel 4 bedoelde monsters neemt dient te voldoen aan de borgingssystematiek als omschreven in bijlage VI.

  • 7 Nadat in een stal voor de tweede achtereenvolgende keer een Salmonella paratyphi B var. Java is geconstateerd via het onderzoek dat conform bijlage I en/of II is uitgevoerd, moet in de betreffende stal een leegstandperiode van minimaal 10 dagen in acht worden genomen. Tijdens deze periode kunnen bestrijdingsmaatregelen worden genomen.

  • 8 Na de constatering van een Salmonella paratyphi B var. Java besmetting moet de stal tijdens de in lid 7 genoemde leegstandperiode worden gereinigd en ontsmet op de wijze zoals in bijlage VII is omschreven.

  • 9 Tijdens de in lid 7 genoemde leegstandperiode na de constatering van een Salmonella paratyphi B var. Java besmetting moet de stal door een erkende instantie worden onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella spp. op de wijze zoals in bijlage VIII is omschreven. Indien na de leegstandperiode de stal nog altijd besmet is met Salmonella spp. moet de pluimveehouder in overleg met externe deskundigen de verdere aanpak bepalen.

  • 10 Nadat voor de derde achtereenvolgende keer in een stal een Salmonella paratyphi B var. Java besmetting is geconstateerd, dient in de betreffende stal het voersysteem gereinigd en ontsmet te worden en dient tijdens de volgende ronde gedurende twee weken aan het drinkwater voor de vleeskuikens een middel met bacteriedodende werking te worden toegediend. Deze middelen zijn in de handel vrij verkrijgbaar. De wijze en de toe te dienen hoeveelheid moet gedaan worden volgens de aanwijzingen van de fabrikant.

  • 11 Nadat, met uitzondering van een eerste Salmonella paratyphi B var. Java constatering in de stal, op basis van de onderzoeken, omschreven in lid 7 en lid 9, geen Salmonella paratyphi B var. Java meer wordt aangetroffen, dienen enkele maatregelen gedurende drie achtereenvolgende ronden te worden uitgevoerd. De erkende instantie voert het hygiëne-onderzoek uit en onderzoekt de stal op aanwezigheid van Salmonella spp.

  • 12 De erkende instantie, als bedoeld in het negende en elfde lid wordt aangewezen door de voorzitter en werkt volgens een door het bestuur goedgekeurd protocol.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Indien uit de uitslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 3 en in artikel 4, tweede lid, blijkt dat een koppel pluimvee besmet is met Salmonella is de ondernemer verplicht er voor zorg te dragen dat het betreffende koppel gescheiden van niet besmette koppels wordt gevangen en afgevoerd.

  • 2 De ondernemer, die een vleeskuikenbedrijf uitoefent, is verplicht schriftelijk afspraken te maken omtrent het gescheiden vangen en afleveren en deze op zijn bedrijf aanwezig te hebben.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als "Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven 1999".

Voor het Bestuur,

R.J. Tazelaar

voorzitter

S.B.M. Jongerius

secretaris

Bijlage I. : Werkvoorschrift voor het nemen van monsters inlegvellen

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Doel

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Dit werkvoorschrift beschrijft de monstername van inlegvellen zoals voorgeschreven is in het kader van het onderzoek naar Salmonella van vleeskuikens bij aankomst.

De monsters worden genomen op het vleeskuikenbedrijf door of namens de eigenaar.

Benodigdheden

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    steriele goed afsluitbare plastic zakken of potten.

  • -

    etiketten.

  • -

    steriele plastic handschoenen.

  • -

    inzendformulier.

Werkwijze

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Aantal en locatie te nemen monsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Er dient bij elke levering een monster van 40 inlegvellen per vrachtauto en per aanhangwagen genomen te worden. Indien er minder dan 40 inlegvellen voorhanden zijn dienen 40 stukjes van de aanwezige inlegvellen genomen te worden. Indien er minder dan 10 inlegvellen aanwezig zijn dienen er minimaal 4 hele inlegvellen voor onderzoek ingestuurd te worden of wat er voorhanden is.

  • -

    De monsters moeten duidelijk met mest besmeurde (delen van) inlegvellen zijn en zoveel mogelijk (van) de inlegvellen uit de onderste kratten, containers dan wel dozen zijn.

  • -

    De monsters dienen evenredig verspreid over de geleverde kuikens verzameld te worden.

Uitvoering monstername

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Scheur, indien er voldoende inlegvellen voorhanden zijn, met behulp van steriele plastic handschoenen een duidelijk zichtbaar besmeurd deel (ca. 5 bij 5 cm) van een inlegvel af. Indien er onvoldoende inlegvellen voorhanden zijn dient een heel inlegvel genomen te worden.

  • -

    Doe dit in een plastic pot of zak.

  • -

    Doe dit zo dat de monsters niet met iets anders in aanraking komen, om evt. besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen.

  • -

    Verzamel op deze wijze per vrachtauto en per aanhangwagen 1 pot met alle stukjes inlegvellen.

  • -

    Sluit iedere pot direct na het vullen zorgvuldig.

  • -

    Voorzie elke pot van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, KIP nummer en stalnummer(s).

Inzendformulier

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Elke inzending moet vergezeld gaan van minimaal de volgende gegevens: de monsterdatum, het stalnummer en de afzender (KIP-nummer).

Verzending monsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de Voorzitter van het Productschap erkend laboratorium.

  • -

    De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo zijn geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.

Laboratorium

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Monsters dienen te worden geanalyseerd op alle typen Salmonella. Wanneer de monsters Salmonella-positief zijn, dienen zij te worden getypeerd naar de hoofdgroepen. Indien er twijfel bestaat ten aanzien van de oorzaak van de besmetting, dient een nadere serotypering te worden gedaan.

Indien het serotype Salmonella paratyphi B var. Java wordt geconstateerd via het inlegvellenonderzoek, moeten de besmetting en het betrokken pluimveebedrijf (KIP- nummer) binnen 48 uur worden gemeld bij het Productschap. De pluimveehouder is hiervoor verantwoordelijk.

Bijlage II. : Werkvoorschrift voor het nemen van mestmonsters voor Salmonella.

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Doel

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Dit werkvoorschrift beschrijft de mestmonstername zoals voorgeschreven is in het kader van het onderzoek naar Salmonella bij vleeskuikens voor het afleveren.

De monsters worden genomen door of namens de eigenaar. De monstername moet plaatsvinden volgens methode A. of via methode B.

A. Monstername met wattenstaafjes

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Benodigdheden

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    wattenstaafjes/swabs (steriel).

  • -

    steriele plastic potten zonder binnendeksel of plastic zakken

  • -

    etiketten.

  • -

    inzendformulier.

Werkwijze

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Er dienen 30 monsters per stal genomen te worden met behulp van wattenstaafjes. Bij voorkeur moeten dit verse blindedarm-mestmonsters zijn (dat is bruine, glimmende mest). Indien deze niet of onvoldoende aanwezig zijn moet dit vervangen/aangevuld worden door cloaca-monsters.

  • -

    De monsters dienen evenredig verspreid over de stal verzameld te worden.

  • -

    Op deze wijze kan een Salmonella besmetting bij tenminste 10% van de dieren met 95% zekerheid worden aangetoond.

Uitvoering monstername

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Was voor de monstername altijd uw handen

  • -

    Neem met behulp van een wattenstaafje het blindedarm-mestmonster (ca. 1 gram mest) of cloaca monster (daarbij dient het wattenstaafje duidelijk zichtbaar besmeurd te worden).

  • -

    Zet het wattenstaafje in een plastic pot (per pot 15 wattendragers bij elkaar).

  • -

    Breek het met de handen aangeraakte eind van het staafje af zonder het deel in de pot aan te raken.

    Verzamel op deze wijze 2 potten à 15 monsters.

    Wanneer gebruik wordt gemaakt van individueel in buisjes verpakte swabs, worden deze gewoon teruggeplaatst in de buisjes. Deze dienen in het laboratorium tot twee monsters worden verwerkt.

  • -

    Sluit iedere pot direct na het vullen zorgvuldig.

  • -

    Voorzie de pot van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer en KIP nummer.

Inzendformulier

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Elke inzending moet vergezeld gaan van minimaal de volgende gegevens: de monsterdatum, het stalnummer en de afzender (KIP-nummer).

Verzending mestmonsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de Voorzitter van het Productschap erkend laboratorium.

  • -

    De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo zijn geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.

B. Monstername met overschoentjes

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Benodigdheden

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    2 paar overschoentjes (steriel).

  • -

    steriele plastic zakken

  • -

    etiketten.

  • -

    inzendformulier.

Werkwijze

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Er dient per stal tweemaal bemonsterd te worden met een apart paar overschoentjes.

  • -

    Het monster moet evenredig verspreid over de stal verzameld te worden.

Uitvoering monstername

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Was voor de monstername altijd uw handen.

  • -

    Trek in de stal over het staleigen schoeisel een paar overschoentjes aan.

  • -

    Loop een volledige ronde door de stal.

  • -

    Doe de overschoentjes bij het verlaten van de stal in een steriele plastic zak.

  • -

    Per stal dienen twee paar overschoentjes te worden ingestuurd. De werkwijze moet dus worden herhaald.

  • -

    Per stal mogen de overschoenen in één pot of zak naar het erkende laboratorium worden gestuurd. Het laboratorium zal één analyse op het gepoolde monster uitvoeren.

  • -

    Sluit iedere zak direct na het vullen zorgvuldig.

  • -

    Voorzie de zak van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer en KIP nummer.

Inzendformulier

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Elke inzending moet vergezeld gaan van minimaal de volgende gegevens: de monsterdatum, het stalnummer en de afzender (KIP-nummer).

Verzending monsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de Voorzitter van het Productschap erkend laboratorium.

  • -

    De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo zijn geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.

Laboratorium

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Monsters dienen te worden geanalyseerd op alle typen Salmonella. Wanneer de monsters Salmonella-positief zijn, dienen zij te worden getypeerd naar de hoofdgroepen. Indien er twijfel bestaat ten aanzien van de oorzaak van de besmetting, dient een nadere serotypering te worden gedaan.

Indien het serotype Salmonella paratyphi B var. Java wordt geconstateerd via het mestonderzoek, moeten de besmetting en het betrokken pluimveebedrijf (via KIP- nummer) binnen 48 uur worden gemeld bij het Productschap. De pluimveehouder is hiervoor verantwoordelijk.

Bijlage III. : Werkvoorschrift voor het nemen van mestmonsters voor Campylobacter

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Doel

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Dit werkvoorschrift beschrijft de mestmonstername zoals voorgeschreven is in het kader van het onderzoek naar Campylobacter bij vleeskuikens voor het afleveren.

De monsters worden genomen door of namens de eigenaar.

Benodigdheden

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    steriele monsterpotten of plastic zakken.

  • -

    etiketten.

  • -

    inzendformulier.

Werkwijze

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Er dienen per stal 5 monsters van minimaal 2 gram verse (natte) blindedarmmest genomen te worden (dit is bruine, glimmende mest). Dit moet per monster van meerdere dieren afkomstig zijn.

  • -

    De monsters dienen evenredig verspreid over de stal verzameld te worden.

Uitvoering monstername

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Neem een monster van minimaal 2 gram verse mest, zonder de mest met de handen aan te raken.

  • -

    Verzamel op deze wijze 5 monsters per stal in een steriele pot of zak.

  • -

    Sluit iedere pot of zak direct na het vullen zorgvuldig.

  • -

    Voorzie elke pot of zak van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer en KIP nummer.

Inzendformulier

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    Elke inzending moet vergezeld gaan van minimaal de volgende gegevens: de monsterdatum, het stalnummer en de afzender (KIP-nummer).

Verzending mestmonsters

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • -

    De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de Voorzitter van het Productschap erkend laboratorium.

  • -

    De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo zijn geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.

Onderzoeksschema

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Onderzoek op Campylobacter vindt bij elk vleeskuikenbedrijf tweemaal per jaar plaats. In onderstaand schema is aangegeven wanneer de monsters genomen moeten worden.

Maanden

Provincies

in de periode januari/februari/maart én

in de periode juli/augustus/september

Noord-Holland

Zeeland

Flevoland

Limburg

Groningen

Overijssel

in de periode april/mei/juni én

in de periode oktober/november/december

Zuid-Holland

Utrecht

Noord-Brabant

Friesland

Drenthe

Gelderland

Bijlage IV. : WERKVOORSCHRIFT

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Bemonstering van graan t.b.v. onderzoek op aanwezigheid van Salmonella

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Van ieder partij graan die op het pluimveebedrijf wordt opgeslagen, afkomstig van eigen teelt of rechtstreeks van een andere teler, dient een monster te worden achtergehouden wanneer de partij wordt opgeslagen. Indien bij het koppel vleeskuikens een salmonellabesmetting wordt geconstateerd, en de oorzaak van de besmetting is onbekend, dient het achtergehouden monster graan op de aanwezigheid van Salmonella te worden onderzocht.

Monstername

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • · Zorg voor deugdelijk bemonsteringsgereedschap (schepjes, monsterboren, emmertjes, zakjes) en gebruik steriele monsterzakken.

  • · Reinig gebruikt gereedschap voor en na elke monstername.

  • · Ga uit van schone, droge bemonsteringsmaterialen die het onderzoeksresultaat niet beïnvloeden. Zorg ook voor schone handen.

  • · Zorg voor een representatief monster uit de partij. Neem hiertoe meerdere ondermonsters (minimaal 5), verspreid over verschillende delen van de partij. Bij het lossen/laden van de partij verdient het aanbeveling om de ondermonsters gedurende deze totale lostijd/laadtijd te verzamelen.

  • · Zorg ervoor dat het totaal van de ondermonsters een voldoende hoeveelheid oplevert (minimaal 500 gram).

  • · Bemonster altijd in duplo.

  • · Zorg voor goede bewaaromstandigheden (droog, donker) en een goede sluiting van de monsterzak

  • · Zorg voor een duidelijke identificatie op het monster. Minimaal dient vastgelegd te worden:

    • -

      datum bemonstering

    • -

      naam product

    • -

      partijgrootte

    • -

      herkomst (eigen teelt, andere eigenaar)

    • -

      plaats bemonstering (bij meerdere partijen per pluimveebedrijf)

Analyse

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • · Indien bij een koppel pluimvee een Salmonella besmetting is gevonden, dient het graan te worden onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella.

  • · Stuur de genomen monsters die achtergehouden zijn bij opslag in naar een van de Labcode erkende laboratoria (Een lijst is beschikbaar bij het Productschap Diervoeder)

  • · De uitslag van het onderzoek dient bij de pluimveehouder bekend te zijn, ingeval van een Salmonella besmetting dient dit te worden doorgegeven aan de PPE.

Bijlage V. Tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan in de pluimveevleessector

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Tracerings-, monitorings- en bestrijdingplan

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE

2

1 INLEIDING

3

2 INTAKE OP HET BEDRIJF

4

2.1 A LGEMENE BEDRIJFSGEGEVENS

4

2.2 H ISTORIE ROND HYGIËNE EN S ALMONELLA

6

2.3 P LATTEGROND VAN HET BEDRIJF

6

2.4 H ET GEBRUIK VAN DE CHECKLIST

7

3 TRACEREN VAN BESMETTINGSBRONNEN OP HET BEDRIJF

8

3.1 O MGEVING EN INRICHTING BEDRIJF

8

3.2 R EINIGEN EN ONTSMETTEN

11

3.4 O NGEDIERTEBESTRIJDING

13

4 TRACEREN VAN BESMETTINGSBRONNEN BIJ DE DIEREN

15

4.1 P LUIMVEE

15

4.2 V OER

16

4.3 W ATER

17

4.4 E IEREN

19

4.5 M EST

20

5 MONITORING

20

5.1 S ALMONELLA - ONDERZOEK

20

5.2 I NFORMATIE - OVERDRACHT

21

5.3 M AATREGELEN BIJ EEN BESMETTING

21

6 BESTRIJDINGSPLAN

23

6.1 O P KORTE TERMIJN

23

6.2 O P LANGERE TERMIJN

23

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Door de Productschappen Vee, Vlees en Eieren is sinds 1997 het Plan van Aanpak Salmonella en Campylobacter in de pluimveevleessector van kracht. In het najaar van 2000 is, nadat de tot dan toe geformuleerde doelstellingen nog niet gehaald waren een verscherpt plan opgesteld. In het nieuwe plan, het Actieplan Salmonella en Campylobacter pluimveevlees 2000+ omvat een aantal verscherpingen waarbij tracering van de besmetting een belangrijk onderdeel zijn geworden. Daarom is ook het hierna beschreven protocol voor tracering-, monitoring- en bestrijding opgesteld.

Wanneer op een (op)fokbedrijf, (opfok)vermeerderingsbedrijf of een vleeskuikenbedrijf bij twee koppels achtereen een Salmonellabesmetting wordt geconstateerd, moet samen met de volgens de GVP-code erkende dierenarts of de Gezondheidsdienst voor Dieren een uitgebreid tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan voor het bedrijf worden opgesteld om de besmetting op het bedrijf te bestrijden en een herbesmetting te voorkòmen. Dit plan dient te worden opgesteld in de periode tussen de uitslag van de monstername en het plaatsen van het volgende koppel dieren. De vleeskuikenhouder is van de verplichting om het plan in de periode tussen de uitslag van de monstername en het plaatsen van het volgende koppel dieren gereed te hebben uitgezonderd.

Wanneer het tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan niet succesvol blijkt te zijn, kan het PPE aanvullende eisen aan het bedrijf stellen wat betreft inrichting, bestrijdings- en beheersingsmaatregelen en de logistiek en bestemming van de dieren of eieren.

Dit handboek biedt een handleiding voor het traceren, monitoren en bestrijden van Salmonella op de bedrijven middels een op maat geschreven plan. Het plan zal per specifiek (besmet) bedrijf richting geven aan een nieuwe opzet waarbij de kans op (her)besmetting zoveel mogelijk wordt vermeden. Bedrijfsspecifieke aandachtspunten worden systematisch verzameld en als actiepunten naar de ondernemer toe vertaald.

Het handboek is een opstap tot het plan. De huidige situatie m.b.t. de werkwijze, werkvolgorde, goederenstroom, hygiëne, gedrag en denkwijze van de ondernemer wordt in kaart gebracht. Uitgangspunt bij de screening is de "Verordening Hygiënevoorschriften Pluimveehouderij 1999". Hierin staan een aantal productievoorwaarden zoals die sinds 1 november 1997 voor pluimveehouders gelden.

De screening van het (besmette) bedrijf vindt plaats aan de hand van de checklist in het handboek. Door met de pluimveehouder de aandachtspunten van de checklist na te lopen, de ogen tijdens de rondgang op het bedrijf goed de kost te geven en aan de hand van de bedrijfsplattegrond na te gaan of de werkwijze en/of bedrijfsopzet voor verbetering vatbaar is, resulteert het plan in een aantal concrete actiepunten (bestrijdingsplan).

Met het uitvoeren van de actiepunten (en aanbevelingen) wordt een zo hoog mogelijke drempel voor (her)besmetting opgeworpen.

Voor de screening kan het pluimveebedrijf het beste de hulp van een extern deskundige inroepen. Hij/zij is niet bedrijfsblind en kan daardoor de valkuilen en besmettingsrisico's beter aangeven dan de ondernemer zelf.

2. Intake op het bedrijf

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Door middel van open vragen met: "Wat, waarom, en vooral hoe?", wordt er een audit gehouden bij de veehouder. Doel van dit gesprek is o.a. het gedrag van de pluimveehouder te leren kennen. Daartoe wordt het volgende geïnventariseerd:

2.1. Algemene bedrijfsgegevens

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

ADRESGEGEVENS

Naam:

 

Adres:

 

Postcode :

 

Woonplaats:

 

Telefoon:

 

Fax:

 

Mobiel:

 

IKB-DEELNAME

Deelnemer

J/N

Omvang bedrijf

Pluimvee

Stal

Aantal

Stalsysteem

Afvoer/opslag mest

Leeftijd (wk)

1.

       

2.

       

3.

       

4.

       

5.

       

Overige diersoorten

Stal

Aantal

Diersoort

   

6.

       

7.

       

8.

       

9.

       

10.

       

Huisdieren

 

Aantal

 

Honden

   

Katten

   

Vogels

   

Overige_

   
     

OMVANG BEDRIJF

Werknemers

Naam

Woont op bedrijf

 
 

Ja/nee

 
 

Ja/nee

 
 

Ja/nee

 
 

Ja/nee

 

OMLIGGENDE PERCELEN

 

Ha_.

Bouw-/grasland

Nu verbouwd

gewas

Eigendom of

derden

Ten noorden

       

Ten oosten

       

Ten zuiden

       

Ten westen

       

OMLIGGENDE GEBOUWEN EN PERCELEN VAN DERDEN

Bedrijf of particulier

Afstand (meters)

Diersoorten en aantal dieren

     
     
     
     
     

2.2. Historie rond hygiëne en Salmonella.

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Rondje zetten om wat van toepassing is bij (+/-):

Uitslag hygiëne-onderzoek 1

Opzet- datum koppel

Aflever- datum koppel

Aantal dieren

Salmonella uitslag:

 
         
         
         
         
         
         
         
         

** Indien er tussentijds Salmonella onderzoek is gedaan, vermelden of uitslag(en) positief of negatief was. Bij positief vermelden wanneer en uit welk soort onderzoek, mest/bloed, dat is gebleken.

Hoe denkt de pluimveehouder dat hij een besmetting met Salmonella heeft gekregen?

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

_____________________________________

2.3. Plattegrond van het bedrijf

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Teken een plattegrond waarop de bedrijfsgebouwen staan aangegeven. Eventueel met cijfer daarbij vermelden:

Stal 1, zie paragraaf 2.1

Sloten op de deuren

Stal 2

Erfverharding

Stal 3

Erfbeplanting

Stal 4

Hekwerken

Stal 5

Voerruimtes in de stal

Stal 6

Hygiënesluis, plankje/bankje

Stal 7

Parkeerplaats

Stal 8

Gereedschap

Stal 9

Spoelwateropslag

Stal 10

Het Noorden

Plaats van deuren in de stallen

   

Bij het doorlopen van de checklisten dient de route van het voer en de eieren op de plattegrond te worden aangegeven.

2.4. Het gebruik van de checklist

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Door middel van een checklist worden alle mogelijke risicobronnen met betrekking tot (her)besmetting van Salmonella systematisch doorgelopen. Daarbij wordt de bedrijfsplattegrond gebruikt om de route of plek van bepaalde dingen te bepalen.

Lees voordat u de checklist van het handboek toepast, eerst de "Verordening Hygiënevoorschriften Pluimveehouderij 1999" door, zodat de artikelen waaraan niet voldaan wordt, voldoende aandacht krijgen.

De eisen zoals die in de "Verordening Hygiënevoorschriften Pluimveehouderij 1999" zijn gesteld, zijn in dit handboek cursief gedrukt. De daarbij bijbehorende vragen zijn met een sterretje aangegeven. Het bedrijf wordt verondersteld al aan deze productievoorwaarden te voldoen. Als dat inderdaad zo is, wordt " voldoet " omcirkeld. Als het bedrijf nog niet aan deze voorwaarden voldoet, is het per definitie een actiepunt.

De checklist is als volgt opgebouwd:

1

2

3

4

5

6

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Omgeving van het bedrijf:

     
 

A

1. Hoeveel pluimveebedrijven liggen er in een straal van 1 km van uw bedrijf?

0

1-2

>3

Bij de checklist is de volgende kolomindeling aangehouden:

1e kolom

Nummer van desbetreffende artikel uit de "Verordening Hygiëne- voorschriften Pluimveehouderij 1999". Een sterretje (*) betekent dat de vraag betrekking heeft op dit artikel en dat het bedrijf daar aan moet voldoen.

2e kolom

De letter geeft aan op welke bedrijven de vraag betrekking heeft:

A = alle bedrijven

B = vleeskuikenbedrijven

C = (opfok)vermeerderingsbedrijven

D = (op)fokbedrijven

3e kolom

Omschrijving van de vraag. Als het een artikel betreft is het cursief gedrukt.

4e —6e kolom

Geeft antwoord op betreffende vraag: " Goed ", " Normaal " of " Slecht ". De punten die omcirkeld zijn in de kolom " Slecht ", vormen een actiepunt voor het bedrijf en komen terug in het hoofdstuk 6, "Actiepunten voor het bedrijf" (bestrijdingsplan).

3. Traceren van besmettingsbronnen op het bedrijf

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Bedrijfshygiëne is de basis voor een goed tegenoffensief. Met de juiste hygiënemaatregelen is het risico op besmetting preventief in te dammen.

In de checklist wordt afgetast of het bedrijf voldoende preventieve maatregelen heeft genomen en/of nog meer drempels kan opwerpen om (her)besmetting te voorkòmen.

De in de checklist aangeven onderdelen "Slecht" geven de actiepunten weer waarin het bedrijf zich dient te verbeteren.

3.1. Omgeving en inrichting bedrijf

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Omgeving van het bedrijf:

     
 

A

1. Hoeveel pluimveebedrijven liggen er in een straal van 1 km van uw bedrijf?

0

1-2

>3

 

A

2. Wordt er pluimveemest van derden op de omliggende percelen gereden?

Nee

 

Ja

           
   

Het bedrijf:

     
 

A

3. Hoeveel andere diersoorten dan pluimvee zijn er op het bedrijf?

0

1

>2

 

A

4. Is het erf schoon en vrij van zaken waar ongedierte op af komen

Brand- schoon

Schoon

Nee

           
   

Schoon/vuil gedeelte:

     

2.2.a

A

Ondernemers zijn verplicht het perceel waarop het pluimveebedrijf wordt uitgeoefend zodanig in te richten dat de perceelgrenzen herkenbaar zijn en dat voor bezoekers duidelijk is waar zij zich moeten melden.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Kunnen bezoekers door een bel kenbaar maken dat ze er zijn?

Ja

 

Nee

*

A

2. Zijn de perceelsgrenzen als zodanig herkenbaar? (afrastering, muur, sloot, houtwal, duidelijke wisseling van bouwplan)

Ja

 

Nee

 

A

3. Wordt er een bezoekersregistratie

Ja

 

Nee

2.2.g

A

De looproutes van en naar de bedrijfsgebouwen moeten verhard zijn

 

Voldoet

Voldoen niet

2.2.h

A

Er moet een deugdelijke afwatering van het perceel zijn

 

Voldoet

Voldoet niet

Geeft op de plattegrond het schone en vuile gedeelte van het bedrijf aan.

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Gebouwen:

     

2.2.b

A

Ondernemers zijn verplicht de bedrijfsgebouwen en inventaris schoon te houden

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Hoe vaak wordt de voerruimte en de daarin staande inventaris gereinigd?

Elke dag

Wekelijks

Maande- lijks

*

C

2. Hoe vaak wordt de raap- en sorteerruimte gereinigd?

Elke dag

Om de dag

Wekelijks

 

A

3. Is de dierruimte in de stal(len) stoffig, vol met spinnewebben en/of vochtig?

Nee

 

Ja

 

A

4. Is de vloer glad, zonder scheuren/barsten?

Ja

Redelijk

Nee

2.2.c

A

Ondernemers zijn verplicht de bedrijfsgebouwen zodanig in te richten, dat ongehinderde toegang door derden tot de stallen niet mogelijk is.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Zijn de stallen op slot als u afwezig bent?

Altijd

Soms

Nooit

*

A

2. Is er vrij toegang van de stal naar buiten toe (achter de stal)?

Nooit

Soms

Altijd

*

A

3. Is er vrij toegang tot de mestopslag?

Nee

 

Ja

 

A

4. Is er vrij toegang van buiten achter de stal naar binnen toe?

Nooit

Soms

Altijd

 

A

5. Zijn de inlaatopeningen afgeschermd voor vogels/muizen?

Ja

 

Nee

           
   

Voor alle bedrijven:

     

2.2.d

A

Ondernemers zijn verplicht in iedere stal een voorruimte te hebben die volledig afgescheiden is van de ruimte waarin het pluimvee gehouden wordt.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Is er een voorruimte aanwezig apart van de dieren?

Ja

 

Nee

2.2.e

A

Ondernemers zijn verplicht bij iedere stal een

fysieke scheiding aan te brengen in een bufferdeel en een schoon deel en op de scheiding van het bufferdeel en het schone deel van schoeisel te wisselen.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Is er een fysieke scheiding tussen het bufferdeel en het schone deel?

Ja

 

Nee

*

A

2. Is er bij die scheiding voldoende schoon schoeisel aanwezig?

Ja

 

Nee

*

A

3. Wordt er per stal apart schoeisel gebruikt?

Ja

 

Nee

 

A

4. Is dit schoeisel per stal gemerkt?

Ja

 

Nee

*

A

1. Is er een hygiënesluis aanwezig?

Ja

 

Nee

   

Hygiënesluis:

     
 

A

1. Maakt u gebruik van een hygiënesluis of van een omkleedruimte?

Hygiëne- sluis

Omkleed- ruimte

Niets

 

A

2. Er is een duidelijke scheiding tussen het schone en vuile gedeelte door middel van een bank?

Ja

 

Nee

 

A

3. Er zijn twee deuren aanwezig, nl 1 voor het schone en 1 voor het vuile gedeelte?

Ja

Nee

 
 

A

4. In de hygiënesluis hangen bordjes 'verboden toegang'?

Ja

 

Nee

Geeft op de plattegrond aan:

  • schoeisel

  • wasbak

  • kleding

     

Goed

Normaal

Slecht

2.1.d

A

Ondernemers zijn verplicht alleen bezoekers toegang tot de bedrijfsgebouwen te verschaffen, als dit voor de bedrijfsvoering strikt noodzakelijk is en indien zij handelen overeenkomstig de voorwaarden van de persoonlijke en bedrijfshygiëne.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Hoevaak gaat er iemand (behalve uzelf en gezinsleden) van buiten het bedrijf naar binnen? Schat dit eens in per week. U kunt denken aan personeel; voorlichter; ongediertebestrijder; handelaar; dierenarts, vang/entploegen, chauffeur voer, chauffeur eieren, klanten die eieren komen kopen; etc.

0-10

10-50

>50

*

A

2. Hoevaak gaat er iemand (behalve uzelf en gezinsleden) van buiten het bedrijf naar het schone gedeelte?

0

1-2

>2

2.1.e

A

Ondernemers zijn verplicht er op toe te zien dat alle op het bedrijf aanwezige personen de persoonlijke en bedrijfshygiëne volledig in acht nemen.

 

Voldoet

Voldoet niet

2.1.g

A

Ondernemers zijn verplicht per bedrijf in minstens één van de bedrijfsgebouwen een handenwasgelegenheid te hebben, waarbij ten minste een wasbak met afvoer, water, zeep en een handdoek aanwezig is.

 

Voldoet

Voldoet niet

 

A

1. Voordat bezoekers naar het schone gedeelte gaan moeten ze douchen?

Ja

Nee

 

2.1.i

A

Ondernemers zijn verplicht er op toe te zien dat, voordat de stal wordt betreden, de handen worden gewassen.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Wassen bezoekers hun handen voordat ze de stal in gaan?

Ja

 

Nee

2.1.h

A

Ondernemers zijn verplicht er voor zorg te dragen dat de faciliteiten voor persoonlijke hygiëne in een goed functionerende staat zijn.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Doet de kraan het?

Ja

 

Nee

2.1.f

A

Ondernemers zijn verplicht er op toe te zien dat alle personen die het bedrijf willen betreden, vóór het betreden van het schone deel van het bedrijfsgebouw schone bedrijfskleding aantrekken.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Er zijn schone overalls in verschillende maten aanwezig?

Ja

 

Nee

*

A

2. Er zijn schone laarzen met gladde zolen in verschillende maat aanwezig?

Ja

 

Nee

*

A

3. Maken bezoekers gebruik van deze voorzieningen?

Altijd

Meestal

Soms

 

A

4. Is er een ontsmettingsbak of laarzen- reiniger met ontsmettingsmiddel aanwezig?

Ja

 

Nee, n.v.t.

 

A

5. Wordt de ontsmettingsbak (indien aanwezig) wekelijks gereinigd en opnieuw gevuld?

Ja

 

Nee

3.2. Reinigen en ontsmetten

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Afleveren koppel en daarna:

     

3.1

A

Iedere ondernemer is verplicht onmiddellijk na het ontruimen van een stal waarin hij een koppel pluimvee heeft gehouden, de in die stal aanwezige mest en strooisel te verwijderen en na afvoer van de mest en strooisel de betreffende stal grondig te reinigen en te ontsmetten.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Worden mest en destructiematerialen zodanig afgevoerd dat ze niet in contact komen met andere koppels of nieuwe koppel hennen?

Nee

 

Ja

           
   

Reinigen en ontsmetten:

     
 

A

2. Hoe wordt er gereinigd?

Nat met reinigings -middel

Nat

Droog

 

A

3. Hoe wordt er ontsmet?

Stomen

M.b.v.

Niet

       

fogg/ pannen

 
 

B

4. Reiniging van de binnenkant beluchtingskanalen

Ja

Alleen rondom

Nooit

 

A

5. Hoe wordt het erf gereinigd?

Spuiten

Bezem

Nooit

 

A

6. Hoe vaak wordt het erf gereinigd?

Wekelijks

Regel- matig

Jaarlijks

 

A

7. Hoe vaak wordt het erf ontsmet?

Regel- matig

Elk koppel

Nooit

3.4

A

Iedere ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent is verplicht na het reinigen en ontsmetten, een hygiëneonderzoek uit te laten voeren door een erkende instantie, indien er een Salmonella besmetting bij het koppel pluimvee aanwezig was.

 

Voldoet

Voldoet niet

 

A

1. Wordt door een professioneel bedrijf ontsmet?

Ja

Zelf

 

*

A

2. Hoe luidde de uitslag van het laatste hygiëne-onderzoek?

< 2,0

2,0 — 3,0

> 3,0

 

A

3. Hoeveel keer is er ontsmet/gestoomd?

2

1

0

3.10

A

Iedere ondernemer is verplicht de uitslag van het hygiëne-onderzoek, als bedoeld bij artikel 3.3 twee jaar te bewaren.

 

Voldoet

Voldoet niet

KENMERKEN M.B.T. REINIGEN EN ONTSMETTEN

Wijze van reinigen

 

Welk reinigingsmiddel

 
   

Wijze van ontsmetten

 

Welk ontsmettingsmiddel

 

Ontsmettingsduur

 

Temperatuur bij ontsmetten

 

Naam professioneel bedrijf

 
   

Uitslag hygiëne-onderzoek

 
   

3.4. Ongediertebestrijding

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Aanwezigheid van huisdieren en ongedierte:

     

2.1.a

A

Ondernemers zijn verplicht binnen de bedrijfsgebouwen geen huisdieren, landbouwhuisdieren en ander pluimvee, sier- en nutsgevogelte toe te laten.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Komen er katten of honden in de stal?

Nooit

 

Soms

*

A

2. Komen er vogels in de stal?

Nee

 

Ja

2.1.b

A

Ondernemers zijn verplicht indien ander pluimvee, sier- of nutsgevogelte wordt gehouden op het perceel waarop het pluimveebedrijf wordt uitgeoefend, deze dieren achter een afscheiding of in een volière te houden, waardoor deze dieren niet bij de pluimveestallen kunnen komen en de verzorging van deze dieren strikt gescheiden te houden van het pluimvee.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Komen er andere pluimvee, sier- of nutsvogels bij het bedrijfsmatige gehouden pluimvee?

Nooit

 

Soms

2.1.j

A

Ondernemers zijn verplicht een ongediertebestrijdingsplan op te stellen en volgens het plan te werken.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Is er een ongediertebestrijdingsplan?

Ja

 

Nee

*

A

2. Wordt er volgens het bedrijfseigen ongediertebestrijdingsplan gewerkt?

 

Ja

Nee

*

 

3. Of wordt dit uitbesteed aan een professioneel bestrijdingsbedrijf?

Ja

 

Nee

Geef op de plattegrond aan:

  • plaats waar de ratten en muizen met gif worden gevoerd.

     

Goed

Normaal

Slecht

2.2.b

A

Ondernemers zijn verplicht het perceel waarop het pluimveebedrijf wordt uitgeoefend en de directe omgeving van de stallen schoon te maken en op te ruimen, zodat geen ongedierte aangetrokken wordt.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Hoeveel muizen signaleert u per week?

0

 

1 of meer

*

A

2. Hoeveel ratten signaleert u per week?

0

 

1 of

         

meer

*

A

3. Heeft u op uw bedrijf last van vliegen? (aangeven per stal)

Weinig

Normaal

Veel Veel

 

A

4. Heeft u op uw bedrijf last van bloedluizen of mijten? (per stal)

Nee

Plaatselijk

Hele stal

 

A

5. Komen er tempexkevers op uw bedrijf

Nooit

Soms

Vaak

   

voor? Of spekkevers? (aangeven per stal)

     

*

A

6. Zijn aanvoerplaatsen van voer en dieren en afvoerplaatsen mest en dieren verhard?

Ja

 

Nee

*

A

7. Zijn deze plaatsen visueel schoon?

Brand- Schoon

Schoon

Vuil

 

A

8. Is de wand v.d. stal binnen 1 m van de buitenkant vrij van obstakels?

Ja

 

Nee

 

A

9. Is het erf rond de stallen dicht begroeid?

Nee

 

Ja

*

A

10. Zijn er op het schone gedeelte/bedrijfsperceel materialen aanwezig welke niet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering?

Nee

 

Ja

*

A

11. Is er buiten de stallen mest op het bedrijf aanwezig van een voorgaande ronde?

Nee

 

Ja

*

A

12. Zijn er andere resten van een voorgaande ronde op het bedrijf aanwezig?

Nee

 

Ja

2.1.k

A

Ondernemers zijn verplicht alle acties met betrekking tot wering, signalering en bestrijding van ongedierte vast te leggen en te intensiveren bij een toename van het ongedierte.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Staat in het ongediertebestijdingsplan welke middelen, in welke dosering, wanneer en waar ze tegen gebruikt zijn?

Ja

 

Nee

 

A

2. Hoe vaak wordt er van werkzame stof gewisseld bij de bestrijding van ongedierte en vliegen?

Elke keer

Na 2-3 keer

Altijd hetzelfde

4. Traceren van besmettingsbronnen bij de dieren

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Bij het traceren dient men te letten op zaken die het bedrijf aan- en afvoert en de manier waarop de pluimveehouder hiermee op z'n bedrijf omgaat. Door bijvoorbeeld voor het voer na te gaan hoe dit het bedrijf binnen komt, hoe het is opgeslagen (en misschien zelfs weer van het bedrijf wordt afgevoerd) zijn mogelijk risicovolle besmettingsbronnen op te sporen.

Bij de checklist zijn de zaken aangetekend in de kolom "Slecht" aanleiding om het betreffende punt te gaan verbeteren.

4.1. Pluimvee

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Met de voorkant van de stal wordt gedoeld op die kant waar de voerruimte zich bevindt.

   

Goed

Normaal

Slecht

 

Aan- en afvoer pluimvee:

     

A

1. Wordt de laadploeg voorzien van bedrijfskleding en -schoeisel?

Ja

 

Nee

A

2. Worden de pluimveecontainers na afloop op het bedrijf gereinigd?

Ja

Nee

 

A

3. Zijn de kuikens Salmonella vrij?

Ja

 

Nee

A

4. Is er informatie betreffende de voorgaande kolom? (alleen bij IKB)

Ja

Nee

 

A

5. Wanneer wordt er gecontroleerd op Salmonella?

Elke maand

Einde van koppel

Nooit

 

Gezondheid:

     

A

1. Hoeveel keer heeft u de huidige koppel(s) behandeld tegen een ziekte? (aangeven per stal)

0

1-2

>2

A

2. En het koppel daarvoor? (aangeven per stal)

0

1-2

>2

         
 

Kadavers:

     

A

1. Hoe vaak (aantal dagen) worden de dode dieren uit de stal verwijderd?

Min. 2x per dag

Elke dag

>1 dag

A

2. Waar worden de kadavers opgeslagen?

Gesloten kadaver- ton

Open ton,afge- sloten ruimte

Open ton

A

3. U heeft een kadaverkoeling op uw bedrijf?

Ja

Nee

 

A

4. Worden de kadavers via dezelfde weg als de mest afgevoerd?

Ja

Nee

 

A

5. Worden de kadavers via de vuile weg afgevoerd?

Ja

 

Nee

A

6. Met welke regelmaat worden de kadavers van het bedrijf afgevoerd?

1 x per wk

1 x per 2wk

> 1 x per 2 wk

A

7. Katten, honden en ongedierte kunnen niet bij de kadavers

Ja

 

Nee

A

8. Bevindt de opslag zich buiten de stal?

Ja

 

Nee

A

9. Wordt de opslag van kadavers na afvoer gereinigd?

Ja

 

Nee

A

10. Wordt de opslag van kadavers na reiniging ontsmet?

Ja

Nee

 

A

11. Worden de kadavers bij de openbare weg aangeboden?

Ja

 

Nee

A

12. Is de ondergrond daarbij verhard?

Ja

 

Nee

A

13. Is deze ondergrond vloeistof dicht?

Ja

Nee

 

A

14. Wordt deze ondergrond na afvoer gereinigd en ontsmet?

Ja

 

Nee

4.2. Voer

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Geef op de tekening aan:

  • waar voer het bedrijf binnen komt

  • de voersilo's en andere opslagplaatsen van voer

  • de vulpijpen

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Voer:

     

2.2.i

A

Ondernemers zijn verplicht voedersilo's op een verharde ondergrond te plaatsen, schoon te houden, van buiten de stallen te vullen en te voorzien van een bedrijfsuniek nummer (ingeval er meer silo's zijn).

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Gebeurt dit zo?

Ja

 

Nee

 

A

2. Hoe komt het voer op het bedrijf binnen?

Achter- kant v.d. stal

Voorkant v.d. stal

 

2.2.j

A

Ondernemers zijn verplicht gebruik te maken van een bedrijfseigen stofopvangmiddel bij het lossen van het voer.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Gebeurt dit zo?

Ja

 

Nee

 

A

2. Is voerleverancier GMP erkend?

Ja

 

Nee

 

A

3. Wordt er voer of enkelvoudige grondstof (van eigen bedrijf of elders aangekocht) bijgemengd?

Nee

Ja, volgende vraag

 
 

A

4. Wordt van iedere partij een monster achtergehouden?

Ja

Nee

 

A

5. Is het voer of de grondstof genoemd in de vorige vraag gegarandeerd salmonella vrij? (aangetoond door monstering en analyse of verzekerd door leverancier?)

Ja

N.v.t.

Nee

 

A

6. Wordt het voer weleens aangezuurd?

Ja

Nee

 
 

A

7. Komt de silo voor elke leverantie geheel leeg?

Ja

Nee

 
 

A

8. Hoe vaak worden de voersilo's gereinigd?

Regel- matig

Na elke ronde

Nooit, volgende vraag

 

A

9. Kan de silo eenvoudig op voerresten worden gecontroleerd?

Ja

 

Nee

*

A

10. Worden voerresten (na elke ronde) uit de silo verwijderd?

Ja

 

Nee

 

A

11. Wat gebeurt er met het restvoer in het voersysteem nadat het koppel weg is?

Wordt afgevoerd

Gaat naar andere hennen

Blijft tot volgende ronde

   

Opslag:

     

2.2.k

A

Ondernemers zijn verplicht voeders, aanwezig bodem- en neststrooisel en verpakkingsmateriaal zodanig op te slaan dat deze schoon, droog en schimmelvrij blijven.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Gebeurt dit zo?

Ja

 

Nee

4.3. Water

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Geef op de tekening aan:

  • eventuele waterbron of waterkranen voor drinkwater voor de hennen.

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Drinkwater:

     

2.1.l

A

Ondernemers zijn verplicht drinkwater van een eigen bron in combinatie met een gesloten drinkwatersysteem, drinkwater van een eigen bron en drinkwater van het openbare water-leidingnet in combinatie met een open drink-watersysteem jaarlijks door een erkende instantie te laten onderzoeken en de onderzoeksresultaten twee jaar te bewaren.

 

Voldoet

Voldoet niet

 

A

1. Wat voor drinkwatersysteem heeft u? (Gesloten = rechtstreeks aangesloten of via voorraadvat met goed sluitende deksel)

Gesloten drink- water- systeem

Open drinkwater- systeem of eigen bron

*

A

2. Wordt het drinkwatersysteem gereinigd en ontsmet tijdens de leegstandperiode?

Ja

 

Nee

*

A

3. Wordt het water jaarlijks onderzocht?

Ja

 

Nee

2.1.n

A

Indien gebruik wordt gemaakt van drinkwater van het openbare waterleidingnet i.c.m. een gesloten drinkwatersysteem en drinkwateronderzoek is uitgevoerd overeenkomstig 2.1.l, vervalt de verplichting tot reiniging en ontsmetting, mits de uitslag voldoet aan de door het bestuur vastgestelde norm.

 

Voldoet

Vervalt Artikel 2.1.m

Voldoet niet

2.1.m

A

Indien gebruik wordt gemaakt van drinkwater van het openbare waterleidingnet i.c.m. een gesloten drinkwatersysteem, aan te tonen dat het drinkwatersysteem tijdens elke leegstandperiode wordt gereinigd en ontsmet.

 

Voldoet

Voldoet niet

Voldoet aan artikel 2.1.n

   

Voor:

- open drinkwatersysteem

- gesloten drinkwatersyteem welke niet elke ronde gereinigd en ontsmet wordt

- eigen bron

     

*

A

1. Is bij een gesloten drinkwatersysteem in één stal en bij een open drinkwatersysteem in elke stal een bacteriologisch drinkwateronderzoek verricht? (aangeven per stal)

Ja

 

Nee

*

A

2. Zijn de monsters voor het bacteriologisch drinkwateronderzoek aan het eind van het drinkwatersysteem genomen? (aangeven per stal)

Ja

 

Nee

*

A

3. Is, indien het drinkwater afkomstig is van een eigen bron jaarlijks, per bron een chemisch drinkwateronderzoek verricht? (aangeven per stal)

Ja

 

Nee

*

A

4. Is, indien het drinkwater afkomstig is van een eigen bron jaarlijks, per bron een bacteriologisch drinkwateronderzoek verricht? :

- bij gesloten systeem: 1 stal

- bij open systeem: alle stallen

Ja

Ja

 

Nee

Nee

*

A

5. Is de monstername t.b.v. dit onderzoek door een erkende instantie uitgevoerd? (aangeven per stal)

Ja

 

Nee

Nee

*

A

6. Is de analyse t.b.v. dit onderzoek door een erkende instantie uitgevoerd? (aangeven per stal)

Ja

 

Nee

*

A

7. Indien het chemisch drinkwateronderzoek niet aan de normen voldeed, zijn er dan corrigerende acties ondernomen en is het succes hiervan door middel van een nieuw drinkwateronderzoek aangetoond? (aangeven per stal)

 

Ja

Nee

*

A

8. Indien het bacteriologisch drinkwater- onderzoek niet aan de normen voldeed, is het drinkwatersysteem tijdens de leegstand gereinigd en ontsmet? (aangeven per stal)

 

Ja

Nee

*

A

Voor gesloten drinkwatersysteem welke tijdens leegstand wordt gereinigd en ontsmet: 9. Is het drinkwatersysteem tijdens de leegstand gereinigd en ontsmet? (aangeven per stal)

Ja

 

Nee

4.4. Eieren (vermeerdering)

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Geef op de tekening aan:

  • · raapruimte

  • · opslag van de eieren

  • · opslag van de lege containers •

   

Goed

Normaal

Slecht

C

1. Raapt u de struifeieren van de eierbandjes voordat u de inpakker aanzet?

Ja

 

Nee

C

2. Hoe vaak wordt de inpakmachine gereinigd?

Elke dag

Elke week

Elke maand

C

3. Hoe vaak wordt de vloer onder en rond de inpakmachine gereinigd?

Elke dag

Elke week

Maand- elijks

 

Eieren:

     

C

1. Staan de eieren opgeslagen in een open verbinding met de dieren?

Nee

Buffer- ruimte

Ja

C

2. Worden de eieren geconditioneerd opgeslagen in een aparte bewaarruimte?

Ja

Nee

 

C

3. Worden de eieren van het Salmonella positieve koppel in aparte containers opgeslagen en apart gehouden?

Ja

Nee

 

C

4. Kan de chauffeur op het schone deel van het bedrijf komen?

Nee

 

Ja

C

5. Welke trays worden gebruikt?

Nieuwe

Gedesin- fecteerde trays

Tweede- hands

C

6. Worden de containers gereinigd voordat ze op het bedrijf komen?

Ja

 

Nee

4.5. Mest

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Geef op de tekening aan:

  • · de mestopslag(en)

  • · de opslag van strooisel

  • · de afvoerroute van de mest

  • · de route van het strooisel

   

Goed

Normaal

Slecht

 

Mest:

     

A

1. Hoe lang is de transportroute voor mest van de dieren naar de mestopslag?

0-10 meter

11-50 meter

> 50 meter

A

2. Wordt de mest afgevoerd via de vuile route?

Ja

 

Nee

A

3. Hoe frequent wordt de mest afgevoerd?

0-7 dagen

Elke ronde

Gaat in opslag

A

4. Hoe is de mestopslag?

Dicht

Halfopen, loods

Open

A

5. Ligt de opslag beschut en is de wind zo dat ze niet richting de stal gaat?

Ja

 

Nee

5. Monitoring

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Onder monitoring wordt het onderzoek verstaan wat is uitgevoerd bij het betreffende koppel. Dit is niet alleen als ze op het bedrijf komen, maar ook daarvoor en erna.

5.1. Salmonella-onderzoek

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

     

Goed

Normaal

Slecht

   

In-/Uitgangscontrole:

     

4.1

A

Iedere ondernemer is verplicht elk koppel pluimvee te laten onderzoeken op aanwezigheid van Salmonella

 

Voldoet

Voldoet niet

4.8

A

De monsters dienen te worden onderzocht door een erkend laboratorium.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Zijn er voldoende monsters genomen? (aangeven per stal)

 

Ja

Nee

*

A

2. Door wie is de monstername verricht?

Veterinair

Para- veterinair

Derden of zelf

*

A

3. Is de analyse door door een erkend laboratorium of Gezondheidsdienst voor Dieren verricht?

 

Ja

Nee

*

A

4. Is er een besmetting met Salmonella aangetoond? (aangeven per stal)

 

Nee

Ja

 

A

5. Is er onderzoek gedaan bij de verzorgers van het besmette koppel?

Ja

Nee

 
 

A

6. De uitslag van het onderzoek luidde:

N.v.t.

Negatief

Positief

 

A

7. Zijn de huisdieren onderzocht op Salmonella?

Ja

Nee

 
 

A

8. De uitslag van het onderzoek luidde:

N.v.t.

Negatief

Positief

 

A

9. Zijn de andere (bedrijfsmatig gehouden) dieren op het bedrijf onderzocht op Salmonella?

Ja

 

Nee

 

A

10. De uitslag van het onderzoek luidde:

N.v.t.

Negatief

Positief

5.2. Informatie-overdracht

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Informatie:

     

5.1

A

Iedere ondernemer is verplicht de informatie over een koppel pluimvee, die is verkregen d.m.v. het verplichte onderzoek, door te geven aan de afnemer van het koppel pluimvee.

 

Voldoet

Voldoet niet

*

A

1. Is de ondernemer door zijn voorgaande schakel (opfokker/broederij) ingelicht?

 

Ja

Nee

*

A

2. Is/wordt bedoelde informatie doorgegeven aan het Productschap? (aangeven per koppel)

 

Ja

Nee

5.3. Maatregelen bij een besmetting

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

     

Goed

Normaal

Slecht

   

Bij besmetting:

     

6.1

A

De ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent moet na vaststelling van een besmetting met Salmonella onmiddellijk na het ontruimen van de stal deze grondig reinigen en ontsmetten.

 

Voldoet

Voldoet niet

 

B

1. Wordt er de besmette koppels pluimvee bij de vleeskuikenhouder logistiek geladen?

 

Voldoet

Voldoet niet

     

Goed

Normaal

Slecht

6.2

C/D

Wordt, indien een besmetting is geconstateerd bij een koppel pluimvee, het pluimvee behandeld/geruimd?

 

Voldoet

Voldoet niet

6.9

A

Indien een bij een bedrijf bij twee opeenvolgende koppels besmet is met Salmonella, dan dient de ondernemer een tracerings, monitorings- en bestrijdingsplan op te stellen en uit te voeren.

 

Voldoet

Voldoet niet

6.10

C/D

Het tracerings-, monitorings- en

 

Voldoet

Voldoet

   

bestrijdingsplan dient te worden opgesteld in de periode tussen de uitslag van de monstername en het plaatsen van een volgend koppel pluimvee.

   

niet

*

A

1. Wordt dit plan opgesteld in samenwerking met een door de GVP-code erkende dierenarts of de Gezondheidsdienst voor Dieren?

 

Ja

Nee

   

Onderzoek:

   

Nee

*

A

2. Is er na het reinigen en ontsmetten van de stal een zgn. swabonderzoek uitgevoerd, nu bij de uitgangscontrole een besmetting met Salmonella is vastgesteld?

 

Ja

 

*

A

3. Is er een besmetting aangetoond?

 

Nee

Ja, volgende vraag

*

A

4. Is de stal opnieuw ontsmet?

 

Ja

Nee

ONTSMETTINGSBEDRIJF & ONDERZOEKINSTITUUT

Naam ontsmettingsbedrijf

 

Plaats

 

Telefoon

 

Naam instantie swabs-onderzoek

 

Plaats

 

Telefoon

 

6. Bestrijdingsplan

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

De actiepunten kunnen bestaan uit maatregelen zoals ze al volgens de de "Verordening Hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999" als bekend verondersteld mochten zijn, en uit aanvullende maatregelen c.q. aanbevelingen. Dit zijn aandachtspunten en maatregelen met het oog op de "uiterste zorgvuldigheid". Te beschouwen als "aanbevelingen'.

Daarbij kan men o.a. denken aan:

  • · Stomen in plaats van normaal ontsmetten

  • Extra buffer (omkleedruimte) na centrale hygiënesluis tussen voer- en sorteerruimte en afdelingen per stal

  • · Aanpassen volgorde contrôle kippen

  • · Aanpassen volgorde rapen/sorteren eieren

  • · Eventueel antibioticakuur volgens protocol o.l.v. GD

  • · Aanzuren van het voer, of geëxpandeerd voer i.p.v. meel gebruiken

  • · Elke maand controleren op Salmonella middels bloed/mestonderzoek

De volgende zaken gelden ten allen tijde:

  • · Extra hygiëne bij betreden en na bezoek besmette stal (verplicht)

  • · Handen wassen bij binnenkomen én verlaten van besmette stal (verplicht)

  • · Apart schoeisel en kleding voor de ontsmette stal (verplicht)

In onderstaande tabellen wordt als samenvatting een overzicht van de diverse (belangrijkste) actiepunten en aanbevelingen weergegeven. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen handelingen op (zeer) korte termijn en (iets) langere termijn.

6.1. Op korte termijn

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Actiepunt

 
   

Aanbeveling

 
   

Monitoring

 

6.2. Op langere termijn

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Actiepunt

 
   

Aanbeveling

 
   

Monitoring

 

Bijlage VI. : Eisen aan de borgingssystematiek voor eigen monstername door de pluimveehouder

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

De pluimveehouder, die zelf monsters neemt ten behoeve van het onderzoek naar Salmonella en Campylobacter, volgens de in bijlage II en III vermelde bemonsteringsmethoden moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1. De monsters moeten worden genomen volgens de voorschriften in bijlage II en III van dit besluit.

  • 2. De uitslagen van de monstername uitgevoerd in de slachterij, volgens de in de bijlage van het Besluit Blindedarmcontrole beschreven onderzoeksmethodiek, moeten worden teruggekoppeld aan de pluimveehouder.

  • 3. Wanneer in een stal bij twee koppels achtereen een afwijking wordt geconstateerd tussen de uitslag van de monstername genomen volgens de voorschriften in bijlage II of III van dit besluit en de uitslagen van de in de bijlage van het Besluit Blindedarmcontrole genomen monsters, wordt de controle-instantie geïnformeerd. De controle-instantie zal dan minimaal driemaal bij de volgende monsternames aanwezig zijn.

  • 4. Indien de controle-instantie constateert dat de monstername naar behoren wordt uitgevoerd, mag de pluimveehouder na minimaal drie monsternames onder toezicht van de controle-instantie, deze weer zelfstandig uitvoeren.

Bijlage VII. Protocol voor reinigen en ontsmetten van pluimveestallen en inventaris

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Woord vooraf

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

In dit artikel wordt een protocol beschreven dat algemeen toepasbaar is en dient te worden ingevuld op basis van de specifieke bedrijfssituatie. Hiermee wordt onder meer bedoeld dat de te kiezen middelen en doseringen door de pluimveehouder zelf moeten worden ingevuld. Uiteraard is het raadzaam om deskundig advies in te winnen over de keuze van het materiaal, zodat de verschillende middelen goed op elkaar zijn afgestemd en niet contraproductief werken. Daarnaast hangt de werkwijze af van het type pluimvee en de daarbij horende staltypen.

Inleiding

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Over reinigen en ontsmetten bestaan veel verschillende meningen bij mensen die in de pluimveehouderij werkzaam zijn. De meningen lopen uiteen van alles moet steriel zijn als in een operatiekamer tot alleen met water reinigen is genoeg .

De verordeningen van de Productschappen Pluimvee en Eieren schrijven echter bepaalde werkwijzen voor die kunnen bijdragen tot de vermindering van de Salmonella- en Campylobacterbesmettingen van het eindproduct: pluimveevlees of eieren. In de bestrijding van deze bacteriën speelt de reiniging en ontsmetting van stallen terecht, een belangrijke rol.

Toch is dit niet de enige reden om goed te ontsmetten. Allerlei ongewenste ziektekiemen voor de dieren zelf dienen ook te worden gedood. Bij elk nieuwe koppel dient er met een schone lei te worden begonnen, waarbij ook de insleep vanuit de omgeving van de stallen moet worden voorkomen.

Er bestaat geen algemeen geldende “beste” methode waarmee een stal dient te worden gereinigd en ontsmet. Wel zijn er tal van specifieke zaken waarmee rekening moet worden gehouden en die in de loop van de jaren verwateren of worden vergeten.

In dit artikel staan vele zaken die uiteraard bekend en voor de hand liggend zijn, maar er wordt getracht uw geheugen op te frissen en uzelf scherp te houden.

De werkzaamheden rondom het schoonmaken en ontsmetten van pluimveestallen komt in grote lijnen hierop neer:

  • Afvoer van losse inventaris uit de stal

  • Mest verwijderen

  • Droog reinigen van stal en vaste inventaris (bezemschoon)

  • Inweken onder toevoeging van inweekmiddel

  • Reinigen van “vaste” drinknippelsystemen

  • Schoonmaken stal en vaste inventaris

  • Droogtrekken vloer

  • (gedeeltelijk) Herinrichten

  • Nat ontsmetten

  • Droog na-ontsmetten

Reinigen en ontsmetten zijn twee afzonderlijke handelingen. De aanwezigheid van organisch vuil, maar vooral van vet staat een goede ontsmetting in de weg. Organisch materiaal inactiveert ontsmettingsmiddelen en vet is een prima beschermer is van micro-organismen. Alleen als er loog wordt gebruikt, weliswaar met in achtneming van voldoende inweektijd, zouden ze in één procesgang kunnen worden uitgevoerd.

Algemeen geldt echter, als zowel een reinigings- als een desinfectiemiddel wordt gebruikt, dat de beide middelen op elkaar moeten zijn afgestemd. Deze informatie is te verkrijgen bij de leverancier van de middelen.

Reinigen

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Voor een goede reiniging van de stal en directe omgeving is het van belang dat de werkzaamheden in de juiste volgorde worden uitgevoerd.

Het water dat voor de reiniging wordt gebruikt dient minimaal geschikt te zijn als drinkwater voor vee, om te voorkomen dat er stoffen in zitten die de reiniging negatief beïnvloeden.

Werkwijze reiniging stal:

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1. Direct na het afleveren van de dieren beginnen met bestrijden van piepschuimkevers en larven door het spuiten van een bestrijdingsmiddel op de wand en op de kieren en naden tussen vloer en wand. Hiertoe moeten naden eerst worden vrijgemaakt van mest en strooisel. Ook de kieren tussen staanders en spanten moeten worden behandeld, kevers en larven verdwijnen niet alleen naar boven, maar ook naar beneden!!

  • 2. Voerruimten, hygiënesluis en andere ruimten die met de stal in verbinding staan moeten worden ontruimd en goed schoongemaakt.

  • 3. Voersysteem volledig leeg draaien, voerresten verwijderen en het voersysteem goed handmatig schoonmaken. De silo en opvoervijzel naar en van de weeginstallatie niet vergeten. Silo’s moeten leeggedraaid worden en voerresten onder in de silo en weegapparatuur handmatig worden verwijderd.

  • 4. Demonteerbare en niet ter plaatse te reinigen apparatuur uit de stal verwijderen en opslaan op een verharde ondergrond met een goede waterafvoer.

  • 5. Mest verwijderen en direct afvoeren van het bedrijf. Bij opslag op het eigen bedrijf zo ver mogelijk van de stal en goed afdekken.

  • 6. Uitneembare ventilatoren uit de kokers halen en opslaan op verharde ondergrond. Ventilatieopeningen droog schoonmaken. Bij lengteventilatie de ventilatoren en de kasten goed schoonmaken. Zorg hierbij voor een goede afvoer van vuil water.

  • 7. Luchtinlaatkleppen en kasten schoonborstelen zowel aan de binnen- als buitenkant. De moeilijke bereikbaarheid van buitenaf werkt hier vaak belemmerend. Het schoonmaken van de beschermkappen buiten is belangrijk in verband met naar binnen trekken van stof dat daar is opgehoopt. Bovendien zijn ze vaak van hout en afgeschermd met gaas en daardoor lastig schoon te maken. Perslucht kan hier een hulpmiddel zijn.

  • 8. Apparatuur die niet met water is te reinigen schoonborstelen en schoonblazen met een luchtcompressor en daarna afdekken met plastic of op een stofvrije plaats opslaan.

  • 9. Stal schoonvegen en zo nodig mestresten wegkrabben.

  • 10. Drinkwatersysteem leeg laten lopen, doorspelen en volzetten met een specifiek reinigingsmiddel. Na voldoende inwerktijd spoelen.

  • 11. Sterk bevuilde vloeren en vloeren van een slechte kwaliteit eerst gedurende minimaal 3 uur tot overnacht laten inweken met water waaraan een inweekmiddel is toegevoegd en daarna onder hoge druk schoonspuiten. Hierbij extra aandacht besteden aan de kieren en naden. Deze dienen goed te worden schoongespoten zodat later het desinfectiemiddel diep in de naden kan doordringen. Soms is het nodig de stal iets langer te laten afkoelen om de naden ver genoeg open te krijgen.

  • 12. Plafond, ventilatorkokers en wanden in delen inschuimen met een reinigingsmiddel. Schuimmiddelen zijn te verkiezen boven vloeibare middelen want ze werken langduriger. Vervolgens 30 minuten later deze onderdelen afspuiten met water: - ventilatorkokers en plafond met een rondstraler; - wanden met een vlakstraler. Hierbij van boven naar beneden werken.

  • 13. Vloer, voer- en drinkwatersysteem inschuimen met een reinigingsmiddel. Vervolgens 30 minuten later afspuiten met water. Er op letten dat niet het vuil van de vloer weer op de wanden wordt gespoten door (te) hoge druk. Zorg voor een voldoende afvoer van water.

  • 14. Kachels dienen van binnen en van buiten te worden gereinigd. Als de stal wordt drooggestookt, droogt de vuillaag aan de binnenkant uit, laat los en wordt in de schone stal geblazen.

  • 15. Leidingen en buizen die in een stal lopen worden vaak vergeten, vooral die zich hoog in de stal bevinden. Hetzelfde geldt voor lampen en TL armaturen die soms schuin zijn gemonteerd zodat er een laag stof op ligt.

  • 16. Stalvloer droogtrekken .

  • 17. Alle in relatie tot de stal staande lokalen en gebouwen droog schoonmaken en daarna nat met een reinigingsmiddel. Ook de ruimte waar kadavers worden bewaard moet goed worden gereinigd.

  • 18. Inspecteer de stalruimte en apparatuur op achtergebleven visuele verontreinigingen.

  • 19. Opgeslagen inventaris reinigen met een reinigingsmiddel, daarna afspoelen met water.

  • 20. Gedemonteerde ventilatoren reinigen met een compressor of een aangepaste borstel.

  • 21. Stal inrichten maar geen inventaris op de stalvloer plaatsen. Ventilatoren plaatsen en nadat de stal is opgedroogd, kokers afsluiten.

  • 22. Stal zo goed mogelijk afsluiten. Zorg echter voor goede bereikbaarheid van de te behandelen oppervlakken, bijvoorbeeld de luchtinlaatkleppen.

  • 23. Kleding wassen. Schoeisel of laarzen schoonmaken.

Reinigen en ontsmetten drinkwatersysteem:

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Probeer allereerst vast te stellen wat de aard is van de inwendige vervuiling van het systeem. Dit kan gedaan worden door het systeem op enkele plaatsen te ontkoppelen.

Ruwweg kan dit bestaan uit organisch vuil (bacteriën, algen en schimmels) of anorganisch (kalksteen). Organische aanslag kan worden verwijderd met een alkalisch reinigingsmiddel of waterstofperoxide; anorganische aanslag moet worden bestreden met een zuur reinigingsmiddel (pas op voor corrosie).

Tijdens de reiniging dient de stal c.q. de watertemperatuur minimaal 10o C te bedragen. Werkwijze reiniging drinkwatersysteem.

Nippel- en cupsystemen en centrale leidingen:

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • Systeem voorspoelen met hoge druk.

  • Via doseerapparaat of voorraadvat slangen en systeem vullen met een oplossing van het reinigingsmiddel. Elk tappunt controleren of de vloeistof is doorgedrongen (ruiken of pH papiertjes). Gedurende minimaal 24 uur in laten werken.

  • Systeem leeg laten lopen en goed spoelen met schoon water.

Drinktorens en losse cups:

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Onderdompelen in de reinigingsvloeistof (kalkoplossend) en 2 tot 6 uur in laten werken. Daarna onder druk afspuiten met een koude waterstraal. Bij ernstige vervuiling met een harde borstel reinigen.

Daarna de nippelleidingen volzetten met een ontsmettingsmiddel, de benodigde tijd laten staan en met schoon drinkwater naspoelen. Controleer hierbij desgewenst of alle ontsmettingsmiddel weg is.

De drinktorens dompelen of afsproeien met een ontsmettingsmiddel, waarna ze worden nagespoeld met schoon drinkwater.

Ontsmetten

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Ontsmetting kan gedaan worden met verschillende ontsmettingsmiddelen, die elk één of meerdere werkzame stoffen bevatten. Om een goede werkzaamheid tegen Salmonella paratyphi B var. Java te verkrijgen wordt ontsmetting met formalinehoudende middelen geadviseerd. Voor de meeste middelen geldt dat de stal zeer goed gereinigd moet zijn, omdat de werkzame stof door vuilresten onwerkzaam wordt gemaakt.

Ontsmetting kan uitgevoerd worden met de aanwezige reinigingsapparatuur. Er moet echter geen hoge druk gebruikt worden. De beste resultaten worden behaald door een combinatie van een ontsmetting van de vloer, de opgaande wand en de inlaatkleppen met de hogedrukreiniger gevolgd door een ruimteontsmetting met een hoge druk vernevelaar.

Werkwijze ontsmetting

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1. Breng de stal tijdig van tevoren op de gewenste temperatuur. Wanneer deze niet bereikt kan worden, kies dan een ander ontsmettingsmiddel dat wel bij de behaalde temperatuur past of laat het middel langer inwerken.

  • 2. Neem maatregelen om insleep tijdens en na de ontsmetting te voorkomen. Deuren in verband met de eigen veiligheid nog niet op slot.

  • 3. Neem de beschermende maatregelen, zoals die op het etiket van het desinfectiemiddel vermeld zijn. Gasmasker met goede filterbus, handschoenen en goed sluitend regenpak. Werk, vanwege de veiligheid, altijd met 2 personen. Neem geen enkel risico!!

  • 4. Maak een voorraad van het ontsmettingsmiddel klaar in de juiste voorgeschreven concentratie. Zuig met de hogedrukreiniger vanuit dit bassin de vloeistof aan.

  • 5. Spuit onder lage druk het desinfectiemiddel over de vloer, de opgaande wand en de openstaande inlaatkleppen of -ventielen. Werk altijd in de richting van de grote deuren.

  • 6. Sluit daarna alle ventilatie inlaatopeningen.

  • 7. Plaats alle inventaris en gereedschappen in de stal.

  • 8. Maak de oplossing aan voor de ruimteontsmetting.

  • 9. Vernevel de desinfectievloeistof in de stal. De hogedruk vernevelaar laten vernevelen via aparte openingen in de zijmuur of in de deuren. Indien de vernevelaar in de stal geplaatst moet worden voorkom dan het aanzuigen van de nevel, door het apparaat op tijd terug te trekken. De laatste hoeveelheid vloeistof via een openstaande deur naar binnen blazen.

  • 10. Ook alle in relatie tot de stal staande lokalen en gebouwen ontsmetten, bij voorkeur met behulp van de hogedruk vernevelaar.

  • 11. Doe alle deuren op slot en laat formaline minimaal 24 uur inwerken, de overige middelen dienen een minimale inwerkingstijd van 8 uur te hebben.

  • 12. Ventileer de restdamp na de inwerkingstijd uit de stal, de stal tevens opwarmen tot 15o C. Eerst de ventilatiekokers openen daarna de inlaatopeningen. Eventuele restdampen van formaldehyde kunnen geneutraliseerd worden door het versproeien van een 25% ammoniumverbinding (ammoniakwater). Dus niet de stal opengooien, zodat alles en iedereen erin kan.

  • 13. Het inwendige van het voersysteem in de stal is niet bereikbaar voor schoonmaken of ontsmetten. Indien er aanleiding voor is, dient het voersysteem in de stal vooral de vijzels, zo nodig te worden ontmanteld of vol gezet met een ontsmettingsmiddel dat is gemengd in een hoeveelheid voer. Bijvoorbeeld 5% formaline of een organisch zuur in wat restvoer gedurende tenminste 24 uur in het systeem laten staan. Het is raadzaam om de silo zelf en de weeginstallatie plus aanvoervijzels buiten de stal van tijd tot tijd ook op een dergelijke manier te behandelen.

  • 14. Resten opgedroogd ontsmettingsmiddel, met name formaline, met water verwijderen. Erfverharding, in het bijzonder de laadplaats van de kuikens en de uitblaasruimte bij lengteventilatiestallen, desinfecteren met de hogedrukreiniger met een oplossing van natronloog of chloor (bijvoorbeeld Halamid (3%)).

Bijlage VIII. Protocol voor het nemen van swabmonsters in stallen waar bij het koppel een Salmonella paratyphi B var. Java is geconstateerd.

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Het doel van de monstername is Salmonella paratyphi B var. Java te vinden, het is derhalve van belang om gericht te zoeken naar zichtbaar vuile oppervlakken. Deze worden bemonsterd, aangezien het niet zinvol is om schone oppervlakken te swabben.

Soms is het zinvol om meer swabs te nemen van andere dan de hier genoemde plaatsen; hierbij geldt steeds weer dat er gericht gezocht dient te worden. Dergelijke plaatsen kunnen in de directe omgeving van de stallen liggen, bijvoorbeeld de voerdistributie/weegplaats.

Het is uiteraard van belang om een visuele beoordeling van de stallen en inventaris uit te voeren. Hierbij moet ook de aanwezigheid van ongedierte, zoals kevers en larven worden meegenomen.

Bij het nemen van swabmonsters in de stallen die met Salmonella paratyphi B var. Java besmet waren, dienen tenminste 50 swabs genomen te worden bijvoorbeeld op de volgende plaatsen (dit laatste is enigszins afhankelijk van de betreffende praktijksituatie).

1.

De vloeren, in het bijzonder de scheuren en de aansluitnaden met de wanden:

25 stuks;

2.

Voerlijnen: voerpannen en de binnenzijde van de vijzelbuizen:

10 stuks;

3.

Voerhoppers en de valpijpen aan de binnenzijde:

2 stuks;

4.

Ventilatoren plus de behuizing ervan:

5 stuks;

5.

De vloer van het voerhok:

1 stuk;

6.

Kachels aan binnen en buitenzijde:

2 stuks;

7.

Inlaatopeningen van luchtinlaatkleppen, aan de buitenzijde:

5 stuks.

Voorts monstername van losliggend vuil en schraapsel van risicoplaatsen, zoals de binnenzijde van de voervijzel, bedrijfsschoeisel en kieren van afvoerputten. Het te nemen aantal swabs is afhankelijk van de hoeveelheid aangetroffen materiaal.

Voor de analyse mogen 25 swabs worden gepoold.

  1. Uitslag van het laatste hygiëneonderzoek voor plaatsing van de hennen ^ [1]