Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk

[Regeling vervallen per 31-12-2011.]
Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 07-11-2024.
Geldend van 01-01-2006 t/m 30-12-2011

Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk

Het bestuur van het Productschap Zuivel heeft, gelet op artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 5, lid 1, van de Instellingsverordening Produktschap Zuivel en artikel 6, lid 1, van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht, in de vergadering van 17 november 1999 de navolgende verordening vastgesteld.

Inleiding

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

De ontvanger van boerderijmelk neemt ten aanzien van het handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk de navolgende bepalingen in acht.

Tijdstip monsterneming

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

  • 1 Het nemen van de monsters tankmelk geschiedt onmiddellijk voorafgaande aan het moment van aflevering van de tankmelk aan de rijdende melkontvangst.

  • 2 Onder “het in onderzoek nemen” wordt in deze verordening verstaan: het moment van registratie van ontvangst van de monsters boerderijmelk door een melkcontrolestation.

Chauffeur-monsternemer

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

  • 1 Het nemen van de tankmelkmonsters en het transport van die monsters naar de ontvanger van boerderijmelk waaraan de tankmelk wordt geleverd, wordt verzorgd door de chauffeur van de betreffende rijdende melkontvangst.

  • 2 De chauffeur-monsternemer is terzake kundig en beschikt hiertoe over een verklaring van het COKZ.

  • 3 De chauffeur-monsternemer draagt kennis van een door of namens de ontvanger van boerderijmelk, in wiens opdracht de tankmelk wordt opgehaald, afgegeven schriftelijke instructie omtrent de uitvoering van zijn taak.

    Deze instructie bevat ten minste de in deze verordening vastgelegde bepalingen voor het nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk.

  • 4 Indien de chauffeur-monsternemer in de praktijk de betreffende voorschriften niet met zorg blijkt na te komen, kan het COKZ hem voor verdere monsterneming ongeschikt verklaren.

Monsterflessen

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

  • 1 De ontvanger van boerderijmelk gebruikt alleen monsterflessen die door het melkcontrolestation ter beschikking worden gesteld.

  • 2 De ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor dat elke monsterfles en de sluiting daarvan die gebruikt wordt voor de monsterneming uit de melkkoeltank schoon, droog en inwendig nagenoeg vrij van kweekbare kiemen is. Na spoelen van de monsterfles met 5 ml gesteriliseerde melk mag het kiemgetal van deze melk 10 per ml niet overschrijden.

  • 3 De ontvanger van boerderijmelk bewaart de lege monsterflessen na ontvangst ordelijk in een speciaal daarvoor bestemde, niet voor onbevoegden toegankelijke, koele, droge en schone ruimte.

Monsterlepel

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

  • 1 De ontvanger van boerderijmelk gebruikt uitsluitend een monsterlepel van roestvaststaal, die naadloos is, een ronde bodem heeft of een bodem met afgeronde hoeken, een steel van voldoende lengte en een voor het onderzoek geschikte inhoud.

  • 2 De monsterlepel is goed gereinigd, en wordt tijdens het vervoer bewaard in een houder met water waaraan als desinfectiemiddel een zodanige hoeveelheid jodofoor is toegevoegd, dat het gehalte aan titreerbaar jodium in de monsterlepelhouder ten minste 30 en ten hoogste 150 mg/l bedraagt. De ontsmettingsvloeistof wordt permanent op de voorgeschreven concentratie gehouden, en wordt ten minste dagelijks ververst.

Monsterneming

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

  • 1 Elke door een melkveehouder aan een ontvanger van boerderijmelk te leveren hoeveelheid tankmelk wordt bemonsterd, en wel op een zodanige wijze, dat het daardoor verkregen monster kan worden bestemd voor het verrichten van het kwaliteitsonderzoek.

    De voorzitter kan, gehoord het COKZ, in bijzondere omstandigheden ontheffing van deze bepaling verlenen onder nader te stellen voorwaarden.

    De monsterneming heeft plaats uit de tank waarin de melk wordt bewaard.

  • 2 Tankmelk welke de ontvanger van boerderijmelk weigert te ontvangen, behoeft niet te worden bemonsterd.

  • 3 De monsters hebben de gemiddelde samenstelling van de leverantie waarvan ze zijn genomen.

    De melkkoeltank is hiertoe voorzien van een intermitterend roerwerk, dat telkens, met een onderbreking van ten hoogste een halfuur, de inhoud van de tank ten minste twee minuten roert en dat tevens voldoet aan de eisen neergelegd in NEN-ISO 5708 - Melkkoeltanks voor boerderijen.

    Voor de monsterneming wordt de inhoud van de melkkoeltank ten minste één minuut door het handmatig inschakelen van het automatisch werkend roerapparaat geroerd.

    Indien de melkkoeltank niet is voorzien van een intermitterend roerwerk wordt de inhoud van de melkkoeltank voor de monsterneming ten minste twee minuten door middel van een daarvoor bestemd automatisch werkend roerapparaat geroerd.

  • 4 De monsterneming geschiedt onmiddellijk na het roeren, terwijl de melk nog in beweging is, en wel voordat de kraan van de melkkoeltank wordt geopend.

  • 5 De monsterlepel wordt alleen aan de handgreep aangevat.

  • 6 De monsterlepel wordt eerst tweemaal met de melk die wordt bemonsterd, omgespoeld en weer leeggegoten, alvorens 65 ± 5 ml. melk in het monsterflesje wordt geschept, dat daarna direct wordt afgesloten met de bij de monsterfles behorende dop.

  • 7 De monsterlepel wordt vervolgens met water van drinkwaterkwaliteit goed schoongespoeld, en daarna in de in artikel 6, lid 2, bedoelde houder geplaatst.

  • 8 Tijdens het gebruik wordt de monsterlepel zodanig behandeld, dat hij niet kan worden verontreinigd.

  • 9 De monsters zijn duidelijk gekenmerkt.

  • 10 De chauffeur-monsternemer draagt er zorg voor dat de op de monsters betrekking hebbende bijzonderheden omtrent de naam van de chauffeur-monsternemer, herkomst van de monsters, datum en tijdstip van de bemonstering, het tijdstip van het plaatsen van de monsters in de gekoelde ruimte van de ontvanger van boerderijmelk e.d., tezamen met de nummers van de monsters ordelijk worden geregistreerd.

Bewaarcondities

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

  • 1 De ontvanger van boerderijmelk zorgt ervoor dat de monsters boerderijmelk, nadat ze zijn genomen, direct worden gekoeld en uiterlijk binnen 1 uur een temperatuur hebben bereikt van ten minste 0,0 en ten hoogste 4,0°C.

  • 2 Na afloop van de in lid 1 bedoelde termijn van maximaal 1 uur worden de monsters bij een temperatuur van ten minste 0,0 en ten hoogste 4,0°C bewaard, tot het moment waarop zij in onderzoek worden genomen. Lokale ijsvorming wordt voorkomen.

  • 3 Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor het onderzoek op kiemgetal, worden bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 4,0°C en binnen 36 uur na monsterneming op kiemgetal in onderzoek genomen.

  • 4 Monsters boerderijmelk die zijn bestemd voor onderzoek op melkvreemde bacteriegroeiremmende stoffen worden, in afwijking van lid 1 en 2, bewaard bij ten hoogste 8,0°C en moeten binnen 96 uur na monsterneming in onderzoek zijn genomen. Voornoemde temperatuurgrens van 8,0°C mag gedurende een periode van maximaal 24 uur tot ten hoogste 20°C worden overschreden.

  • 5 Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor onderzoeken in het kader van de bepaling van de kwaliteit, anders dan genoemd onder lid 3 en 4, worden, in afwijking van lid 1 en 2:

    • a. bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 8,0°C en binnen 36 uur na monsterneming in onderzoek genomen of;

    • b. bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 4,0°C en binnen 96 uur na monsterneming in onderzoek genomen.

  • 6 Monsters die zijn bestemd voor de bepaling van de samenstelling worden, in afwijking van lid 1 en 2, bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 8,0°C en binnen 96 uur in onderzoek genomen.

  • 7 Indien de bewaring en koeling van de genomen monsters tijdens het vervoer geschiedt met behulp van een water/ijsmengsel, wordt het water gedesinfecteerd door toevoeging van een zodanige hoeveelheid jodofoor, dat het gehalte aan titreerbaar jodium in de ontsmettingsvloeistof ten minste 10 en ten hoogste 150 mg/l bedraagt.

  • 8 De monsters worden zo snel mogelijk nadat zij zijn genomen geplaatst in een speciaal daarvoor bestemde, niet voor onbevoegden toegankelijke, schone gekoelde ruimte.

  • 9 Indien voor de temperatuurcontrole een adequaat systeem met automatische meting en registratie wordt toegepast, worden de in de leden 1 tot en met 6 bedoelde bepalingen betreffende de bewaartemperaturen geacht te zijn nageleefd, indien het voortschrijdend gemiddelde over elke aaneengesloten periode van twee uur, met ten minste vier metingen en registraties per uur, aan de temperatuurcriteria voldoet.

  • 10 Teneinde de bovengenoemde bewaarcondities van de monsters in acht te nemen, bepalen het melkcontrolestation en de ontvanger van boerderijmelk in onderling overleg de tijdstippen waarop de genomen monsters door het melkcontrolestation worden opgehaald respectievelijk in onderzoek worden genomen, met dien verstande dat de monsters zo spoedig mogelijk na aankomst bij de ontvanger van boerderijmelk naar het melkcontrolestation worden vervoerd.

Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 31-12-2011]

Deze verordening kan worden aangehaald als Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk. Zij treedt in werking op 1 januari 2000.

Amersfoort, 17 november 1999

G. van den Berg

voorzitter

F. Beekman

secretaris

Goedgekeurd door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 9 december 1999 nr. TRCJZ/1999/11725 en door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 22 december 1999.