-
a. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover
ingedeeld in categorie I, II, III of IV volgens tabel 1 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 1 voorzover die zeer vergiftig of ontplofbaar zijn;
-
b. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover
ingedeeld in categorie III of IV volgens tabel 1 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld in onderdeel a, waarbij voor onstabiele
gassen de indeling in categorie I of II ongewijzigd blijft, voor zuurstof- en distikstofoxyde-opslagreservoirs
het volume groter is dan 25000 liter, voor stationaire bovengrondse propaan- en butaanopslagreservoirs
met gasafname het volume groter is dan 5000 liter, en voor propaanopslagreservoirs
met gasafname op een bouwterrein het volume groter is dan 8000 liter;
-
c. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover
ingedeeld in categorie II, III of IV volgens tabel 2 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage I, deel 2, kolom 1 onder
9 en 10;
-
d. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover
ingedeeld in categorie III of IV volgens tabel 2 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel c, waarbij voor drukvaten
met lucht het volume groter is dan 2500 liter en de maximaal toelaatbare druk PS hoger
is dan 30 bar, en voor stikstof-, argon-, helium- en koolzuur-opslagreservoirs het
volume groter is dan 40000 liter;
-
e. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten met een volume
groter dan 1 liter, voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 3
van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 die zeer vergiftig of ontplofbaar
zijn;
-
f. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten met een volume
groter dan 1 liter, voorzover ingedeeld in categorie II of III volgens tabel 3 van
bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld in onderdeel
e;
-
g. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten met een volume
groter dan 10 liter, voorzover ingedeeld in categorie I of II volgens tabel 4 van
bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage
I, deel 2, kolom 1 onder 9 en 10;
-
h. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover
ingedeeld in categorie II volgens tabel 4 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen
in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel g;
-
i. de in artikel 3, punt 1.2. bedoelde drukapparatuur voorzover ingedeeld in categorie
III of IV volgens tabel 5 van bijlage II bij de richtlijn;
-
j. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 6 van bijlage II bij de
richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover die zeer vergiftig of ontplofbaar zijn;
-
k. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie II of III volgens tabel 6 van bijlage II bij de richtlijn,
indien de waarde van DN groter is dan 65, voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld
in onderdeel j;
-
l. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie II of III volgens tabel 7 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage I, deel 2, kolom 1 onder
9 en 10;
-
m. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie III volgens tabel 7 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel l;
-
n. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 8 van bijlage II bij de
richtlijn, voor stoffen in groep 1 die zeer vergiftig of ontplofbaar zijn;
-
o. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 8 van bijlage II bij de
richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld in onderdeel n en waarbij
de waarde van DN groter is dan 65;
-
p. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie I of II volgens tabel 9 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage I, deel 2, kolom 1 onder
9 en 10;
-
q. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,
voorzover ingedeeld in categorie II volgens tabel 9 van bijlage II bij de richtlijn,
voor stoffen in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel p.