Besluit welzijn productiedieren

[Regeling vervallen per 01-07-2014.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-02-2000 en zichtdatum 13-11-2024.
Geldend van 04-02-2000 t/m 31-07-2003

Besluit van 16 december 1999, houdende regelen ter zake van het houden, verzorgen en huisvesten van productiedieren (Besluit welzijn productiedieren)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 1 juli 1999, no. TRCJZ/1999/6785, Directie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 98/58/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PbEG L 221) en op de artikelen 35, 38, 45 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Raad van State gehoord (advies van 4 oktober 1999, no. W11.99 0329);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 14 december 1999, no. TRCJZ/1999/11 274, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 2 Dit besluit is niet van toepassing op vissen, reptielen, amfibieën en ongewervelde dieren.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het houden van varkens, kalveren en legkippen geschiedt overeenkomstig artikel 3, derde lid. Het houden van andere dieren geschiedt overeenkomstig artikel 3.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De bewegingsvrijheid van het dier wordt niet op zodanige wijze beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht.

  • 2 Wanneer een dier permanent of geregeld wordt aangebonden, vastgeketend of geïmmobiliseerd, wordt het voldoende ruimte gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften.

  • 3 Een dier wordt, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, beschermd tegen slechte weersomstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico's.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Een dier wordt verzorgd door een voldoende aantal personen, dat:

    • a. beschikt over de nodige kennis;

    • b. beschikt over de nodige vaardigheden, en

    • c. vakbekwaam is.

  • 2 Een dier dat wordt gehouden in een veehouderijsysteem waar zijn welzijn afhangt van frequente verzorging door de mens, wordt ten minste eenmaal per dag gecontroleerd. Een dier dat in een ander systeem wordt gehouden, wordt zo vaak gecontroleerd dat lijden wordt voorkomen.

  • 3 Een dier dat ziek of gewond lijkt, wordt onmiddellijk op passende wijze verzorgd. Wanneer die zorg geen verbetering in de toestand van het dier brengt, wordt zo spoedig mogelijk een dierenarts geraadpleegd.

  • 4 Een dier krijgt een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder zodat het in goede gezondheid blijft en aan zijn voedingsbehoeften wordt voldaan.

  • 5 Het toegediende voeder en drinken alsmede de wijze van toediening brengen het dier geen onnodig lijden of letsel toe.

  • 6 Een dier krijgt voeder met tussenpozen die bij zijn fysiologische behoeften passen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Er is voldoende verlichting voor een grondige controle van het dier op elk willekeurig tijdstip.

  • 2 Een ziek of gewond dier wordt zo nodig afgezonderd in een passend onderkomen. Het onderkomen bestaat zo nodig uit droog strooisel.

  • 3 Het materiaal dat wordt gebruikt voor de behuizing is niet schadelijk voor het dier en kan grondig gereinigd en ontsmet worden.

  • 4 Behuizing en inrichtingen voor de beschutting van een dier zijn zodanig geconstrueerd en verkeren in een zodanige staat van onderhoud dat er geen scherpe randen of uitsteeksels zijn die het dier kunnen verwonden.

  • 5 De luchtcirculatie, het stofgehalte van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties in de omgeving van het dier zijn niet schadelijk voor het dier.

  • 6 Een in een gebouw gehouden dier wordt niet permanent in het duister of in kunstlicht gehouden. Indien het beschikbare natuurlijke licht niet voldoende is voor de ethologische en fysiologische behoeften van het dier, is geschikt kunstlicht aanwezig.

  • 7 Indien de gezondheid en welzijn van een dier afhankelijk is van een kunstmatig ventilatiesysteem, is dat voorzien van een passend noodsysteem waarmee voldoende verse lucht kan worden aangevoerd om de gezondheid en het welzijn van het dier te waarborgen als het hoofdsysteem uitvalt. Indien het hoofdsysteem uitvalt treedt een alarmsysteem in werking. Het alarmsysteem wordt regelmatig getest.

  • 8 Een dier heeft toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon water of kan op een andere wijze aan zijn behoefte aan water voldoen.

  • 9 Een voeder- of drinkinstallatie is zo ontworpen, gebouwd en geplaatst dat het gevaar voor verontreiniging van voeder en water, alsmede mogelijke schadelijke gevolgen van rivaliteit tussen de dieren tot een minimum worden beperkt.

  • 10 Automatische of mechanische apparatuur die noodzakelijk is voor de gezondheid en het welzijn van een dier wordt ten minste eenmaal per dag gecontroleerd. Defecten worden onmiddellijk hersteld. Indien herstel niet mogelijk is, worden de nodige maatregelen getroffen om de gezondheid en het welzijn van het dier veilig te stellen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Diergeneesmiddelenwet wordt door de eigenaar of houder van een dier een register bijgehouden van de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen. Dit register wordt ten minste drie jaar bewaard.

  • 2 Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Diergeneesmiddelenwet worden geen stoffen aan een dier toegediend, behalve stoffen voor therapeutische of profylactische doeleinden, dan wel zoötechnische behandeling zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG (PbEG L 125), tenzij uit wetenschappelijke studies naar het welzijn van dieren of uit de ervaring is gebleken dat de stof niet schadelijk is voor de gezondheid of het welzijn van het dier.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit welzijn productiedieren.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 december 1999

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de achtentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals