Artikel 3. Sociale basisvoorzieningen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor subsidieverlening op grond van hoofdstuk II, afdeling 4, paragraaf 1, onder a van de Subsidieregeling is het volgende beleidskader van toepassing.
Algemeen: Activiteiten die worden uitgevoerd in, dan wel ten goede komen aan slechts één land
komen niet voor subsidie in aanmerking.
Prioriteit wordt gegeven aan activiteiten gericht op beleids- en kennisontwikkeling,
institutionele versterking, waaronder wordt verstaan capaciteitsopbouw, organisatieversterking
en systeemontwikkeling, en versterking van de civil society in de volgende sectoren:
1. Basisgezondheid
Doelstelling: Verbeteren van de gezondheidssituatie van arme bevolkingsgroepen door
middel van het versterken van en verbeteren van de toegang tot de basisgezondheidsvoorzieningen
in ontwikkelingslanden.
De doelstellingen van de te subsidiëren activiteiten dienen inhoudelijk overeen te
komen met een of meer van de volgende punten:
- -
vergroten van de toegankelijkheid van de basisgezondheidszorg, zowel preventief als
curatief;
- -
institutionele versterking binnen de gezondheidssector op nationaal en districtsniveau,
met speciale aandacht voor kostenbeheersing, efficiëntie en human resources development;
- -
bestrijding van specifieke tropische ziektes, zoals tuberculose en malaria;
- -
ondersteuning van specifieke programma’s, zoals essentiële geneesmiddelen, immunisatie
en micronutriënten;
- -
onderzoek, gericht op beleidsondersteuning, dan wel operationeel of fundamenteel,
op een van voornoemde terreinen.
2. Reproductieve en sexuele gezondheid inclusief HIV/AIDS
Het beleid op het terrein van reproductieve en sexuele gezondheid richt zich op het
mogelijk maken dat mensen (mannen en vrouwen) een gezond reproductief en sexueel leven
leiden en in vrijheid kunnen beslissen of zij kinderen willen hebben en hoeveel.
De volgende deelaspecten krijgen daarbij de nadruk:
- -
Safe Motherhood, waarbij uitgegaan wordt van de life-cycle benadering;
- -
Voorzieningen voor adolescenten;
- -
Voorkomen van onveilige abortus en bestrijden van de gevolgen;
- -
Family planning;
- -
Sexueel overdraagbare aandoeningen;
- -
Reproductieve gezondheid voorzieningen voor vluchtelingen;
- -
Reproductieve en sexuele rechten.
Het beleid op het terrein van HIV/AIDS is verwoord in de ‘Voortgangs-rapportage aan
de Tweede Kamer’, januari 1998, (kamerstuk 21 836/4) en het beleidsdocument ‘Nieuwe
ontwikkelingen op het gebied van aidsbestrijding’, november 1998, en is gebaseerd
op een multisectorele benadering van de problematiek. De volgende deelaspecten krijgen
daarbij aandacht:
- -
Bewustwording en preventie;
- -
Zorg en opvang van HIV positieven en AIDS patiënten;
- -
Opvang van AIDS wezen;
- -
Moeder-op-kindtransmissie, inclusief zuigelingenvoeding;
- -
Onderzoek zowel biomedisch als sociaal wetenschappelijk;
- -
Ontwikkeling AIDS-vaccin;
- -
Nondiscriminatie;
- -
Sociaal-economische gevolgen van de epidemie.
3. Voeding
Het beleid m.b.t. voeding is verwoord in het sectorbeleidsdocument ‘Voeding, samenspel
van voedsel, gezondheid en zorg’, 1995 en gericht op verbetering van de voedingstoestand
van met name arme bevolkingsgroepen. Daarin vormen vooral kinderen en (zwangere/lacterende)
vrouwen de kwetsbare groepen. Prioriteit wordt gegeven aan het bevorderen van goede
voedingsgewoonten en specifiek aan vermindering van ondervoeding, waarbij de aandacht
vooral uitgaat naar:
4. Drinkwater en sanitatie
Het beleid is verwoord in het sectorbeleidsdocument ‘Drinkwatervoorziening en Sanitatie
in Ontwikkelingslanden’ (1997). Het doel van het sectorbeleid is verbetering van de
toegang tot drinkwater- en sanitatievoorzieningen in het kader van de armoedebestrijding.
Bij de uitvoering van het beleid ligt de nadruk op het scheppen van voorwaarden voor
een duurzaam beheer van drinkwater- en sanitatievoorzieningen met nadruk op aspecten
als geïntegreerd waterbeheer, institutionele ontwikkeling, hygiëne voorlichting, gebruikersparticipatie
en gender, financieel beheer (het verhalen van kosten op de gebruikers) en aangepaste
technologie.
Artikel 4. Vrouwen en ontwikkeling
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor subsidieverlening op grond van hoofdstuk II, afdeling 4, paragraaf 1, onder b, van de Subsidieregeling geldt een subsidieplafond van f 2 miljoen en is het volgende beleidskader van toepassing.
1. Doelstellingen
Het subsidieplafond ten behoeve van Vrouwen en Ontwikkeling is bestemd voor de financiering
van activiteiten die beantwoorden aan de volgende criteria:
-
Algemeen:
De activiteiten dienen een katalyserende werking te hebben op een verhoogde deelname
van vrouwen in landen die van Nederland hulp ontvangen en wel in alle aspecten en
sectoren van de internationale samenwerking. Tevens kunnen activiteiten worden gefinancierd
die bijdragen aan het operationaliseren van in VN conferenties (Wenen, Cairo, Kopenhagen
en Beijing) afgesproken doelstellingen die gericht zijn op het tegengaan van alle
vormen van discriminatie van vrouwen (het CEDAW verdrag) en het bevorderen van hun
autonomie. Prioriteit wordt daarbij gegeven aan activiteiten in of ten behoeve van
die landen waarmee Nederland een bilaterale relatie onderhoudt of die in regionaal
of internationaal verband worden ondernomen.
-
Specifiek
De doelstellingen van te subsidiëren activiteiten dienen inhoudelijk overeen te komen
met een of meer van de volgende punten:
- -
het operationaliseren van het Vrouwen en ontwikkelingsbeleid van Nederland in de
17 + 3 landen,
- -
bijdragen aan het operationaliseren van ’vrouwen en goed bestuur’ en of ’vrouwen
en vredesopbouw’ beleid in de DMV themalanden,
- -
het bevorderen en institutionaliseren van genderdeskundigheid bij overheden, beleidsmakers
en beleidsuitvoerders en of partnerorganisaties in die 17 + 3 landen op de zeven door
BZ uit het Platform van Actie Beijing geselecteerde thema’s of andere nader te bepalen
prioritaire subthema’s,
- -
ondersteuningsactiviteiten ten behoeve van de vrouwenbeweging in de 17 + 3 landen
in het kader schuldverlichting of voortkomend uit globaliseringsprocessen: o.a economische
reorganisatie, politieke transformatieprocessen en (arbeids)-migratiestromen of
- -
voorlichting en bewustwording over het thema Vrouwen en ontwikkelingsbeleid onder
specifieke doelgroepen.
2. Instrumenten
De instrumenten die voor deze doelstellingen ingezet kunnen worden zijn:
- -
toepassingsgericht onderzoek,
- -
kennis en informatie poolen,
- -
verzorgen van trainingen,
- -
het organiseren van symposia en conferenties,
- -
vergelijkende veldstudies,
- -
deelname aan internationale onderhandelingen en (vredes)missies.
Artikel 5. Kinderen en ontwikkeling
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor subsidieverlening op grond van hoofdstuk II, afdeling 4, paragraaf 1, onder c, van de Subsidieregeling geldt het volgende beleidskader.
1. Kinderarbeid
De activiteiten stemmen overeen met het beleid aangaande de bestrijding van kinderarbeid
zoals beschreven in de notitie Kinderarbeid Wereldwijd (1998). De doelgroep betreft
kinderen tot 18 jaar en het belang van de kinderen moet centraal staan. Kinderen moeten
zoveel mogelijk geconsulteerd worden en betrokken zijn bij het opstellen en implementeren
van het project. Het genderaspect dient te zijn meegewogen. Salariskosten maken in
beginsel een beperkt deel uit van het project.
2. Kinderen in moeilijke omstandigheden
De activiteiten stemmen overeen met het beleid aangaande kinderen in ontwikkelingslanden
zoals neergelegd in de notities:
- -
Beleid in de kinderschoenen, hoofdstukken 2, 8, 9, 10 en 12 (1993)
- -
Kinderarbeid wereldwijd (1998)
- -
Bestrijding seksueel misbruik van en seksueel geweld tegen kinderen (1999).