Regeling technische maatregelen 2000

[Regeling vervallen per 23-07-2011.]
Geraadpleegd op 04-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-07-2009 en zichtdatum 30-06-2010.
Geldend van 01-07-2009 t/m 31-12-2009

Regeling technische maatregelen 2000

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);

Gelet op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. minister:

    Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    b. verordening nr. 850/98:

    Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);

    c. verordening nr. 894/97:

    Verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van visbestanden (PbEG L 132);

    d. verordening nr.2847/93:

    Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 261);

    e. verordening nr. 2244/2003:

    Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (PbEU L 333);

    f. mariene organismen:

    alle mariene vis, met inbegrip van anadrome en katadrome soorten tijdens hun mariene levensduur, schaal-, schelp- en weekdieren en delen daarvan;

    g. ondermaatse mariene organismen:

    mariene organismen die kleiner zijn dan de minimummaat die in bijlage XII van verordening nr. 850/98 voor de betrokken soort en de betrokken geografische zone is vastgesteld, met dien verstande dat voor het kalenderjaar 2000 in afwijking van die bijlage de minimummaat voor schol 27 centimeter bedraagt en voor tonijn 6,4 kilogram of 70 centimeter bedraagt;

    h. verordening nr. 1386/2007:

    Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PbEU L 318);

    i. verordening nr. 1627/94:

    Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (PbEG L 171);

    j. verordening nr. 812/2004:

    Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de incidentele vangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PbEU L 150);

    k. verordening nr. 1936/2001:

    Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEU L 263);

    l. verordening inzake vangstmogelijkheden:

    Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van de Europese Unie van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 22);

    m. vissersvaartuig van een derde land:

    vaartuig als bedoeld in artikel 28 bis van verordening nr. 2847/93;

    n. verordening nr. 1006/2008:

    verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PbEG L 286).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden:

    • a. sleepnetten of combinaties van sleepnetten van verschillende maaswijdteklassen aan boord te hebben of te gebruiken:

      • in de gevallen genoemd in artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 850/98, en

      • voor zover het betreft het Skagerrak en het Kattegat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens in de gevallen genoemd in onderdeel 2 van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

    • b. mariene organismen aan te voeren, indien tijdens de visreis gebruik is gemaakt van combinaties van sleepnetten van meer dan één maaswijdte, in de gevallen genoemd in artikel 4, vierde lid, van verordening nr. 850/98.

  • 2 De doelsoorten, het percentage doelsoorten en andere soorten worden vastgesteld:

    • overeenkomstig artikel 4, eerste en vijfde lid, van verordening nr. 850/98, en

    • voor zover het betreft het Skagerrak en Kattegat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens overeenkomstig onderdeel 2 van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op dreggen in de gevallen genoemd in artikel 10 van verordening nr. 850/98.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden om bij het vissen in de Ierse zee de vistuigen genoemd in artikel 2 van verordening (EG) nr. 2549/2000 van de Raad van de Europese Unie van 17 november 2000 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse zee (ICES-sector VIIa) (PbEG L 292) aan boord te hebben of te gebruiken.

  • 2 In de gebieden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van Europese Unie van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (PbEG L 41), is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 3 en 4 van die verordening.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden:

    • a. bodemtrawls, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 6, 7, 8 en 9 van verordening nr. 850/98;

    • b. verankerde kieuwnetten, warnetten of schakels aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 11, eerste lid, en 13 van verordening nr. 850/98, met inachtneming van artikel 11, tweede lid, en 12 van die verordening;

    • c. boomkorren aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 30, eerste en tweede lid, en 34 van verordening nr. 850/98;

    • d. demersale bordentrawls, demersale spannetten of Deens zegennetten aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 30, derde lid, van verordening nr. 850/98;

    • e. pelagische trawls of ringzegens aan boord te hebben, in de gevallen genoemd in artikel 23, tweede lid, van verordening nr. 850/98;

    • f. voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen in enig deel van het net kunnen versperren of de feitelijke afmetingen daarvan kunnen verkleinen, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 16 van verordening nr. 850/98.

  • 2 Indien er geen logboek behoeft te worden bijhouden overeenkomstig artikel 6 van verordening nr. 2847/93, is het verboden te vissen in meer dan één van gebieden of geografische zones, genoemd in bijlage I tot en met V van verordening nr. 850/98, tenzij er slechts gebruik wordt gemaakt van sleepnetten met een maaswijdte van maximaal 100 mm.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vaartuig met een lengte over alles van meer dan acht meter bodemtrawls, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig te gebruiken in de geografische zones, genoemd in artikel 29, eerste lid, van verordening nr. 850/98.

  • 2 Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing:

    • a. op vissersvaartuigen waarvoor een speciaal visdocument is afgegeven overeenkomstig artikel 7, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (PbEG L171), die voldoen aan de bepalingen van artikel 29, tweede lid, of derde lid, van verordening nr. 850/98.

    • b. op vissersvaartuigen die met demersale bordentrawls of demersale spannetten vissen in de gevallen genoemd in artikel 29, vierde lid, van verordening nr. 850/98;

    • c. op Nederlandse vissersvaartuigen waarmee met niet-bodemberoerende sleepvistuigen, waarvan de maaswijdte gelijk is aan of groter is dan 16 mm, in de Waddenzee als omschreven in artikel 2, eerste lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 op spiering wordt gevist en waarvan de vangst aan boord voor tenminste 70% uit spiering bestaat.

  • 3 Het is verboden boomkorren, bordentrawls of bodemspannetten aan boord te houden, in de gevallen genoemd in artikel 29, vijfde lid, van verordening nr. 850/98.

  • 4 Een speciaal visdocument als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt ingetrokken indien de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig definitief worden beëindigd als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337) en ten aanzien van de beëindiging door de minister of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verleend.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden mariene organismen aan boord te houden of aan te voeren, indien de percentages daarvan niet in overeenstemming zijn met artikel 15 van verordening nr. 850/98.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde percentages worden berekend overeenkomstig artikel 5 van verordening nr. 850/98.

  • 3 Het sorteren van de vangsten geschiedt onmiddellijk nadat de vangst uit het net of de netten is verwijderd.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van 10 meter of minder mariene organismen over te laden of over te nemen van een ander vaartuig.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Ondermaatse mariene organismen mogen, tenzij dit op grond van artikel 19, tweede en derde lid, en 35 van verordening nr. 850/98 is toegestaan, niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald, te koop aangeboden of voorhanden, maar dienen onmiddellijk in zee worden teruggezet.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op onbedoeld gevangen tonijn met een gewicht tussen 3,2 en 6,4 kilogram, mits deze soort niet meer dan 15% van de vangst uitmaakt.

  • 3 De maat van mariene organismen wordt gemeten overeenkomstig artikel 18, eerste en tweede lid, van verordening nr. 850/98.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden:

  • a. ten behoeve van de heekvisserij met sleepnetten, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig te vissen in de geografische zones en gedurende de periodes, genoemd in artikel 28 van verordening nr. 850/98;

  • b. ten behoeve van de heekvisserij sleepnetten, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig aan boord te houden in de zones en gedurende de periodes genoemd onder a, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 28, tweede lid, van verordening nr. 850/98;

  • c. Zeekreeften, langousten, tweekleppige en buikpotige weekdieren of Noordzeekrabben aan boord te houden of aan te voeren, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 18, derde of vierde lid, van verordening nr. 850/98;

  • d. haring aan boord te houden, die is gevangen in de geografische zones en tijdens de periodes, genoemd in artikel 20, eerste lid, van verordening nr. 850/98, tenzij dit is toegestaan op grond van het tweede en derde lid van dat artikel;

  • e. sprot aan boord te houden die is gevangen in de geografische zones en tijdens de periodes, genoemd in artikel 21, eerste lid, van verordening nr. 850/98, tenzij dit is toegestaan op grond van het tweede lid van dat artikel;

  • f. makreel aan boord te houden in de gevallen genoemd in artikel 22, eerste en tweede lid, van verordening nr. 850/98, met inachtneming van het derde lid van dat artikel;

  • g. ansjovis die met pelagische trawls is gevangen aan boord te houden, of hierop met genoemd vistuig te vissen, in de sector, genoemd in artikel 23, eerste lid, van verordening nr. 850/98;

  • h. tonijn, gestreepte tonijn, grootoogtonijn of geelvintonijn aan boord te houden of hierop te vissen, in de gevallen genoemd in artikel 24 van verordening nr. 850/98;

  • i. Noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen aan boord te houden, in de gevallen genoemd in artikel 25, eerste lid, van verordening nr. 850/98, met inachtneming van het tweede lid van dat artikel, tenzij dit is toegestaan op grond van het derde lid van dat artikel;

  • j. zalm en zeeforel aan boord te houden, over te laden, aan te voeren, te vervoeren, op te slaan, te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden, in de gevallen genoemd in artikel 26 van verordening nr. 850/98;

  • k. kever aan boord te houden die met gesleept tuig is gevangen in de zone, genoemd in artikel 27, eerste lid, van verordening nr. 850/98, tenzij dit is toegestaan op grond van het tweede lid van dat artikel;

  • l. te vissen op tong of deze vissoort aan boord te houden, tenzij deze is gevangen in de wateren benoorden 48° noorderbreedte met staand vistuig met een minimummaaswijdte van 90mm;

  • m. scholen of groepen zeezoogdieren met ringzegens in te sluiten.

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 2 De zeeflap, bedoeld in het eerste lid:

    • a. heeft een maaswijdte van ten hoogste 70 mm;

    • b. is bevestigd aan de binnenzijde van het vistuig op zodanige wijze dat alle mariene organismen uitsluitend via de zeeflap de kuil van het vistuig kunnen bereiken;

    • c. bevat een ontsnappingsgat dat is aangebracht in de bovenzijde of onderzijde van het vistuig ter hoogte van ten hoogste 30 mazen voor de aanhechting van de kuil, ter grootte van ten minste 15 mazen van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, gesneden in de lengterichting van dat vistuig;

    • d. is even lang of ten hoogste 10% langer dan het basisnet van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, waarbij het achterste punt van de zeeflap is bevestigd op maximaal 5 mazen achter het achterste deel van het ontsnappingsgat.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing indien de totale hoeveelheid noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen die aan boord wordt gehouden niet meer dan 5% uitmaakt van de totale vangst aan boord.

  • 5 Het is verboden handelingen te verrichten of middelen aan te wenden waardoor de ontsnapping van mariene organismen door het ontsnappingsgat wordt bemoeilijkt of belet, met uitzondering van het gebruik van een overkuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm, die is aangebracht op maximaal 30 mazen voor het ontsnappingsgat, of een secundaire kuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm.

Artikel 7b

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 22 en 27 van de verordening van 18 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2004.

Artikel 7c

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 17 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 20, vierde lid, en 21 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 3 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 28, eerste lid, en 29, eerste lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 4 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 32, eerste en tweede lid, en 33, eerste, tweede en vierde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 5 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 40, 42, 43, 45, 46, 47, 48, eerste lid, 50, vierde lid, 51, eerste tot en met vijfde lid, 52, tweede tot en met vierde lid, 53 en 54, tweede tot en met vierde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 6 Het is verboden enige visserijactiviteit uit te oefenen in het gebied, bedoeld in artikel 4, onder k, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 7 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 56, eerste lid, 58, 59, vijfde en zesde lid, en 71, eerste lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 8 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 78, derde en vierde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 9 Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 79, eerste en vierde lid, en 80, eerste en vierde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 10 Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen ten aanzien van de soorten in de gebieden genoemd in de artikelen 84 en 87 van de verordening inzake vangstbeperking.

  • 11 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 85 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 12 Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen ten aanzien van de soorten genoemd in de bijlage ID van de verordening inzake vangstmogelijkheden in het gebied bedoeld in artikel 4, onder l, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 13 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 88, derde lid, en 90 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 14 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 95 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

Artikel 7d

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de onderdelen 1, 4, 5, 5a.5, 5b.1, 6.1 tot en met 6.6, 7.2 tot en met 7.5, 8.1, 8.2, 12, 13, 15 tot en met 20, 21.1, 21.3, 21.4, 22, 23 en 24, onderdelen a, c, d en e, van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met onderdeel 9.3 van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden, tenzij de minister voor het vissersvaartuig een vergunning als bedoeld in onderdeel 9.6 van die bijlage heeft verstrekt en de vergunninghouder voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de onderdelen 9.4, 9.5, 9.7 en 9.9 tot en met 9.11 van die bijlage.

  • 2 De minister maakt bekend wanneer de omstandigheid, bedoeld in de eerste volzin van onderdeel 5a.5 van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden, zich voordoet.

  • 4 De minister kan onbeheerd vistuig op zee verwijderen in de gevallen, bedoeld in onderdeel 9.8 van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 5 Het is verboden in strijd te handelen met de onderdelen 1 en 2, onderdelen a en d, van bijlage XV van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 6 Het is verboden een visserijactiviteit te beoefenen of te laten beoefenen door of in samenwerking met een vaartuig als bedoeld in de onderdelen 1 en 2 van bijlage XV van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 7 Het is verboden mariene organismen die afkomstig zijn van een vaartuig als bedoeld in onderdeel 2 van bijlage XV van de verordening inzake vangstmogelijkheden te houden, op te slaan, in te voeren, te verkopen, te koop aan te bieden en te verhandelen.

Artikel 7e

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden te vissen met de typen vistuigen, bedoeld in onderdeel 3 van de bijlagen IIb en IIc van verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van de Europese Unie van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PbEU L 19), in de gebieden, bedoeld in onderdeel 1 van die bijlagen.

  • 2 Het is verboden te vissen met de typen vistuigen, bedoeld in onderdeel 1 van bijlage IId van verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van de Europese Unie van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PbEU L 19) in de geografische gebieden, bedoeld in de onderdelen 1 en 2 van die bijlage.

Artikel 7f

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 185).

Artikel 8

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden:

    • a. machines, waarmee haring, makreel en horsmakreel automatisch naar grootte of geslacht gesorteerd worden, aan boord te hebben of te gebruiken, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 32, tweede en derde lid, van verordening nr. 850/98;

    • b. mariene organismen te vangen met gebruikmaking van explosieven, giftige of bedwelmende stoffen, of elektrische stroom;

    • c. mariene organismen, die zijn gevangen met enigerlei projectiel te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden;

    • d. aan boord van een vissersvaartuig fysische of chemische verwerking van vis tot vismeel, visolie of dergelijke producten te laten plaatsvinden of visvangsten met dat doel over te laden, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 42 van verordening nr. 850/98.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien en voor zover:

    • a. het gebruik van elektrische stroom is toegestaan op grond van artikel 12 van verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG L 137);

    • b. de minister toestemming heeft gegeven om te vissen met een pulskor in het gebied, bedoeld in onderdeel 3.1 van de verordening inzake vangstmogelijkheden, en het gebruikte vistuig voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in onderdeel 3.2 van die verordening.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden in het Skagerrak en het Kattegat zalm en zeeforel aan boord te houden, over te laden, aan te voeren, te vervoeren, op te slaan, te verkopen, uit te stallen, of te koop aan te bieden, in de gevallen genoemd in artikel 36 van verordening nr. 2847/93.

  • 2 In het Skagerrak en het Kattegat is het verboden sleepnetten te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 37 van verordening nr. 850/98.

  • 3 Het is verboden haring, makreel of sprot aan boord te houden die is gevangen met ringzegens of sleepnetten van zaterdag te middernacht tot en met zondag te middernacht in het Skagerrak, en vrijdag te middernacht tot en met zondag te middernacht in het Kattegat.

  • 4 In het Kattegat is het verboden met boomkorren te vissen.

  • 5 Het is verboden sleepnetten of boomkorren in het Skagerrak en het Kattegat aan boord te houden, in de gevallen genoemd in artikel 40 van verordening nr. 850/98.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 2244/2003 met een lengte over alles van meer dan 15 meter te vissen of te varen.

  • 2 Het is verboden met een vissersvaartuig van een derde land als bedoeld in artikel 17 van verordening nr. 2244/2003 met een lengte over alles van meer dan 15 meter te vissen of te varen.

Artikel 10a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, is niet van toepassing op een Nederlands vissersvaartuig:

Artikel 10b

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. op het desbetreffende vaartuig satellietvolgapparatuur is geïnstalleerd als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van verordening nr. 2847/93;

    • b. de kapitein van het vissersvaartuig voldoet aan artikel 6, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003;

    • c. in geval van een defect of anderszins niet functioneren van de apparatuur, bedoeld onder a, wordt voldaan aan artikel 11, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003;

    • d. voor zover het een Nederlands vissersvaartuig betreft, de datatransmissie met de in onderdeel a bedoelde apparatuur voldoet aan artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van verordening nr. 2244/2003 en met ingang van 1 januari 2006 tevens aan onderdeel d, van dat artikellid, en plaatsvindt overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van die verordening, met dien verstande dat onder ‘VCC’ in dat artikel moet worden verstaan: het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade, en

    • e. voor zover het een Nederlands vaartuig betreft, de apparatuur, bedoeld in onderdeel a, voldoet aan artikel 10e.

  • 2 Indien een vissersvaartuig in de haven ligt, mag de satellietvolgapparatuur worden uitgeschakeld mits is voldaan aan artikel 8, derde lid, van verordening nr. 2244/2003, met dien verstande dat de in dat artikellid bedoelde melding aan de vlaggenstaat door een Nederlands vaartuig wordt gedaan aan het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade.

Artikel 10d

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het verbod, bedoeld in artikel 10, tweede lid, is niet van toepassing indien:

  • a. op het desbetreffende vaartuig satellietvolgapparatuur als bedoeld in de artikelen 17 en 18, tweede lid, van verordening nr. 2244/2003, is geïnstalleerd;

  • b. de datatransmissie met de in onderdeel a bedoeld apparatuur voldoet aan artikel 18, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van verordening nr. 2244/2003, en met ingang van 1 januari 2006 tevens aan onderdeel d, van dat artikellid, en plaatsvindt overeenkomstig de artikelen 20 en 21 van die verordening, met dien verstande dat de automatische doorgifte van de gegevens ten minste eenmaal in de twee uur geschiedt en onder ‘VCC’ in artikel 21 moet worden verstaan: het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade;

  • c. de kapitein van het vissersvaartuig voldoet aan artikel 19, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003, en

  • d. in geval van een defect of anderszins niet functioneren van de apparatuur, bedoeld onder a, wordt voldaan aan artikel 23, eerste tot en met derde lid, van verordening nr. 2244/2003.

Artikel 10e

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Satellietvolgapparatuur die op een Nederlands vissersvaartuig is geïnstalleerd:

    • a. is bedrijfsklaar;

    • b. voldoet aan artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 2244/2003;

    • c. waarborgt een volledige automatische transmissie van juiste en actuele gegevens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 2244/2003, naar het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade;

    • d. vormt een onlosmakelijk, geïntegreerd geheel met een plaatsbepalingssysteem, dat in staat is de geografische positie van het desbetreffende vissersvaartuig te bepalen, in overeenstemming met artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van verordening nr. 2244/2003;

    • e. laat niet toe dat gegevens handmatig worden ingebracht, gewijzigd, beïnvloed of op andere wijze worden aangepast;

    • f. laat toe dat de gegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 2244/2003, op elk door de Algemene Inspectiedienst gewenst moment vanuit het visserijcontrolecentrum, bedoeld in onderdeel c, kunnen worden opgevraagd en verkregen;

    • g. is voorzien van een reservestroombron die automatisch wordt ingeschakeld indien de hoofdstroom wordt uitgeschakeld of defect raakt en die een werking van ten minste zes uur waarborgt, en

    • h. is zodanig met het desbetreffende vissersvaartuig verbonden, dat bij verbreking de reden daarvan wordt aangegeven.

  • 2 Satellietvolgapparatuur is goedgekeurd door een ter zake geaccrediteerde instelling en voldoet blijkens die goedkeuring aan het eerste lid.

  • 3 Wijzigingen aan de satellietvolgapparatuur worden schriftelijk gemeld aan de Algmene Inspectiedienst.

Artikel 10f

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 6, derde lid, en 19, derde lid, van verordening nr. 2244/2003.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is in een kalenderjaar voor een doelsoort in een visserijgebied niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in het derde lid in de periode dat het maximale visserij-inspanningsniveau, bedoeld in bijlage I en II bij verordening (EG) nr. 1415/2004 van de Raad van 19 juli 2004 tot vaststelling van het maximale jaarlijkse visserij-inspanningsniveau voor bepaalde visserijgebieden en visserijtakken (PbEU 258), voor die doelsoort in dat visserijgebied niet is bereikt. Van bereiken van het maximale jaarlijkse visserij-inspanningsniveau wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is in een vangstgebied niet van toepassing op vissersvaartuigen die staan vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de in het eerste lid bedoelde verordening en waaraan voor het desbetreffende visserijgebied een speciaal visdocument is verleend als bedoeld in artikel 8, derde lid, van die verordening.

  • 5 Het is verboden te vissen, vis aan boord te houden, te verwerken of aan te landen.

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden te vissen in het gereglementeerde gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1999 tot vaststelling van controlemaatregelen voor het gebied waarop het Verdrag inzake de toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan van toepassing is (PbEG L 337) en vis afkomstig uit dat gebied, aan boord te houden, over te laden of aan te landen met een vissersvaartuig dat de vlag voert van of geregistreerd staat in een lidstaat van de Europese Unie.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op vissersvaartuigen waarvoor een bijzondere visvergunning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening is verleend en die voldoen aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, 5, 6, eerste, derde en vijfde lid, 9, 15 en 24 van die verordening.

  • 3 In afwijking van het tweede lid hoeft een vissersvaartuig dat vangsten van andere vaartuigen aan boord neemt, niet de gegevens in het logboek te noteren als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de in het eerste lid bedoelde verordening, mits de gegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van die verordening in het productielogboek of de opslagplattegrond worden genoteerd.

Artikel 12b

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden met een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de in artikel 12a, eerste lid, bedoelde verordening, vis aan te landen of over te laden in strijd met artikel 25 van die verordening.

Artikel 12c

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 13, 18, eerste tot en met vijfde lid, 19, eerste tot en met vierde lid, 20, 21, eerste en tweede lid, 30, eerste tot en met derde lid, 35, eerste tot en met vierde lid, 36, 47 en 69, eerste lid, onderdelen a, b en g, van verordening nr. 1386/2007.

  • 2 Het is verboden met een vissersvaartuig visserijactiviteiten als bedoeld in artikel 3, derde lid, van verordening nr. 1386/2007 uit te oefenen met een vaartuig van niet-verdragsluitende partijen als bedoeld in artikel 64 van die verordening.

  • 3 Het is verboden een visserijactiviteit te beoefenen of te laten beoefenen door of in samenwerking met een vaartuig als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007.

  • 4 Het is verboden met een vaartuig als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007 een Nederlandse haven binnen te varen, dan wel de bemanning van dat vaartuig te vervangen.

  • 5 Het is verboden mariene organismen die afkomstig zijn van een vaartuig als bedoeld in artikel 3, onderdeel 8, van verordening nr. 1386/2007 te houden, op te slaan, in te voeren, te verkopen, te koop aan te bieden en te verhandelen.

Artikel 12d

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig enige visserijactiviteit uit te oefenen in de zone van de SPFO, bedoeld in artikel 4, onderdeel p, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op vissersvaartuigen die de pelagische visserij uitoefenen en die aantoonbaar in 2007 in de in het eerste lid bedoelde zone visserijactiviteiten hebben uitgeoefend.

  • 3 Het eerste lid is tevens niet van toepassing op een vissersvaartuig dat een vissersvaartuig als bedoeld in het tweede lid vervangt, indien:

    • a. het vissersvaartuig hetzelfde of een kleiner brutotonnage heeft dan het te vervangen vaartuig

    • b. het vissersvaartuig de pelagische visserij uitoefent, en

    • c. de personen op wier naam de vaartuigen staan geregistreerd in het visserijregister als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 minimaal 4 weken voor het moment van vervangen een melding aan de minister hebben gedaan.

Artikel 12e

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, eerste lid, 7, 8, 9, 10, 20, tweede lid, derde lid, onderdeel a, vierde lid, onderdeel b, 21, 23, 26, eerste lid, 27 en 29 van verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001 (PbEU L 123).

Artikel 12f

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 4 tot en met 9 van verordening (EG) nr. 2056/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2001 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van de kabeljauwbestanden in de Noordzee en ten westen van Schotland (PbEG L 277).

Artikel 12g

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden de visserij uit te oefenen op de soorten, genoemd in bijlage I van verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (PbEG L 351), tenzij ten behoeve van het vissersvaartuig een diepzeedocument is afgegeven als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van die verordening en de kapitein van dat vissersvaartuig handelt overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van die verordening.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. per zeereis minder dan 100 kg van de in het eerste lid bedoelde soorten wordt gevangen, aan boord gehouden, overgeladen of aangeland en

    • b. per kalenderjaar met het betreffende vissersvaartuig minder dan 10 ton van de in het eerste lid bedoelde soorten wordt gevangen of aangeland.

  • 3 Indien de minister een waarnemer als bedoeld in artikel 8 van de in het eerste lid bedoelde verordening aanwijst, draagt de kapitein van het betreffende vissersvaartuig ten behoeve waarvan een diepzeevisdocument is verleend er zorg voor dat deze waarnemer de taken, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de in het eerste lid bedoelde verordening ongehinderd kan uitvoeren.

  • 4 Een diepzeevisdocument als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend ten behoeve van een vissersvaartuig:

    • a. waarmee in de jaren 1998, 1999 of 2000 ten minste 100 ton van de in het eerste lid bedoelde soorten is aangeland, of

    • b. ten aanzien waarvan een visvergunning is toegekend die eerder was toegekend ten aanzien van een vissersvaartuig als bedoeld onder a en waarvan het motorvermogen niet groter is dan het motorvermogen van dat vissersvaartuig.

  • 5 Het is verboden in 2009 de visserij uit te oefenen op de diepzeesoorten, bedoeld in bijlage I, met uitzondering van de grote zilvervis, en bedoeld in bijlage II van de in het eerste lid bedoelde verordening, indien in dat jaar de visserij-inspanning van het desbetreffende vaartuig tijdens reizen waarop meer dan 100 kg aan andere diepzeesoorten dan grote zilvervis is gevangen, groter is dan de door de minister vastgestelde visserij-inspanning van dat vaartuig in 2003, verminderd met 35%.

  • 6 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid, van de verordening van 18 december 2008 van de Raad tot vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.

Artikel 12 h

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden haaienvinnen als bedoeld in artikel 2, onder 1, van verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vissersvaartuigen (PbEU L 167) af te snijden aan boord van een vissersvaartuig, aan boord te houden, over te laden, aan te landen, aan te kopen, te koop aan te bieden of te verkopen, tenzij dit in overeenstemming is met de artikelen 3, 4 en 5 van die verordening.

Artikel 12i

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 30, vierde lid en vijfde lid, van verordening nr. 850/98.

Artikel 12j

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden de visserij uit te oefenen buiten de communautaire wateren, tenzij voor het desbetreffende vissersvaartuig een vismachtiging als bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1006/2008 is uitgereikt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 3 Het verzoek tot uitreiking van een vismachtiging als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij de minister.

  • 4 Bij de uitoefening van de visserij, bedoeld in het eerste lid, is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 9, tweede lid, en 13, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008.

  • 5 De exploitant van een vissersvaartuig met een totale lengte van meer dan 24 meter dient het verzoek tot machtiging als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008 in bij de minister, indien hij het voornemen heeft om met dat vaartuig visserijactiviteiten als bedoeld in dat artikel te ontplooien.

Artikel 12k

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 2 van verordening (EG) nr. 826/2004 van de Raad van 26 april 2004 houdende een verbod op de invoer van Atlantische blauwvintonijn (Thunnus thynnus) van oorsprong uit Equatoriaal-Guinea en Sierra Leone en tot intrekking van verordening (EG) nr. 2092/2000 (PbEU L 127).

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 2 van verordening (EG) nr. 827/2004 van de Raad van 26 april 2004 houdende een verbod op de invoer van grootoogtonijn (Thunnus obesus) van oorsprong uit Bolivia, Cambodja, Georgië, Equatoriaal-Guinea en Sierra Leone en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1036/2001 (PbEU L 127).

Artikel 12l

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig enige visserijactiviteit uit te oefenen in het gebied dat valt onder het toepassingsgebied, bedoeld in artikel 1 van de verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PbEU L 409), tenzij aan boord van het vaartuig een visdocument aanwezig is als bedoeld in artikel 24 van die verordening.

  • 2

Het is verboden mariene organismen aan boord te houden, aan te landen en over te laden, indien deze organismen zijn gevangen in het gebied, bedoeld in het eerste lid, door een vaartuig dat op grond van de in het eerste lid genoemde verordening niet gerechtigd was om in dat gebied visserijactiviteiten uit te oefenen.

Artikel 12m

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 24 meter de visserij uit te oefenen in het gebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 1936/2001, op de soorten, genoemd in bijlage I van die verordening.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vissersvaartuigen waarvoor overeenkomstig artikel 8 bis, zesde lid, onderdeel b, van verordening nr. 1936/2001, een speciaal visdocument is verstrekt en die voldoen aan het bepaalde in de artikelen 4 bis, eerste, tweede en derde lid, 4 quater, vijfde lid, 6 bis, 8, vijfde lid, 8 bis, vijfde lid, 8 quater, 13, 17, eerste lid, 18, tweede lid en 19 quater, tweede lid, van die verordening.

  • 3 De eigenaar van een vaartuig dat beschikt over een vergunning als bedoeld in het tweede lid, neemt geen deel aan en is niet betrokken bij uitoefening van de visserij op de soorten, bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001, in het gebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van die verordening, door vaartuigen die op grond van die verordening daartoe niet gerechtigd zijn.

  • 4 Het is verboden vangsten van soorten als bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001 aan boord te houden, aan te landen en over te laden, indien deze soorten zijn gevangen in het gebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van die verordening, door een vaartuig dat op grond van die verordening niet gerechtigd was om in dat gebied visserijactiviteiten uit te oefenen.

  • 5 Het is verboden vangsten van soorten als bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001 over te laden en te verhandelen, indien deze soorten zijn gevangen:

    • a. in het gebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, door toepassing van visserijactiviteiten als bedoeld in artikel 19 ter, eerste lid, van die verordening;

    • b. door vaartuigen vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 19 ter, vijfde lid, van die verordening.

  • 6 Het is verboden de vangsten van een vaartuig als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001 aan te landen en over te laden, indien wordt geconstateerd dat het vaartuig soorten aan boord heeft waarvoor een aanbeveling geldt van de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan, tenzij is voldaan aan artikel 18, vierde lid, van verordening nr. 1936/2001.

  • 7 Indien ten aanzien van een vissersvaartuig een charterovereenkomst wordt gesloten met een verdragsluitende partij bij de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan, verstrekt de eigenaar van het betrokken vaartuig twee weken voor het sluiten van de overeenkomst de gegevens, bedoeld in artikel 8 ter, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001, aan de minister.

  • 8 Indien een overeenkomst als bedoeld in het zevende lid wordt beëindigd, stelt de eigenaar van het betrokken vaartuig onverwijld de minister hiervan op de hoogte.

  • 9 De eigenaar van een vaartuig als bedoeld in het zevende lid handelt in overeenstemming met artikel 8 ter, vijfde lid, onderdelen a, b en d, van verordening nr. 1936/2001.

  • 10 Mestbedrijven van blauwvintonijn in de zin van artikel 3, onderdeel i, van verordening nr. 1936/2001, overleggen aan de minister binnen 72 uur na afloop van het kooien van dieren een kooiverklaring overeenkomstig bijlage I bis van die verordening en uiterlijk op 1 juli van ieder jaar een afzetverklaring overeenkomstig artikel 4 ter, derde lid, van die verordening.

Artikel 12n

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 24 meter de visserij uit te oefenen in het gebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening nr. 1936/2001, op de soorten, genoemd in bijlage I van die verordening.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vissersvaartuigen waarvoor overeenkomstig artikel 8 bis, zesde lid, onderdeel b, van verordening nr. 1936/2001, een speciaal visdocument is verstrekt en die voldoen aan het bepaalde in de artikelen 8 bis, vijfde lid, 8 quater, 13, 18, tweede lid, 19 quater, tweede lid, 20 quater en 21, eerste lid, van die verordening, met dien verstande dat waar ‘ICCAT’ staat, ‘IOTC’ gelezen moet worden.

  • 3 De eigenaar van een vaartuig dat beschikt over een vergunning als bedoeld in het tweede lid, neemt geen deel aan en is niet betrokken bij uitoefening van de visserij op de soorten, bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001, in het gebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van die verordening, door vaartuigen die op grond van die verordening daartoe niet gerechtigd zijn.

  • 4 Het is verboden vangsten van soorten, bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001, aan boord te houden, aan te landen en over te laden, indien deze soorten zijn gevangen in het gebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van die verordening, door een vaartuig dat op grond van die verordening niet gerechtigd was om in dat gebied visserijactiviteiten uit te oefenen.

  • 5 Het is verboden de vangsten van een vaartuig als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001 aan te landen en over te laden, indien wordt geconstateerd dat het vaartuig soorten aan boord heeft waarvoor een aanbeveling geldt van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, tenzij is voldaan artikel 18, vierde lid, van verordening nr. 1936/2001.

  • 6 Het is verboden vangsten van soorten als bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001 over te laden en te verhandelen, indien deze soorten zijn gevangen door vaartuigen vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 19 ter, vijfde lid, van die verordening, met dien verstande dat waar ‘ICCAT’ staat, ‘IOTC’ gelezen moet worden.

Artikel 12o

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 18, 22, 23, eerste lid, en 24, tweede lid, van verordening nr. 1006/2008.

Artikel 12p

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Onverminderd artikel 2, eerste lid, van de Regeling vangstbeperking, is het verboden om met een vissersvaartuig op zwarte heilbot te vissen in de gebieden, bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PbEU L 430), of in die gebieden gevangen zwarte heilbot aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vissersvaartuigen die een speciaal visdocument als bedoeld in artikel 4 van de in het eerste lid genoemde verordening aan boord hebben.

  • 3 Het is verboden in strijd te handelen met het bepaalde in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9 en artikel 10, tweede en derde lid, van de in het eerste lid genoemde verordening.

  • 4 Het is verboden om met vaartuigen als bedoeld in artikel 11 van de in het eerste lid genoemde verordening zwarte heilbot aan te voeren of over te laden.

  • 5 De mededelingen, bedoeld in artikel 6 en artikel 9 van de in het eerste lid genoemde verordening, worden gedaan aan de AID ter attentie van het Visserij Controle Centrum (postbus 234, 6460 AE Kerkrade, telefax (31) 4556461011).

Artikel 12q

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, 6, 9, eerste lid, 10 eerste en tweede lid, 11, tweede lid, 13, derde lid, 14, derde lid, 15, 16, eerste lid, 17, eerste tot en met derde lid, 18, eerste lid, 19, eerste tot en met vierde en zesde lid, 20, vierde lid, 21, eerste lid, 27 en onderdelen 2, onderdeel a, 3, en 5 van Annex I van de Verordening van 19 december 2007 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot wijziging van verordening (EG) nr. 520/2007.

Artikel 12r

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 14, 15, tweede lid, en 16, van verordening 676/2007 van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (PbEU L 157).

Artikel 12s

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PbEU L 97) in strijd te handelen met de artikelen 3, 4, 6, 7, eerste tot en met derde lid, 8, eerste tot en met achtste lid, 9, eerste tot en met derde lid, 10, 11, eerste en derde tot en met vijfde lid, 12, eerste tot en met vierde lid, en 14, eerste tot en met derde lid, van die verordening.

  • 2 Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 (PbEU L 97) in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid, 7 bis, 7 ter, eerste lid, 9, eerste tot en met derde lid, 13, eerste tot en met derde lid, 14, eerste en tweede lid, 17, eerste en derde lid, 18, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, 23, eerste lid, 24, eerste en tweede lid, 26 bis en 30, tweede lid, van die verordening.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden één of meer drijfnetten waarvan de gezamenlijke lengte groter is dan 2,5km, aan boord van een vissersvaartuig te hebben of daarmee te vissen.

  • 2 Vanaf 1 januari 2002 is het verboden om:

    • a. één of meer drijfnetten, bestemd voor de vangst van de in bijlage VIII van verordening nr. 894/97 vermelde soorten, aan boord te hebben of daarmee te vissen, en

    • b. vangsten van de in onderdeel a bedoelde soorten, gevangen met in dat onderdeel bedoelde netten, in Nederland aan te landen.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op alle communautaire vissersvaartuigen in de wateren die onder Nederlandse soevereiniteit of jurisdictie vallen, alsmede op de Nederlandse vissersvaartuigen in alle wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie vallen van andere lidstaten van de Europese Unie vallen, met uitzondering van de wateren die vallen onder Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Oresund (PbEG L 9).

  • 4 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 2, 3, 5, 7, 8, 8 bis, eerste en tweede lid, artikel 8 ter tot en met 12, van de in het derde lid bedoelde verordening.

Artikel 13a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 meter het vistuig, bedoeld in bijlage I bij verordening nr. 812/2004, te gebruiken in de perioden, genoemd in die bijlage:

    • a. in het Oostzeegebied, zoals beschreven in bijlage I van verordening nr. 812/2004;

    • b. in ICES-deelgebied IV en ICES-sector IIIa en ICES-sectoren VII e, f, g, h, en j;

    • c. in ICES-sector VIId, met ingang van 1 januari 2007, en

    • d. in Oostzeedeelgebied 24, met ingang van 1 januari 2007.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing, indien gebruik wordt gemaakt van akoestische afschrikmiddelen, die voldoen aan artikel 3, eerste lid, van verordening nr. 812/2004 en wordt gehandeld overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van verordening nr. 812/2004.

  • 3 De minister kan overeenkomstig artikel 2, derde lid, en artikel 3, tweede lid, van verordening nr. 812/2004 ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Indien ontheffing wordt verleend van deze regeling in verband met het uitoefenen van de visserij ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of visserij ten behoeve van het kunstmatig uitzetten of overbrengen van mariene organismen, geschiedt dit in overeenstemming met de artikelen 43 en 44 van verordening nr. 850/98 en artikel 2, tweede lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

  • 2 Indien ontheffing wordt verleend van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, in verband met het uitoefenen van de visserij ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, geschiedt dit in overeenstemming met artikel 2, tweede lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

De Regeling technische maatregelen wordt ingetrokken.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Regeling eisen satellietvolgapparatuur.]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Regeling vangstbeperking.]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij.]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Vrijstellingsregeling Westerschelde.]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2000. Deze regeling kan worden aangehaald als de Regeling technische maatregelen 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.F. de Leeuw