Regeling technische maatregelen 2000

[Regeling vervallen per 23-07-2011.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2004.
Geldend van 23-04-2004 t/m 27-11-2004

Regeling technische maatregelen 2000

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);

Gelet op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. minister:

    Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    b. verordening nr. 850/98:

    Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);

    c. verordening nr. 894/97:

    Verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van visbestanden (PbEG L 132);

    d. verordening nr.2847/93:

    Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 261);

    e. verordening nr. 2244/2003:

    Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (PbEU L 333);

    f. mariene organismen:

    alle mariene vis, met inbegrip van anadrome en katadrome soorten tijdens hun mariene levensduur, schaal-, schelp- en weekdieren en delen daarvan;

    g. ondermaatse mariene organismen:

    mariene organismen die kleiner zijn dan de minimummaat die in bijlage XII van verordening nr. 850/98 voor de betrokken soort en de betrokken geografische zone is vastgesteld, met dien verstande dat voor het kalenderjaar 2000 in afwijking van die bijlage de minimummaat voor schol 27 centimeter bedraagt en voor tonijn 6,4 kilogram of 70 centimeter bedraagt;

    h. verordening nr. 1262/2000:

    verordening (EG) nr. 1262/2000 van de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (PbEG L 144);

    i. verordening nr. 1627/94:

    Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (PbEG L 171).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden:

    • a. sleepnetten of combinaties van sleepnetten van verschillende maaswijdteklassen aan boord te hebben of te gebruiken:

      • in de gevallen genoemd in artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 850/98;

      • voor zover het betreft het Skagerrak en het Kattegat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens in de gevallen genoemd in onderdeel 6 van bijlage IV van Verordening (EG) van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, en

      • voor zover het betreft het Skagerrak en het Kattegat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens in de gevallen genoemd in onderdeel 14 van de in het tweede gedachtestreepje bedoelde bijlage IV.

    • b. mariene organismen aan te voeren, indien tijdens de visreis gebruik is gemaakt van combinaties van sleepnetten van meer dan één maaswijdte, in de gevallen genoemd in artikel 4, vierde lid, van verordening nr. 850/98.

  • 2 De doelsoorten, het percentage doelsoorten en andere soorten worden vastgesteld:

    • overeenkomstig artikel 4, eerste en vijfde lid, van verordening nr. 850/98;

    • voor zover het betreft het Skagerrak en het Kattegat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens overeenkomstig onderdelen c tot en met f van onderdeel 6 van de in het eerste lid, tweede gedachtestreepje, bedoelde bijlage IV, en

    • voor zover het betreft het Skagerrak en het Kattegat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens overeenkomstig onderdeel 14 van de in het eerste lid, tweede gedachtestreepje, bedoelde bijlage IV.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op dreggen in de gevallen genoemd in artikel 10 van verordening nr. 850/98.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden om bij het vissen in de Ierse zee de vistuigen genoemd in artikel 2 van verordening (EG) nr. 2549/2000 van de Raad van de Europese Unie van 17 november 2000 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse zee (ICES-sector VIIa) (PbEG L 292) aan boord te hebben of te gebruiken.

  • 2 In de gebieden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van Europese Unie van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (PbEG L 41), is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 2, 3 en 4 van die verordening, met dien verstande dat daar waar in artikel 2, eerste lid, van die verordening gesproken wordt over ‘de periode van 14 februari tot en met 30 april 2002’ moet worden verstaan: de periode van 14 februari tot en met 30 april 2004.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden:

    • a. bodemtrawls, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 6, 7, 8 en 9 van verordening nr. 850/98;

    • b. verankerde kieuwnetten, warnetten of schakels aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 11, eerste lid, en 13 van verordening nr. 850/98, met inachtneming van artikel 11, tweede lid, en 12 van die verordening;

    • c. boomkorren aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 30, eerste en tweede lid, en 34 van verordening nr. 850/98;

    • d. demersale bordentrawls, demersale spannetten of Deens zegennetten aan boord te hebben of te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 30, derde lid, van verordening nr. 850/98;

    • e. pelagische trawls of ringzegens aan boord te hebben, in de gevallen genoemd in artikel 23, tweede lid, van verordening nr. 850/98;

    • f. voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen in enig deel van het net kunnen versperren of de feitelijke afmetingen daarvan kunnen verkleinen, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 16 van verordening nr. 850/98.

  • 2 Indien er geen logboek behoeft te worden bijhouden overeenkomstig artikel 6 van verordening nr. 2847/93, is het verboden te vissen in meer dan één van gebieden of geografische zones, genoemd in bijlage I tot en met V van verordening nr. 850/98, tenzij er slechts gebruik wordt gemaakt van sleepnetten met een maaswijdte van maximaal 100 mm.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vaartuig met een lengte over alles van meer dan acht meter bodemtrawls, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig te gebruiken in de geografische zones, genoemd in artikel 29, eerste lid, van verordening nr. 850/98.

  • 2 Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing:

    • a. op vissersvaartuigen waarvoor een speciaal visdocument is afgegeven overeenkomstig artikel 7, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (PbEG L171), die voldoen aan de bepalingen van artikel 29, tweede lid, of derde lid, van verordening nr. 850/98.

    • b. op vissersvaartuigen die met demersale bordentrawls of demersale spannetten vissen in de gevallen genoemd in artikel 29, vierde lid, van verordening nr. 850/98;

    • c. op Nederlandse vissersvaartuigen waarmee met niet-bodemberoerende sleepvistuigen, waarvan de maaswijdte gelijk is aan of groter is dan 16 mm, in de Waddenzee als omschreven in artikel 2, eerste lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 op spiering wordt gevist en waarvan de vangst aan boord voor tenminste 70% uit spiering bestaat.

  • 3 Het is verboden boomkorren, bordentrawls of bodemspannetten aan boord te houden, in de gevallen genoemd in artikel 29, vijfde lid, van verordening nr. 850/98.

  • 4 Een speciaal visdocument als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, afgegeven ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor subsidie op grond van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002 wordt verleend, is, in het geval dat de aanvrager overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel c of d, van die regeling afstand heeft gedaan van de ten behoeve van dat vissersvaartuig verleende garnalenvergunning, niet meer geldig vanaf de datum waarop op grond van die regeling is beslist tot subsidieverlening.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden mariene organismen aan boord te houden of aan te voeren, indien de percentages daarvan niet in overeenstemming zijn met artikel 15 van verordening nr. 850/98.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde percentages worden berekend overeenkomstig artikel 5 van verordening nr. 850/98.

  • 3 Het sorteren van de vangsten geschiedt onmiddellijk nadat de vangst uit het net of de netten is verwijderd.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van 10 meter of minder mariene organismen over te laden of over te nemen van een ander vaartuig.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Ondermaatse mariene organismen mogen, tenzij dit op grond van artikel 19, tweede en derde lid, en 35 van verordening nr. 850/98 is toegestaan, niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald, te koop aangeboden of voorhanden, maar dienen onmiddellijk in zee worden teruggezet.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op onbedoeld gevangen tonijn met een gewicht tussen 3,2 en 6,4 kilogram, mits deze soort niet meer dan 15% van de vangst uitmaakt.

  • 3 De maat van mariene organismen wordt gemeten overeenkomstig artikel 18, eerste en tweede lid, van verordening nr. 850/98.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden:

  • a. ten behoeve van de heekvisserij met sleepnetten, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig te vissen in de geografische zones en gedurende de periodes, genoemd in artikel 28 van verordening nr. 850/98;

  • b. ten behoeve van de heekvisserij sleepnetten, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig aan boord te houden in de zones en gedurende de periodes genoemd onder a, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 28, tweede lid, van verordening nr. 850/98;

  • c. Zeekreeften, langousten, tweekleppige en buikpotige weekdieren of Noordzeekrabben aan boord te houden of aan te voeren, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 18, derde of vierde lid, van verordening nr. 850/98;

  • d. haring aan boord te houden, die is gevangen in de geografische zones en tijdens de periodes, genoemd in artikel 20, eerste lid, van verordening nr. 850/98, tenzij dit is toegestaan op grond van het tweede en derde lid van dat artikel;

  • e. sprot aan boord te houden die is gevangen in de geografische zones en tijdens de periodes, genoemd in artikel 21, eerste lid, van verordening nr. 850/98, tenzij dit is toegestaan op grond van het tweede lid van dat artikel;

  • f. makreel aan boord te houden in de gevallen genoemd in artikel 22, eerste en tweede lid, van verordening nr. 850/98, met inachtneming van het derde lid van dat artikel;

  • g. ansjovis die met pelagische trawls is gevangen aan boord te houden, of hierop met genoemd vistuig te vissen, in de sector, genoemd in artikel 23, eerste lid, van verordening nr. 850/98;

  • h. tonijn, gestreepte tonijn, grootoogtonijn of geelvintonijn aan boord te houden of hierop te vissen, in de gevallen genoemd in artikel 24 van verordening nr. 850/98;

  • i. Noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen aan boord te houden, in de gevallen genoemd in artikel 25, eerste lid, van verordening nr. 850/98, met inachtneming van het tweede lid van dat artikel, tenzij dit is toegestaan op grond van het derde lid van dat artikel;

  • j. zalm en zeeforel aan boord te houden, over te laden, aan te voeren, te vervoeren, op te slaan, te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden, in de gevallen genoemd in artikel 26 van verordening nr. 850/98;

  • k. kever aan boord te houden die met gesleept tuig is gevangen in de zone, genoemd in artikel 27, eerste lid, van verordening nr. 850/98, tenzij dit is toegestaan op grond van het tweede lid van dat artikel;

  • l. te vissen op tong of deze vissoort aan boord te houden, tenzij deze is gevangen in de wateren benoorden 48° noorderbreedte met staand vistuig met een minimummaaswijdte van 90mm;

  • m. scholen of groepen zeezoogdieren met ringzegens in te sluiten.

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 2 De zeeflap, bedoeld in het eerste lid:

    • a. heeft een maaswijdte van ten hoogste 70 mm;

    • b. is bevestigd aan de binnenzijde van het vistuig op zodanige wijze dat alle mariene organismen uitsluitend via de zeeflap de kuil van het vistuig kunnen bereiken;

    • c. bevat een ontsnappingsgat dat is aangebracht in de bovenzijde of onderzijde van het vistuig ter hoogte van ten hoogste 30 mazen voor de aanhechting van de kuil, ter grootte van ten minste 15 mazen van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, gesneden in de lengterichting van dat vistuig;

    • d. is even lang of ten hoogste 10% langer dan het basisnet van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, waarbij het achterste punt van de zeeflap is bevestigd op maximaal 5 mazen achter het achterste deel van het ontsnappingsgat.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing in de kustwateren, het zeegebied en de 12-mijlszone, bedoeld in de Regeling instelling 12-mijlszone, gedurende de periode van 15 april tot en met 15 november.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing indien de totale hoeveelheid noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen die aan boord wordt gehouden niet meer dan 5% uitmaakt van de totale vangst aan boord.

  • 5 Het is verboden handelingen te verrichten of middelen aan te wenden waardoor de ontsnapping van mariene organismen door het ontsnappingsgat wordt bemoeilijkt of belet, met uitzondering van het gebruik van een overkuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm, die is aangebracht op maximaal 30 mazen voor het ontsnappingsgat, of een secundaire kuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm.

Artikel 7b

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden om meer dan een van de typen vistuigen, bedoeld in onderdeel 4 van bijlage V van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344), aan boord van een vissersvaartuig te houden of te gebruiken in de gebieden genoemd in onderdeel 2 van die bijlage.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met onderdeel 19 van bijlage V van de in het eerste lid bedoelde verordening.

Artikel 7c

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden:

    • a. iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, te beoefenen in de gebieden, bedoeld in onderdeel 7 van bijlage IV van Verordening (EG) van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften;

    • b. te vissen met gesleept tuig met een maaswijdte van minder dan 54 mm of met ringzegens buiten de periode van 1 maart tot en met 15 mei in het gebied, bedoeld in onderdeel 8 van bijlage IV van de in onderdeel a bedoelde verordening;

    • c. te vissen op zandspiering in het gebied, bedoeld in onderdeel 10 van bijlage IV van de in onderdeel a bedoelde verordening;

    • d. te vissen in het gebied, bedoeld in onderdeel 11 van bijlage IV van de in onderdeel a bedoelde verordening;

    • e. iedere vorm van visserij te beoefenen in het gebied, bedoeld in onderdeel 13 van bijlage IV van de in onderdeel a bedoelde verordening;

    • f. gericht te vissen op schelvis in het gebied, bedoeld in onderdeel 17 van bijlage IV van de in onderdeel a bedoelde verordening;

    • g. te vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm in de gebieden, bedoeld in onderdeel 1 van bijlage VI van de in onderdeel a bedoelde verordening.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, is niet van toepassing op vissersvaartuigen waarvoor een speciaal visdocument als bedoeld in artikel 7 van verordening nr. 1627/94 is verleend.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden:

  • a. machines, waarmee haring, makreel en horsmakreel automatisch naar grootte of geslacht gesorteerd worden, aan boord te hebben of te gebruiken, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 32, tweede en derde lid, van verordening nr. 850/98;

  • b. mariene organismen te vangen met gebruikmaking van explosieven, giftige of bedwelmende stoffen, of elektrische stroom, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 41 van verordening nr. 850/98;

  • c. mariene organismen, die zijn gevangen met enigerlei projectiel te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden;

  • d. aan boord van een vissersvaartuig fysische of chemische verwerking van vis tot vismeel, visolie of dergelijke producten te laten plaatsvinden of visvangsten met dat doel over te laden, tenzij dit is toegestaan op grond van artikel 42 van verordening nr. 850/98.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden in het Skagerrak en het Kattegat zalm en zeeforel aan boord te houden, over te laden, aan te voeren, te vervoeren, op te slaan, te verkopen, uit te stallen, of te koop aan te bieden, in de gevallen genoemd in artikel 36 van verordening nr. 2847/93.

  • 2 In het Skagerrak en het Kattegat is het verboden sleepnetten te gebruiken, in de gevallen genoemd in artikel 37 van verordening nr. 850/98.

  • 3 Het is verboden haring, makreel of sprot aan boord te houden die is gevangen met ringzegens of sleepnetten van zaterdag te middernacht tot en met zondag te middernacht in het Skagerrak, en vrijdag te middernacht tot en met zondag te middernacht in het Kattegat.

  • 4 In het Kattegat is het verboden met boomkorren te vissen.

  • 5 Het is verboden sleepnetten of boomkorren in het Skagerrak en het Kattegat aan boord te houden, in de gevallen genoemd in artikel 40 van verordening nr. 850/98.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 2244/2003 met een lengte over alles van meer dan 18 meter te vissen of te varen.

  • 2 Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 17 van verordening nr. 2244/2003 met een lengte over alles van meer dan 18 meter te vissen of te varen.

Artikel 10a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, is niet van toepassing op een Nederlands vissersvaartuig:

Artikel 10b

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. op het desbetreffende vaartuig satellietvolgapparatuur is geïnstalleerd als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van verordening nr. 2847/93;

    • b. de kapitein van het vissersvaartuig voldoet aan artikel 6, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003;

    • c. in geval van een defect of anderszins niet functioneren van de apparatuur, bedoeld onder a, wordt voldaan aan artikel 11, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003;

    • d. voor zover het een Nederlands vissersvaartuig betreft, de datatransmissie met de in onderdeel a bedoelde apparatuur voldoet aan artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van verordening nr. 2244/2003 en met ingang van 1 januari 2006 tevens aan onderdeel d, van dat artikellid, en plaatsvindt overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van die verordening, met dien verstande dat onder ‘VCC’ in dat artikel moet worden verstaan: het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade, en

    • e. voor zover het een Nederlands vissersvaartuig betreft, de apparatuur, bedoeld in onderdeel a, door de minister is goedgekeurd ingevolge artikel 10c.

  • 2 In afwijking van het eerste lid en van artikel 10c, tweede lid, is het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, tot 1 augustus 2004 niet van toepassing op een Nederlands vissersvaartuig met een lengte over alles tussen de 18 en 21 meter en op een Nederlands vissersvaartuig als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a of b, van verordening nr. 2847/93, indien:

    • a. uiterlijk op 15 mei 2004 is voldaan aan het eerste lid, onderdelen a tot en met d;

    • b. de satellietvolgapparatuur vóór 15 mei 2004 de in artikel 10c, eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde keuringen heeft ondergaan en in het kader daarvan is goedgekeurd, en

    • c. het verzoek tot goedkeuring, bedoeld in artikel 10c, tweede lid, vóór 1 juni 2004 is ingediend op een daartoe bestemd formulier bij het agentschap LASER van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit verzoek gaat vergezeld van het document, bedoeld in artikel 10c, derde lid, onderdeel b.

  • 3 Indien een vissersvaartuig in de haven ligt, mag de satellietvolgapparatuur worden uitgeschakeld mits is voldaan aan artikel 8, derde lid, van verordening nr. 2244/2003, met dien verstande dat de in dat artikellid bedoelde melding aan de vlaggenstaat door een Nederlands vaartuig wordt gedaan aan het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade.

Artikel 10c

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Satellietvolgapparatuur wordt slechts door de minister goedgekeurd als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, onderdeel e, indien:

    • a. de apparatuur voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 10e;

    • b. het type apparatuur is goedgekeurd door een ter zake geaccrediteerde instelling en blijkens die goedkeuring voldoet aan onderdeel a, en

    • c. de apparatuur door de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, is getest en blijkens die test functioneert.

  • 2 Een verzoek tot goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij de Directie Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op een daartoe bestemd formulier.

  • 3 Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, gaat vergezeld van:

    • a. een bewijs van typegoedkeuring van de apparatuur door een ter zake geaccrediteerde instelling, dan wel een verklaring van die instelling waaruit blijkt dat tussen 1 januari 2000 en 1 januari 2003 geïnstalleerde apparatuur aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voldoet, en

    • b. een bewijs van goedkeuring van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waaruit blijkt dat de typegoedgekeurde apparatuur is getest en functioneert.

  • 4 De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan door de minister worden ingetrokken indien de satellietvolgapparatuur niet meer voldoet aan de in dat lid bedoelde eisen.

  • 5 Voorgenomen wijzigingen aan goedgekeurde apparatuur worden schriftelijk aan de minister gemeld. De minister beslist of de goedkeuring wordt gehandhaafd.

  • 6 Afschriften van de keuringsbewijzen, bedoeld in het derde lid, zijn aanwezig aan boord van het desbetreffende vissersvaartuig.

Artikel 10d

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het verbod, bedoeld in artikel 10, tweede lid, is niet van toepassing indien:

  • a. op het desbetreffende vaartuig satellietvolgapparatuur als bedoeld in de artikelen 17 en 18, tweede lid, van verordening nr. 2244/2003, is geïnstalleerd;

  • b. de datatransmissie met de in onderdeel a bedoeld apparatuur voldoet aan artikel 18, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van verordening nr. 2244/2003, en met ingang van 1 januari 2006 tevens aan onderdeel d, van dat artikellid, en plaatsvindt overeenkomstig de artikelen 20 en 21 van die verordening, met dien verstande dat de automatische doorgifte van de gegevens ten minste eenmaal in de twee uur geschiedt en onder ‘VCC’ in artikel 21 moet worden verstaan: het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade;

  • c. de kapitein van het vissersvaartuig voldoet aan artikel 19, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003, en

  • d. in geval van een defect of anderszins niet functioneren van de apparatuur, bedoeld onder a, wordt voldaan aan artikel 23, eerste tot en met derde lid, van verordening nr. 2244/2003.

Artikel 10e

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Satellietvolgapparatuur die op een Nederlands vissersvaartuig is geïnstalleerd:

  • a. is bedrijfsklaar;

  • b. voldoet aan artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 2244/2003;

  • c. waarborgt een volledige automatische transmissie van juiste en actuele gegevens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 2244/2003, naar het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade;

  • d. vormt een onlosmakelijk, geïntegreerd geheel met een plaatsbepalingssysteem, dat in staat is de geografische positie van het desbetreffende vissersvaartuig te bepalen, in overeenstemming met artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van verordening nr. 2244/2003;

  • e. laat niet toe dat gegevens handmatig worden ingebracht, gewijzigd, beïnvloed of op andere wijze worden aangepast;

  • f. laat toe dat de gegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 2244/2003, op elk door de Algemene Inspectiedienst gewenst moment vanuit het visserijcontrolecentrum, bedoeld in onderdeel c, kunnen worden opgevraagd en verkregen;

  • g. is voorzien van een reservestroombron die automatisch wordt ingeschakeld indien de hoofdstroom wordt uitgeschakeld of defect raakt en die een werking van ten minste zes uur waarborgt, en

  • h. is zodanig met het desbetreffende vissersvaartuig verbonden, dat bij verbreking de reden daarvan wordt aangegeven.

Artikel 10f

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 6, derde lid, en 19, derde lid, van verordening nr. 2244/2003.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden de visserij uit te oefenen in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2027/95 van de raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juni 1995 tot invoering van een regeling voor het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (PbEG L199), met het vistuig, bedoeld in de bijlage bij die verordening, op de aldaar daarbij genoemde doelsoorten.

  • 2 Het in het eerste lid gesteld verbod geldt niet voor de visserij die wordt uitgeoefend met een vissersvaartuig waaraan een visdocument is verleend als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van verordening nr. 1627/94.

  • 3 Het in het eerste lid gesteld verbod geldt, voor zover het betreft Nederlands vissersvaartuigen en voor zover een speciaal visdocument als bedoeld in het tweede lid niet is vereist, niet voor de visserij die wordt uitgeoefend met een vissersvaartuig waaraan een voorafgaande schriftelijke machtiging door de minister is verleend

  • 5 Het is verboden te vissen, vis aan boord te houden, te verwerken of aan te landen.

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden te vissen in het gereglementeerde gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1999 tot vaststelling van controlemaatregelen voor het gebied waarop het Verdrag inzake de toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan van toepassing is (PbEG L 337) en vis afkomstig uit dat gebied, aan boord te houden, over te laden of aan te landen met een vissersvaartuig dat de vlag voert van of geregistreerd staat in een lidstaat van de Europese Unie.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op vissersvaartuigen waarvoor een bijzondere visvergunning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening is verleend en die voldoen aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, 5, 6, eerste, derde en vijfde lid, 9, 15 en 24 van die verordening.

Artikel 12b

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden met een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de in artikel 12a, eerste lid, bedoelde verordening, vis aan te landen of over te laden in strijd met artikel 25 van die verordening.

Artikel 12c

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden met een vissersvaartuig vis over te nemen van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van verordening nr. 1262/2000.

Artikel 12d

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden met een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij als bedoeld in artikel 12c, vis aan te voeren of over te laden in een haven als bedoeld in artikel 28 sexies, tweede lid, van verordening (EEG) nr. 2847/93, indien het vaartuig vangsten aan boord heeft als bedoeld in de bijlagen I en II van verordening 1262/2000.

Artikel 12e

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, eerste, tweede, derde en zesde lid, 4, 5, eerste, tweede en derde lid, 7, 14, 16 en 17 van verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van de Europese Unie van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG L 137).

Artikel 12f

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 4 tot en met 9 van verordening (EG) nr. 2056/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2001 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van de kabeljauwbestanden in de Noordzee en ten westen van Schotland (PbEG L 277).

Artikel 12g

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden de visserij uit te oefenen op de soorten, genoemd in bijlage I van verordening (EG) van de Raad van de Europese Unie van december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften of deze soorten aan te landen (PbEGL), tenzij, ten behoeve van het vissersvaartuig een diepzeevisdocument is afgegeven als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van die verordening en de kapitein van dat vissersvaartuig handelt overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van die verordening.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. per zeereis minder dan 100 kg van de in het eerste lid bedoelde soorten wordt gevangen, aan boord gehouden, overgeladen of aangeland en

    • b. per kalenderjaar met het betreffende vissersvaartuig minder dan 10 ton van de in het eerste lid bedoelde soorten wordt gevangen of aangeland.

  • 3 Indien de minister een waarnemer als bedoeld in artikel 8 van de in het eerste lid bedoelde verordening aanwijst, draagt de kapitein van het betreffende vissersvaartuig ten behoeve waarvan een diepzeevisdocument is verleend er zorg voor dat deze waarnemer de taken, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de in het eerste lid bedoelde verordening ongehinderd kan uitvoeren.

  • 4 Een diepzeevisdocument als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend ten behoeve van een vissersvaartuig:

    • a. waarmee in de jaren 1998, 1999 of 2000 ten minste 100 ton van de in het eerste lid bedoelde soorten is aangeland, of

    • b. ten aanzien waarvan een licentie is toegekend die eerder was toegekend ten aanzien van een vissersvaartuig als bedoeld onder a en waarvan het motorvermogen niet groter is dan het motorvermogen van dat vissersvaartuig.

Artikel 12 h

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden haaienvinnen als bedoeld in artikel 2, onder 1, van verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vissersvaartuigen (PbEU L 167) af te snijden aan boord van een vissersvaartuig, aan boord te houden, over te laden, aan te landen, aan te kopen, te koop aan te bieden of te verkopen, tenzij dit in overeenstemming is met de artikelen 3, 4 en 5 van die verordening.

Artikel 12i

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1 van verordening (EG) nr. 1475/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 augustus 2003 inzake de bescherming van koudwaterkoraalriffen tegen de gevolgen van de trawlvisserij in een gebied ten noordwesten van Schotland (PbEU L 211).

Artikel 12j

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Het is verboden de visserij uit te oefenen in de wateren van een ander land dan een lidstaat van de Europese Unie, tenzij voor het desbetreffende vissersvaartuig een visdocument ‘visserijovereenkomst’ als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 3317/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst (PbEG L 350) is uitgereikt en aan boord van dat vissersvaartuig aanwezig is.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

  • 1 Het is verboden één of meer drijfnetten waarvan de gezamenlijke lengte groter is dan 2,5km, aan boord van een vissersvaartuig te hebben of daarmee te vissen.

  • 2 Vanaf 1 januari 2002 is het verboden om:

    • a. één of meer drijfnetten, bestemd voor de vangst van de in bijlage VIII van verordening nr. 894/97 vermelde soorten, aan boord te hebben of daarmee te vissen, en

    • b. vangsten van de in onderdeel a bedoelde soorten, gevangen met in dat onderdeel bedoelde netten, in Nederland aan te landen.

  • 3 Tot en met 31 december 2001 is het verboden de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde drijfnetten aan boord van een vissersvaartuig te hebben of daarmee te vissen, tenzij:

    • a. daartoe vooraf door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de Europese Unie, waarvan het desbetreffende vissersvaartuig de vlag voert, een schriftelijke vergunning is verleend;

    • b. de in onderdeel a bedoelde schriftelijke vergunning tijdens het vissen aan boord is van het desbetreffende vaartuig, en

    • c. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 11 ter, eerste, tweede en derde lid, van verordening nr. 894/97, met dien verstande dat de minister de Nederlandse autoriteit is, bevoegd voor het verlenen van de vergunning, bedoeld in onderdeel a, aan vissersvaartuigen die de vlag van Nederland voeren, en de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de bevoegde autoriteit is, bedoeld in artikel 11 ter, derde lid van verordening nr. 894/97, voor zover Nederland de lidstaat van aanvoer is.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid, aanhef en onderdelen a, b en c, zijn van toepassing op alle communautaire vissersvaartuigen in de wateren die onder Nederlandse soevereiniteit of jurisdictie vallen, alsmede op de Nederlandse vissersvaartuigen in alle wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie vallen van andere lidstaten van de Europese Unie vallen, met uitzondering van de wateren die vallen onder Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Oresund (PbEG L 9).

Artikel 14

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

De minister kan in overeenstemming met artikel 43 en 44 van verordening nr. 850/98 ontheffing verlenen van de bepalingen van deze regeling, voor zover het betreft het uitoefenen van de visserij ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of visserij ten behoeve van het kunstmatig uitzetten of overbrengen van mariene organismen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

De Regeling technische maatregelen wordt ingetrokken.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Regeling eisen satellietvolgapparatuur.]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Regeling vangstbeperking.]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij.]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

[Red: Wijzigt de Vrijstellingsregeling Westerschelde.]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 23-07-2011]

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2000. Deze regeling kan worden aangehaald als de Regeling technische maatregelen 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.F. de Leeuw