Besluit ontslaguitkering substantieel bezwarende functies

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010.
Geldend van 24-08-2001 t/m 31-12-2005

Besluit ontslaguitkering substantieel bezwarende functies

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. De Minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. ontslag:

een ontslag als bedoeld in artikel 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

c. betrokkene:

de gewezen ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, aan wie ontslag is verleend;

d. Stichting Pensioenfonds ABP:

de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

e. pensioenreglement:

het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;

f. pensioen:

een pensioen krachtens het pensioenreglement;

g. Reglement FPU:

het Reglement flexibel pensioen en uittreden ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel;

h. invaliditeitspensioen:

een invaliditeitspensioen krachtens het pensioenreglement;

i. arbeidsongeschiktheid:

arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

j. WAO-uitkering:

een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

k. uitkering:

uitkering, bedoeld in artikel 3 van dit besluit.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder bezoldiging: de bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, berekend over een maand, waarop de betrokkene op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of bij waarneming van zijn functie zou hebben gehad.

  • 2 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde gelden de toelagen, bedoeld in de artikelen 14 en 18, eerste lid, van voornoemd besluit en de over die toelagen berekende vakantie-uitkering niet als deel van de bezoldiging.

  • 3 Als bezoldiging gelden mede de aanspraken die de betrokkene op de dag voorafgaande aan zijn ontslag ontleende aan de Overgangsregeling Bezoldigingsbesluit Rijksambtenaren 1984, indien en voor zover de betrokkene die aanspraken eveneens zou hebben ontleend aan het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 indien dat besluit, zoals dat laatstelijk luidde, op dat tijdstip nog zou hebben gegolden.

  • 5 Indien de door een betrokkene over de laatste aan het ontslag voorafgaande twaalf volle kalendermaanden genoten bezoldiging in de zin van voornoemd besluit, dan wel hetgeen daarmede overeenkomt, alsmede de over die maanden genoten vakantie-uitkering dan wel verkregen aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten waaronder begrepen de evengenoemde aanspraken bestonden, geldt in zoverre in afwijking van het eerste lid als bezoldiging, met inachtneming van het in het tweede, derde en vierde lid bepaalde, het gemiddelde van die inkomsten.

  • 6 De bezoldiging, omschreven in het eerste tot en met vijfde lid, wordt aangepast overeenkomstig een algemene wijziging van het salaris en van de vakantie-uitkering van het burgerlijk rijkspersoneel, met ingang van de dag waarop de salariswijziging, respectievelijk de wijziging van de vakantie-uitkering van kracht wordt.

  • 7 Voor betrekkingen die geleidelijk worden opgeheven, alsmede in bijzondere gevallen, kan de Minister van het eerste tot en met het vijfde lid ten gunste van de betrokkene afwijken.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De betrokkene heeft recht op de uitkering met ingang van de dag van ingang van zijn ontslag.

  • 2 De Minister beslist over de toekenning van de uitkering op aanvraag door de betrokkene.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de leeftijd op de datum van het ontslag gedurende de eerste zestig maanden volgens onderstaande tabel en vervolgens 70% van de bezoldiging:

    Leeftijd

    Substantieel bezwarende functie, waaraan een leeftijdsgrens van 55 jaar is verbonden

    Substantieel bezwarende functie, waaraan een leeftijdsgrens van 60 jaar is verbonden

    55

    80,0

    56

    82,5

    57

    85,0

    58

    87,0

    59

    89,0

    60

    90,0

    80,0

    61

    91,0

    84,0

    62

    92,0

    88,0

    63

    93,0

    91,0

    64

    93,5

    93,5

  • 2 De uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met zoveel – ten hoogste tien – keer 0,5% van de bezoldiging als het totaal aantal volle voor pensioen geldige dienstjaren, die meetellen voor de pensioenberekening krachtens het pensioenreglement, op de dag van ingang van het ontslag meer dan dertig bedraagt.

  • 3 Het bedrag van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, daalt niet beneden het bedrag van het pensioen, waarop de betrokkene recht zou hebben, indien hij uit de betrekking waaruit hij met recht op de uitkering is ontslagen, op de dag van ontslag zou zijn gepensioneerd.

  • 4 Onder diensttijd, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:

    • a. voor zover gelegen vóór 1 januari 1996: de tijd, die voor betrokkene per 31 december 1995 meetelt voor de pensioenberekening, bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet zoals deze luidde op 31 december 1995;

    • b. voor zover gelegen op of na 1 januari 1996: de tijd gedurende welke betrokkene overheidswerknemer is in de zin van de Wet privatisering ABP.

  • 5 Bij de berekening van het bedrag van het pensioen, bedoeld in het derde lid, wordt mede in aanmerking genomen de diensttijd, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het pensioenreglement, die de betrokkene bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar zal kunnen aanwijzen.

  • 6 Voor de toepassing van het tweede lid wordt de eventuele diensttijd, bedoeld in artikel D1, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals deze luidde op 31 december 1995, in aanmerking genomen. Het verzoek, bedoeld in artikel D2 van laatstgenoemde wet wordt daarbij geacht te zijn gedaan.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Indien de betrokkene gebruik maakt van de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van zijn pensioenopbouw, waardoor ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar zijn pensioenopbouw voor de helft plaatsvindt, zal namens hem de hiervoor verschuldigde premie worden betaald, met dien verstande dat hiervan geen groter deel ten laste van betrokkene komt dan de pensioenpremie, bedoeld in artikel 4.4, vierde lid, van het pensioenreglement.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De in artikel 4 genoemde uitkering wordt, voorzover recht daarop bestaat, verminderd met het bedrag van het flexibel pensioen krachtens het pensioenreglement en het bedrag van zowel de basisuitkering als de aanvullende uitkering krachtens het Reglement FPU.

  • 2 Indien het bedrag van de basisuitkering is verminderd in verband met samenloop met andere inkomsten, wordt voor de toepassing van het eerste lid niettemin uitgegaan van het onverminderde bedrag.

  • 3 Indien de betrokkene niet of niet tijdig de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen aanvraagt, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt, voor de periode waarin hij dientengevolge geen of niet alle voornoemde uitkeringen ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkeringen die hij vanaf de ontslagdatum zou hebben genoten indien hij de voornoemde uitkeringen wel tijdig zou hebben aangevraagd.

  • 4 Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de betrokkene de basisuitkering of de aanvullende uitkering geheel of ten dele vervallen wordt verklaard dan wel geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt deze uitkering voor de toepassing van dit artikel steeds aangemerkt als uitkering die onverminderd is genoten.

  • 5 Ingeval naast de in artikel 4 genoemde uitkering inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf als genoemd in artikel 7 worden genoten, wordt op de uitkering in voorkomend geval boven de vermindering die reeds krachtens het eerste lid van dit artikel plaatsvindt, een vermindering toegepast. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmee de onverminderde uitkering krachtens artikel 4 vermeerderd met het totaal bedrag van de inkomsten bedoeld in artikel 7 en verminderd met het bedrag van de inkomsten dat reeds in mindering is gebracht op de basisuitkering krachtens het Reglement FPU tezamen de laatstelijk genoten bezoldiging te boven gaat.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De inkomsten, die de betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag van het ontslag, ter zake waarvan de uitkering is toegekend, worden met de uitkering verrekend over het jaar waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Deze verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de bezoldiging overschrijdt.

  • 2 Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de uitkering is toegekend.

  • 3 Wanneer de betrokkene de arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in het eerste en tweede lid en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan niet het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid en geen verband houden met het ontslag, in welk geval die inkomsten, die vermeerdering van inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de overeenkomstige toepassing van het eerste lid.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden wordt een tweede uitkering in mindering gebracht op de eerste uitkering. In het geval tevens inkomsten als bedoeld in het eerste en derde lid worden genoten, worden deze inkomsten, na toepassing van de vorige volzin, op de voet van het eerste lid met de tweede uitkering verrekend.

  • 5 In bijzondere gevallen kan de Minister van het eerste tot en met vierde lid ten gunste van de betrokkene afwijken.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De Minister kan bepalen, dat inkomsten welke zijn genoten uit hoofde van overwerk, bij wijze van gratificatie, ter zake van een vrijwillige verbintenis bij het Korps Nationale Reserve, als vrijwillige ambtenaar bij de politie of andere door de Minister aan te wijzen reserve-organen, geheel of ten dele niet worden aangemerkt als inkomsten.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De betrokkene is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan de Minister onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten, die hij uit die werkzaamheden zal genieten.

  • 2 Zijn de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten.

  • 3 De Minister geeft nadere regels aangaande het doen van mededelingen door de betrokkene met betrekking tot de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 4 Brengt de aard van de werkzaamheden of van de inkomsten mee, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de evenbedoelde termijn.

  • 5 Ten aanzien van de verrekening, bedoeld in het voorgaande lid, is artikel 7, eerste lid, van toepassing, met dien verstande, dat zij geschiedt over de in het voorgaande lid bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.

  • 6 De Minister kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de betrokkene afwijken.

  • 7 De voorgaande leden vinden overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of bedrijf en de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid.

  • 8 De betrokkene aan wie de uitkering is toegekend, wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van de Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, is hij verplicht daarvan terstond mededeling te doen aan de Minister. De betrokkene is eveneens verplicht zijn herstel terstond te melden.

  • 2 De uitkering wordt niet uitbetaald voor de duur dat de betrokkene de in het eerste lid bedoelde verplichting niet nakomt.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, kan hij door de Minister worden verplicht zich geneeskundig te laten onderzoeken.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Ten aanzien van de betrokkene, die na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid nog aanspraken in verband met de betrekking, waaruit hij is ontslagen, heeft of krijgt, wordt de uitkering dan wel de toelage, bedoeld in artikel 15, tot het einde van de periode, waarover die aanspraken bestaan, verminderd met het bedrag daarvan.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Indien de betrokkene de gegevens, die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van de uitkering niet, niet volledig of onjuist verstrekt, kan worden bepaald, dat de uitkering, zolang dat het geval is, niet of slechts gedeeltelijk wordt uitbetaald.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Het recht op de uitkering eindigt:

    • a. behoudens het bepaalde in het tweede lid, met ingang van de dag waarop betrokkene recht verkrijgt op een WAO-uitkering;

    • b. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden;

    • c. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de

      betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder a, eindigt het recht op de uitkering indien de betrokkene arbeidsongeschikt is voor het vervullen van de betrekking die hij gedurende de met recht op de uitkering doorgebrachte tijd bekleedde en waarin hij deelnemer was in de zin van het pensioenreglement, met ingang van de dag waarop betrokkene uit evenbedoelde betrekking wordt ontslagen.

  • 3 Het recht op de uitkering kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de betrokkene:

    • a. zich zodanig gedraagt dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen;

    • b. weigert mee te werken aan een onderzoek tot vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid ter verkrijging van een WAO-uitkering.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Voor zover de aan betrokkene toegekende WAO-uitkering, eventueel vermeerderd met een invaliditeitspensioen, lager is dan de uitkering waarop hij aanspraak zou hebben gehad, indien er geen sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid, wordt hem het verschil bij wijze van toelage uitgekeerd.

  • 2 De betrokkene die na afloop van de periode van 52 weken, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, geen WAO-uitkering aanvraagt, wordt voor de toepassing van dit besluit behandeld alsof hem een WAO-uitkering is toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 3 Indien de WAO-uitkering van de betrokkene die ter zake van dezelfde dienstverhouding aanspraak heeft op een uitkering en een WAO-uitkering, als gevolg van een handelen of nalaten een vermindering ondergaat, of het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt bedoelde WAO-uitkering voor de toepassing van dit besluit geacht onverminderd te zijn genoten.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De uitkering over een maand berekend, wordt in maandelijkse termijnen betaald. Met toestemming van de betrokkene kan de uitbetaling in langere termijnen geschieden.

  • 2 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene aan wie de uitkering is toegekend, wordt aan de weduwe of weduwnaar, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging, over een tijdvak van drie maanden.

  • 3 Indien op de uitkering een vermindering wordt toegepast krachtens de artikelen 6, 7, eerste lid, 9 en 13, of artikel 14, derde lid, wordt toegepast, dan is de in het tweede lid bedoelde uitkering gelijk aan het bedrag van de uitkering die de betrokkene op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden.

  • 4 Ingeval recht bestaat op twee uitkeringen als bedoeld in artikel 1, onder k, en geen vermindering krachtens enige bepaling van dit besluit wordt toegepast, wordt meerbedoelde uitkering gesteld op het bedrag van de hoogste bezoldiging, waarvan de betreffende uitkering is afgeleid over een tijdvak van drie maanden. Indien zulks wel het geval is, wordt op het bedrag van de uitkering in mindering gebracht de uitkering wegens overlijden, waarop aanspraak bestaat uit hoofde van een andere dienstbetrekking.

  • 5 In dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven levenspartner met wie de niet-gehuwde betrokkene samenwoonde en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voerde op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding alsmede de achtergebleven geregistreerde partner.

  • 6 Tegelijkertijd kan slechts één persoon als weduwe of weduwnaar worden aangemerkt.

  • 7 De Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract, bedoeld in het vijfde lid, is gesloten.

  • 8 Laat de overledene geen weduwe of geen weduwnaar na van wie hij, onderscheidenlijk zij, niet duurzaam gescheiden leefde, dan geschiedt de uitkering van het in het tweede en derde lid bedoelde bedrag ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg.

  • 9 Onder pleegouderlijke zorg, bedoeld in het vorige lid, wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als ware het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.

  • 10 Indien ook de kinderen, bedoeld in het achtste lid, ontbreken, dan geschiedt de uitkering van het in het tweede en derde lid bedoelde bedrag aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de inkomsten van de overledene.

  • 12 Laat de overledene geen betrekkingen, bedoeld in het tweede, achtste en tiende lid na, dan kan het aldaar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 19-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2000

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper