Regeling varkensleveringen

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-12-2006.
Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2006

Regeling varkensleveringen

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 14, eerste lid, van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121);

Gelet op de artikelen 17, eerste lid, 18 en 30, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Hoofdstuk 1. : Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. minister:

    Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

    b. wet:

    Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

    c. varkenshouderijbedrijf:

    locatie van een landbouwbedrijf, niet zijnde een spermawincentrum of een quarantaineruimte, waar, anders dan voor recreatieve of educatieve doeleinden, een of meer varkens worden gehouden dan wel een locatie die voor het zodanig houden bestemd is;

    d. spermawincentrum:

    spermawincentrum dat is erkend krachtens artikel 5 van richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224) dan wel krachtens artikel 3, eerste lid, van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

    e. quarantaineruimte:

    afzonderingsruimte die is erkend krachtens bijlage B, hoofdstuk 1, artikel 1, onderdeel a, van richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224) dan wel krachtens artikel 3 van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

    f. A-bedrijf:

    varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 2 is aangewezen als A-bedrijf;

    g. B-bedrijf:

    varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 3 is aangewezen als B-bedrijf;

    h. C-bedrijf:

    varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 4 is aangewezen als C-bedrijf;

    i. D-bedrijf:

    varkenshouderijbedrijf dat niet is aangewezen als een A-bedrijf, een B-bedrijf of een C-bedrijf;

    j. geaccrediteerde keuringsinstantie:

    keuringsinstantie, waarvan

    • 1. door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van EN 45004 en ISO 17020 en de relevante criteria van ISO 9001/9002, voorzover deze verklaring betrekking heeft op het opstellen van de in artikel 2, onderdeel l, artikel 4, onderdeel b, of artikel 16, derde lid, genoemde rapporten, dan wel,

    • 2. door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van EN 45004 en ISO 17020 en de relevante criteria van ISO 9001/9002, voorzover deze verklaring betrekking heeft op verrichtingen in de veehouderij, en de keuringsinstantie aan de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie heeft verzocht te verklaren dat de keuringsinstantie aan genoemde criteria voldoet met betrekking tot de in artikel 2, onderdeel l, artikel 4, onderdeel b, of artikel 16, derde lid, genoemde rapporten en dit verzoek niet is afgewezen;

    k. I&RVL:

    Identificatie & Registratiebureau Varkensleveringen te Deventer;

    l. onderzoeksinstituut:

    instituut als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de dierproeven, niet zijnde een A-bedrijf, B-bedrijf of C-bedrijf;

    m. verzamelcentrum:

    verzamelcentrum voor varkens dat is erkend krachtens artikel 11 van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121);

    n. cluster:

    combinatie van ten hoogste drie C-bedrijven, overeenkomstig de opgave van artikel 11, vierde lid;

    o. bevestigde melding levering varkens:

    door het I&RVL afgegeven ontvangstbevestiging van een overeenkomstig artikel 16, eerste lid, ingediende melding van een voorgenomen levering van varkens.

  • 2 Deze regeling berust mede op artikel 36 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

Hoofdstuk 2. : Verlenen en intrekken van de aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De minister wijst op aanvraag van de exploitant diens varkenshouderijbedrijf aan als een A-bedrijf, indien:

  • a. op het varkenshouderijbedrijf vrouwelijke varkens worden gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen;

  • b. varkens die op het varkenshouderijbedrijf worden aangevoerd, worden gehuisvest in een van de rest van het varkenshouderijbedrijf afgescheiden toevoegstal, waarvan inrichting en gebruik voldoen aan de in bijlage I bij deze regeling opgenomen voorschriften, totdat uit een door een dierenarts na vier weken na aanvoer overeenkomstig bijlage II uitgevoerd serologisch onderzoek blijkt dat in de toevoegstal geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest bevat;

  • c. bij het ontbreken van een toevoegstal als bedoeld in onderdeel b, tot zes weken na de laatste aanvoer van varkens geen varkens worden afgevoerd anders dan, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum, naar het slachthuis;

  • d. op het varkenshouderijbedrijf een voorziening voor reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor varkens aanwezig is als bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

  • e. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf artikel 67, tweede lid, en artikel 79 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s naleeft;

  • f. de exploitant voldoet aan alle, de herkomst van de op het varkenshouderijbedrijf aanwezige varkens betreffende, krachtens artikel 96 van de wet gestelde regels;

  • g. op het varkenshouderijbedrijf een douche aanwezig is, die is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de ingang van het varkenshouderijbedrijf en waarvan bezoekers van het varkenshouderijbedrijf voorafgaand aan het betreden van de stallen gebruik maken;

  • h. het varkenshouderijbedrijf is voorzien van een erfafscheiding waardoor het betreden van het varkenshouderijbedrijf zonder de medewerking van de exploitant niet mogelijk is;

  • i. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf de gegevens met betrekking tot groepsmedicatie in het logboek, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet vastlegt;

  • j. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf, in geval van medicatie, de varkens die de medicatie hebben ondergaan niet eerder van het varkenshouderijbedrijf afvoert of doet afvoeren dan na twee weken na het beëindigen van de medicatie;

  • k. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf bij de aanvraag en vervolgens eenmaal per vier weken een verklaring van een dierenarts overlegt waarin deze verklaart dat het in bijlage II bepaalde aantal op het varkenshouderijbedrijf aanwezige varkens met een gewicht van ten minste 30 kg serologisch is onderzocht en dat geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest bevat, en

  • l. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf bij de aanvraag en vervolgens met een tussenpoos van vier maanden een volgens het model in bijlage III opgesteld bedrijfsrapport overlegt van een geaccrediteerde keuringsinstantie waaruit blijkt dat het varkenshouderijbedrijf is getoetst aan de in de onderdelen a tot en met j gestelde voorwaarden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De minister wijst op aanvraag van de exploitant diens varkenshouderijbedrijf aan als een B-bedrijf, indien op het varkenshouderijbedrijf vrouwelijke varkens worden gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De minister wijst op aanvraag van de exploitant diens varkenshouderijbedrijf aan als een C-bedrijf, indien

  • a. het varkenshouderijbedrijf voldoet aan artikel 2, onderdelen d tot en met k, en

  • b. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf bij de aanvraag en vervolgens met een tussenpose van vier maanden een volgens het model in bijlage III opgesteld bedrijfsrapport overlegt van een geaccrediteerde keuringsinstantie waaruit blijkt dat het varkenshouderijbedrijf is getoetst aan de in artikel 2, onderdelen d tot en met j, gestelde voorwaarden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De minister kan de aanwijzing als A-bedrijf, B-bedrijf of C-bedrijf met onmiddellijke ingang schorsen voor een bepaalde termijn, indien:

    • a. het varkenshouderijbedrijf niet voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 2, 3, onderscheidenlijk 4, en veterinaire belangen de schorsing rechtvaardigen, dan wel

    • b. blijkt dat in een periode van twaalf maanden de exploitant van een varkenshouderijbedrijf meer dan eenmaal varkens van het varkenshouderijbedrijf afvoert of doet afvoeren, dan wel op het varkenshouderijbedrijf ontvangt of aanvoert, zonder dat wordt voldaan aan de artikelen 9, 10, onderscheidenlijk 11.

  • 2 De minister kan de schorsing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, telkens verlengen voor een termijn van ten hoogste vier weken.

  • 3 In geval van schorsing van de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 9, 10 en 11 niet van toepassing.

  • 4 De minister kan de aanwijzing als A-bedrijf, B-bedrijf of C-bedrijf intrekken, indien:

    • a. blijkt dat het varkenshouderijbedrijf niet voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 2, 3, onderscheidenlijk 4, terwijl de exploitant van het varkenshouderijbedrijf in de gelegenheid is gesteld binnen een bepaalde termijn alsnog aan de eisen te voldoen en deze termijn inmiddels is verstreken, dan wel

    • b. na afloop van de schorsing, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, blijkt dat het varkenshouderijbedrijf nog steeds niet voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 2, 3, onderscheidenlijk 4;

    • c. blijkt dat in een periode van twaalf maanden na het besluit tot schorsen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, de exploitant van een varkenshouderijbedrijf opnieuw varkens van het varkenshouderijbedrijf afvoert of doet afvoeren, dan wel op het varkenshouderijbedrijf ontvangt of aanvoert, zonder dat wordt voldaan aan de artikelen 9, 10, onderscheidenlijk 11.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Aanvragen, verklaringen en bedrijfsrapporten als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 worden ingediend bij het I&RVL.

Hoofdstuk 3. Varkensleveringen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het is de exploitant van een varkenshouderijbedrijf verboden een of meer varkens te vervoeren van of naar, af te voeren of te doen afvoeren van een varkenshouderijbedrijf of een verzamelcentrum, dan wel te ontvangen of aan te voeren op een varkenshouderijbedrijf.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het verbod, bedoeld in artikel 7, is niet van toepassing op het vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van:

  • a. een of meer varkens van een varkenshouderijbedrijf naar een slachthuis, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum, mits de varkens zijn gemerkt als slachtvarkens en uit het vervoersdocument, bedoeld in artikel 74, achtste lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s blijkt dat sprake is van vervoer van slachtdieren;

  • b. een of meer mannelijke varkens van een varkenshouderijbedrijf naar een quarantaineruimte;

  • c. een of meer varkens van een varkenshouderijbedrijf naar een onderzoeksinstituut;

  • d. ten hoogste vier varkens per levering van een varkenshouderijbedrijf naar een locatie waar varkens worden gehouden voor recreatieve of educatieve doeleinden, of

  • e. een of meer varkens van een varkenshouderijbedrijf, niet zijnde een D-bedrijf, naar een varkenshouderijbedrijf buiten Nederland, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum.

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien voor het vervoer van varkens naar een lidstaat of een derde land, nadat deze reeds van een varkenshouderijbedrijf zijn afgevoerd, ingevolge artikel 59, tweede lid, onderdeel e, van de wet in samenhang met artikel 6, eerste lid, van het Besluit dierenvervoer 1994 geen certificaat wordt afgegeven, is het de exploitant van het varkenshouderijbedrijf van herkomst in afwijking van artikel 7 toegestaan, deze varkens op de dag dat dit certificaat geweigerd wordt weer op zijn bedrijf te ontvangen of aan te voeren en, na gedeeltelijk lossing, de niet geloste varkens vervolgens wederom van zijn bedrijf te vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant van een A-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voorzover:

    • a. vrouwelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland;

    • b. mannelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf, varkenshouderijbedrijf buiten Nederland, spermawincentrum of quarantaineruimte;

    • c. in een periode van ten minste zes weken voorafgaand aan de dag van aanvoer geen varkens op het A-bedrijf zijn aangevoerd, en

    • d. de aangevoerde varkens na aanvoer worden gehouden in een toevoegstal als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, totdat uit het in artikel 2, onderdeel b, bedoelde serologisch onderzoek blijkt dat geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest bevat, dan wel binnen zes weken na aanvoer geen varkens worden afgevoerd anders dan rechtstreeks naar een slachthuis.

  • 2 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant van een A-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voorzover:

    • a. varkens worden afgevoerd naar A-bedrijven, B-bedrijven, D-bedrijven, of

    • b. varkens worden afgevoerd naar ten hoogste één cluster.

  • 3 De exploitant van het A-bedrijf kan in een periode van twaalf maanden eenmaal een ander aanvoeradres kiezen ter vervanging van het aanvoeradres, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk b.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant van een B-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voorzover:

    • a. vrouwelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland;

    • b. mannelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf, varkenshouderijbedrijf buiten Nederland, spermawincentrum of quarantaineruimte;

    • c. de aan te voeren varkens een gewicht hebben van ten minste 25 kg per dier, en

    • d. de periode tussen het aanvoeren van varkens ten minste zes weken bedraagt.

  • 2 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant van een B-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voorzover in een periode van vier weken slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste vier D-bedrijven en in een periode van twaalf maanden slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.

  • 3 Indien de exploitant van een B-bedrijf varkens vervoert, doet vervoeren, afvoert of doet afvoeren naar een D-bedrijf waarop in een periode van drie weken voorafgaand aan de dag van afvoer van het B-bedrijf op enig tijdstip geen varkens aanwezig waren en de stallen op dat tijdstip zijn gereinigd en ontsmet, terwijl in een periode van twee maanden voor dat tijdstip geen varkens op het D-bedrijf zijn aangevoerd, is deze levering in afwijking van artikel 7 toegestaan, zonder dat deze levering wordt begrepen in de op grond van het tweede lid toegestane leveringen.

  • 4 De exploitant van het B-bedrijf kan in een periode van twaalf maanden eenmaal een ander aanvoeradres kiezen ter vervanging van het aanvoeradres, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk b.

  • 5 Het afvoeren van varkens van een B-bedrijf overeenkomstig het tweede of derde lid is slechts toegestaan voor op het B-bedrijf geboren varkens met een gewicht van ten hoogste 35 kg.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant van een C-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voorzover varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland.

  • 2 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant van een C-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voorzover:

    • a. varkens worden afgevoerd naar een A-bedrijf, of

    • b. in een periode van twaalf maanden slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste 30 B-bedrijven en D-bedrijven gezamenlijk, dan wel

    • 1e. wanneer het C-bedrijf deel uitmaakt van een cluster van twee C-bedrijven, in een periode van twaalf maanden door het cluster slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste 26 B-bedrijven en D-bedrijven gezamenlijk;

    • 2e. wanneer het C-bedrijf deel uitmaakt van een cluster van drie C-bedrijven, in een periode van twaalf maanden door het cluster slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste 22 B-bedrijven en D-bedrijven gezamenlijk.

  • 3 Het afvoeren van varkens van een C-bedrijf naar een D-bedrijf overeenkomstig het tweede lid is slechts toegestaan voor varkens met een gewicht van ten minste 80 kg.

  • 4 De exploitant van een A-bedrijf doet bij de aanvraag, bedoeld in artikel 2, opgave van de samenstelling van het cluster als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b. De exploitanten van de betreffende C-bedrijven medeondertekenen deze opgave. De opgave bevat de verdeling onder de betreffende C-bedrijven van het aantal afvoeradressen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1e of 2e. Het is de exploitant van een C-bedrijf slechts toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1e of 2e, indien daarmee het aantal bij de verdeling aan dat bedrijf toebedeelde afleveradressen niet wordt overschreden.

  • 5 De samenstelling van een cluster en de verdeling van het aantal afvoeradressen kunnen in een periode van twaalf maanden eenmaal worden gewijzigd. Een wijziging van de samenstelling van het cluster en de verdeling van het aantal afvoeradressen wordt bij het I&RVL gemeld voorafgaand aan de toepassing van de wijziging. De melding wordt ondertekend door de exploitanten van het A-bedrijf en de betreffende C-bedrijven.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant van een D-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voorzover in een periode van de zestien weken slechts varkens worden aangevoerd, afkomstig van ten hoogste drie A-bedrijven, B-bedrijven, C-bedrijven, varkenshouderijbedrijven buiten Nederland of verzamelcentra gezamenlijk, waarvan ten hoogste één verzamelcentrum.

  • 2 Indien op het D-bedrijf in een periode van drie weken voorafgaand aan de dag van aanvoer op enig tijdstip geen varkens aanwezig waren en de stallen op dat tijdstip zijn gereinigd en ontsmet, terwijl in een periode van twee maanden voor dat tijdstip geen varkens op het D-bedrijf zijn aangevoerd, is het in afwijking van het eerste lid de exploitant van een D-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voorzover in een periode van de zestien weken slechts varkens worden aangevoerd, afkomstig van ten hoogste zes A-bedrijven, B-bedrijven, C-bedrijven, varkenshouderijbedrijven buiten Nederland of verzamelcentra gezamenlijk, waarvan ten hoogste één verzamelcentrum.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 7, is niet van toepassing op het, hetzij rechtstreeks, hetzij via een Nederlands verzamelcentrum, aanvoeren en ontvangen op een varkenshouderijbedrijf van een of meer varkens afkomstig van een varkenshouderijbedrijf of verzamelcentrum buiten Nederland, voorzover:

    • a. de varkens voldoen aan alle van toepassing zijnde communautaire en overige internationale veterinaire voorschriften;

    • b. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf waarop de varkens worden ontvangen, ten minste één werkdag vóór de periode van 48 uur waarbinnen de voorgenomen ontvangst zal plaatsvinden, die voorgenomen ontvangst bij het I&RVL meldt, door middel van een per fax verzonden door het I&RVL verstrekt volledig ingevuld formulier, dan wel via het voice response systeem van het I&RVL, dan wel, indien het I&RVL met deze wijze van melden vooraf heeft ingestemd, via electronische data interchange;

    • c. bij de melding als bedoeld in onderdeel b de gegevens worden verstrekt die moeten zijn opgenomen in het gezondheidscertificaat van bijlage F, model 2, van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121), dan wel artikel 11 van richtlijn nr. 72/462/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en geiten, van vers vlees of vleesprodukten uit derde landen (PbEG L 302);

    • d. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf medewerking verleent aan bestemmingscontrole van de varkens op zijn bedrijf overeenkomstig artikel 5 van richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautair handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

    • e. de varkens geen onderdeel hebben gevormd van een beslag dat in een periode van een jaar voorafgaand aan de ontvangst van de varkens vanuit Nederland buiten Nederland is gebracht.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Leveringen van varkens door of aan een varkenshouderijbedrijf of aan een verzamelcentrum waarvan de exploitatie nadien blijvend is gestaakt, worden niet begrepen onder de op grond van de artikelen 9, eerste lid, onderdelen a en b, 10, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, 11, eerste lid, en tweede lid, onderdeel b, en 12, eerste en tweede lid, toegestane leveringen, indien door de levering door of aan het bedrijf waarvan de exploitatie blijvend is gestaakt het in genoemde artikelen opgenomen maximum aantal toegestane leveringen wordt bereikt.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 7 is het de exploitant toegestaan een of meer vrouwelijke varkens die worden gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen van zijn varkenshouderijbedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, indien:

    • a. de exploitant van het varkenshouderijbedrijf zijn bedrijf beëindigt;

    • b. de vrouwelijke varkens worden afgevoerd naar ten hoogste twee A-bedrijven, B-bedrijven of D-bedrijven;

    • c. zes weken voorafgaand aan het afvoeren geen varkens op het varkenshouderijbedrijf zijn aangevoerd, en

    • d. uiterlijk twee weken vóór de datum waarop de varkens worden afgevoerd uit een door een dierenarts uitgevoerd serologisch onderzoek op ten minste twaalf op het varkenshouderijbedrijf aanwezige vrouwelijke varkens blijkt dat de aanwezige varkens niet zijn besmet met klassieke varkenspest.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid is het in afwijking van artikel 7, de exploitanten van de A-bedrijven, B-bedrijven of D-bedrijven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, toegestaan de vrouwelijke varkens te ontvangen en aan te voeren.

Hoofdstuk 4. : Melding van de varkensleveringen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De exploitant van het varkenshouderijbedrijf waarvan varkens worden afgevoerd, meldt ten minste één werkdag vóór de periode van 48 uur waarbinnen de voorgenomen levering zal plaatsvinden, die voorgenomen levering bij het I&RVL, door middel van een per fax verzonden door het I&RVL verstrekt volledig ingevuld formulier, dan wel via het voice response systeem van het I&RVL, dan wel, indien het I&RVL met deze wijze van melden vooraf heeft ingestemd, via electronische data interchange.

  • 2 De exploitant van het varkenshouderijbedrijf waarvan varkens worden afgevoerd, dan wel diens vervoerder, toont tijdens het vervoer op eerste vordering van een op grond van artikel 114, eerste lid, van de wet aangewezen toezichthouder de bevestigde melding levering varkens, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien de melding, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op de levering van varkens aan een D-bedrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, onderscheidenlijk een D-bedrijf als bedoeld in artikel 12, tweede lid, gaat de melding vergezeld van een door een geaccrediteerde keuringsinstantie opgesteld rapport waaruit blijkt dat het D-bedrijf voldoet aan artikel 10, derde lid. Bij ontbreken van een rapport van een geaccrediteerde keuringsinstantie geldt de melding als een melding ten behoeve van het vervoer van varkens, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 12, eerste lid.

  • 4 De bevestigde melding levering varkens wordt door de ontvanger van de varkens op het varkenshouderijbedrijf bewaard tot zes maanden na de datum waarop de varkens op het varkenshouderijbedrijf zijn ontvangen.

  • 5 De exploitant van het varkenshouderijbedrijf die bij het I&RVL een voorgenomen levering heeft gemeld, zendt de bevestigde melding levering varkens binnen één week aan het I&RVL terug, indien de levering waarop de melding betrekking heeft niet heeft plaats gehad, dan wel indien het aantal geleverde varkens afwijkt van het gemelde aantal. De exploitant doet daarbij opgave van het feitelijk geleverde aantal varkens.

  • 6 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het vervoer, de afvoer, de ontvangst en de aflevering van varkens, bedoeld in artikel 8, onderdeel a.

  • 7 In afwijking van het eerste lid geschiedt de melding bij aanvoer van varkens uit het buitenland, door de exploitant van het varkenshouderijbedrijf waarheen varkens worden aangevoerd. Het tweede lid is niet van toepassing.

  • 8 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op het wederom vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van de niet geloste varkens als bedoeld in artikel 8a.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De exploitant van een varkenshouderijbedrijf weigert de ontvangst van varkens indien bij de aanvoer een bevestigde melding levering varkens met betrekking tot deze aanvoer ontbreekt.

Hoofdstuk 5. : Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De Regeling vervoersbeperkingen varkens wordt ingetrokken.

21

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde maand na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling varkensleveringen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber

Bijlage I. Eisen aan een toevoegstal als bedoeld in artikel 2, onderdeel b

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

A) inrichtingseisen:

  • de toevoegstal kan vrij staan of inpandig zijn;

  • de toevoegstal ligt aan de rand van het bedrijf;

  • de inpandige toevoegstal heeft dichte muren en plafonds, met uitzondering van ventilatiekanalen en een deur naar buiten en heeft geen inpandige doorgang naar andere delen van het pand;

  • de toevoegstal heeft kelders die niet in verbinding staan met de overige kelders van het bedrijf en een afzonderlijke (mechanische) ventilatiesysteem voorzien van filterdoek voor het wegvangen van grove stofdelen in uitgaande lucht;

  • het materiaal en gereedschap dat in de toevoegstal wordt gebruikt, wordt niet elders in het bedrijf gebruikt;

  • de toevoegstal heeft een eigen omkleedruimte, die ruimtelijk gescheiden is van de centrale gang en afdelingen met varkens;

  • de omkleedruimte is voorzien van een wasbak, laarzensets en overalls.

B) managementeisen:

  • de aangevoerde varkens verblijven in deze stal totdat uit een door een dierenarts na vier weken na aanvoer uitgevoerd serologisch onderzoek blijkt dat de aangevoerde varkens niet zijn besmet met klassieke varkenspest;

  • de behandelingen, de gegevens betreffende identificatie en registratie, de gegevens betreffende het vervoer en de gegevens van het serologisch onderzoek van in de toevoegstal gehuisveste varkens worden geregistreerd in een van de overige bedrijfsgegevens te onderscheiden administratie (logboek);

  • iedere verplaatsing van een of meer varkens van of naar de toevoegstal wordt afzonderlijk geregistreerd, waarbij wordt vastgelegd op welk tijdstip welk varken wordt verplaatst;

  • in de toevoegstal wordt strikt volgens het all-in all out principe gewerkt, d.w.z. na elke ronde wordt de stal gereinigd en ontsmet;

  • een ieder die de toevoegstal betreedt, trekt vooraf in de omkleedruimte een daar aanwezige schone overall aan;

  • indien een varken gedurende het verblijf in de toevoegstal overlijdt, biedt de exploitant het varken overeenkomstig de Uitvoeringsbeschikking ex artikel 50 Vleeskeuringswet aan voor sectie om te worden onderzocht op aangewezen besmettelijke dierziekten.

Bijlage II. Aantallen te onderzoeken varkens op A-bedrijven en C-bedrijven als bedoeld in artikel 2, onderdelen b en k

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Aantal varkens in de toevoegstal onder-

scheidenlijk aantal op het bedrijf aanwezige

varkens van ten minste 30 kg

Aantal daarvan te

onderzoeken varkens

121 of meer

12

31 tot en met 120

10

11 tot en met 30

9

7 tot en met 10

7

1 tot en met 6

alle

Bijlage III. Model bedrijfsrapport als bedoeld in artikel 2, onderdeel l, en artikel 4, onderdeel b

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Bijlage 35034.png

Algemeen:

1 Is het bedrijf voorzien van een erfafscheiding,

waarbij voor het betreden van het bedrijf hulp

nodig is van de exploitant?

Ja

Nee

N.v.t. doorhalen hetgeen niet van toepassing is

2 Is er een douche aanwezig, gelegen in de

onmiddellijke nabijheid van de ingang van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

3 Wordt de douche, bedoeld in vraag 2, door iedere

bezoeker van de stallen gebruikt?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

4 Worden op het bedrijf vrouwelijke varkens gehouden

voor het bedrijfsmatig produceren van biggen?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

5 Zijn alle varkens op het bedrijf die langer dan één

week zijn gespeend gemerkt overeenkomstig de

Regeling identificatie en registratie van dieren 2003?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

6 Is er een wasplaats voor transportmiddelen aanwezig

op het bedrijf, die voldoet aan artikel 58 en 59 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (zie vraag 28 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

7 Worden vervoermiddelen waarmee varkens op het

bedrijf worden gelost, ter plekke gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

8 Wordt op het bedrijf artikel 79 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s

nageleefd (zie vraag 38 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

9 Voldoet de toevoegstal aan de voorwaarden gesteld

in bijlage 1 van de Regeling varkensleveringen

(zie vraag 13 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

10 Voldoet de administratie aan de voorwaarden

gesteld in de Regeling varkensleveringen?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

11 Is er een logboek als bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet

aanwezig en wordt groepsmedicatie hierin

geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

12 Worden er op het bedrijf varkens na medicatie

niet eerder afgevoerd dan na twee weken na

beëindiging van de medicatie?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

Betreffende de toevoegstal:

13 Ligt de toevoegstal aan de rand van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

14 Indien er varkens in de toevoegstal liggen, zijn deze

varkens dan afkomstig van de aanvoeradressen

van artikel 9, eerste lid, onderdeel a en b?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

15 Indien de toevoegstal leeg is, is deze dan

gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

16 Is de inpandige toevoegstal volledig gescheiden

van de rest van het bedrijf (dus ook de kelders

en de ventilatie)?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

17 Heeft de inpandige toevoegstal alleen uitgangen

naar buiten, zonder inpandige verbinding met

de rest van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

18 Heeft de toevoegstal een ventilatiesysteem voorzien

van filterdoek voor het wegvangen van grove stofdelen?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

19 Heeft de toevoegstal eigen materialen die alleen in

de toevoegstal gebruikt worden?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

20 Heeft de toevoegstal een eigen omkleedruimte,

gescheiden van de rest van de toevoegstal?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

21 Heeft de omkleedruimte genoemd in vraag 20

een wasbak en zijn voldoende schone laarzen en

overalls aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

22 Heeft de toevoegstal een administratie die

gescheiden is van de administratie van de rest

van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

23 Worden de varkens in de toevoegstal gehouden

totdat uit een door een dierenarts na vier weken

na aanvoer uitgevoerd serologisch onderzoek

blijkt dat de aangevoerde varkens niet zijn besmet

met klassieke varkenspest?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

24 Wordt in de administratie genoemd in vraag 22

gegevens betreffende I&R bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

25 Wordt in de administratie genoemd in vraag 22

gegevens betreffende verplaatsingen binnen het

bedrijf bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

26 Wordt in de administratie genoemd in vraag 22

gegevens betreffende de klinische inspecties en de

gegevens van het serologisch onderzoek bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

27 Indien er varkens zijn overleden in de toevoegstal,

zijn deze varkens aangeboden voor sectie om te

worden onderzocht op besmettelijke dierziekten?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

Betreffende artikel 79 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s:

     

28 Is een verharde, vloeistofdichte R&O-plaats voor

vervoermiddelen, e.d. aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

29 Zijn de opstaande randen en/of het afschot van de

R&O-plaats van vraag 28 zodanig dat gebruikte

vloeistoffen niet in grond- of oppervlaktewater

terecht komen?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

30 Is er een goede afvoer van het gebruikte vloeistoffen

naar de opvangplek?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

31 Is er een goede opvang van de gebruikte vloeistoffen?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

32 Is bij de R&O-plaats van vraag 28 voldoende water

beschikbaar om reiniging en ontsmetting van een

vervoermiddel mogelijk te maken?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

33 Is een toegelaten ontsmettingsmiddel voor de

ontsmetting van vervoermiddelen aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

34 Is een toereikende hoeveelheid ontsmettingsmiddel

aanwezig voor de reiniging en ontsmetting van ten

minste één vervoermiddel?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

35 Is een goed werkende drukspuit met voorraadvat voor

de ontsmetting van een vervoermiddel aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

36 Is voldoende verlichting van de R&O-plaats mogelijk?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

37 Is een voorziening aanwezig waar de chauffeur van een

vervoermiddel zijn handen kan wassen met warm water

en zeep?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

Betreffende artikel 58 en 59 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s:

38 Zijn de toegangsdeuren voorzien van sloten en

worden deze afgesloten bij afwezigheid?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

39 Zijn eventueel aanwezige lege vervoermiddelen,

gebruikt of toegelaten voor vervoer van varkens

over de openbare weg, gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

40 Is een bedrijfseigen varkens-drijfschotje aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

41 Is bij het in voorraad hebben van I&R-gebruiksnummers

een bedrijfseigen merktang voor I&R-gebruiksnummers

aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

42 Is een bedrijfseigen merktang voor I&R-slachtnummers

of slaghamer aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

43 Is ten minste een ontsmettingsmogelijkheid

voor schoeisel aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

44 Worden producten of voorwerpen die van buiten

het bedrijf afkomstig zijn, waar mogelijk

gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

45 Dragen de op het varkenshouderijbedrijf

aanwezige bezoekers bedrijfslaarzen en een

bedrijfsoverall?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

46 Zijn de ruimtes waar varkens worden gehouden

ontoegankelijk voor andere dieren?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

47 Is er voldoende bestrijding van ratten, muizen

of ander ongedierte?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

48 Is een goed afsluitbare, onbeschadigde en

reinigbare kadaverton en/of kadaverstolp aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

49 Wordt het destructiemateriaal afgesloten bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

50 Is een verharde stenen kadaverplaat of een

geschikte mobiele kadaverwagen aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

51 Worden de kadaverplaat, kadaverton en

kadaverbak direct na ophalen van de kadavers

gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

52 Is de kadaverton voor maximaal 3/4 vol?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

53 Heeft bij medicatie bij verschijnselen van

besmettelijke dierziekte binnen 24 uur

insturen van bloed plaatsgevonden?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

54 Heeft bij sterven van varkens wegens een

mogelijke besmettelijke dierziekte insturen

van sectiemateriaal plaatsgevonden?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

55 Heeft de eigenaar/houder, tot op het moment

van inspectie, al het mogelijke gedaan om een

besmettelijke dierziekte te voorkomen?

Inzake de administratie:

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

56 Wordt het registratienummer en de

aanwezigheid van lege vervoermiddelen

geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

57 Worden datum en plaats van laatste R&O van

lege vervoermiddelen geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

58 Worden opgetreden mutaties op het bedrijf

en merkverlies bij gespeende varkens in het

bedrijfsregister opgetekend?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

59 Worden vervoersdocumenten en afschriften

van vervoersdocumenten in het bedrijfsregister

bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.doorhalen hetgeen niet van toepassing is

Opmerkingen:

 
   

Datum bedrijfsbezoek:

 

Handtekening opsteller bedrijfsrapport:

Handtekening exploitant: