Regeling beëindiging veehouderijtakken

[Regeling vervallen per 01-04-2007.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2013.
Geldend van 30-09-2001 t/m 31-03-2007

Regeling beëindiging veehouderijtakken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling:

    • a. wordt de gemiddeld in 1999 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van de onderscheiden in bijlage A bij de Meststoffenwet genoemde diersoorten bepaald op basis van het gemiddeld in 1999 op het bedrijf gehouden, uitgeschaarde of elders ter weiding ondergebrachte aantal dieren, van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat per dier per jaar, die zijn opgenomen in bijlage A bij de Meststoffenwet;

    • b. is het gemiddeld in 1999 op het bedrijf gehouden, uitgeschaarde of elders ter weiding ondergebrachte aantal dieren, het aantal dieren opgegeven in de aangifte, bedoeld in artikel 21 of 28 van de Meststoffenwet, dan wel, bij gebreke daarvan, het aantal dieren vermeld op de opgave, bedoeld in artikel 11 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet;

    • c. worden de gegevens van de aangifte en de opgave en de correcties daarop slechts in aanmerking genomen voorzover deze door het Bureau Heffingen zijn ontvangen voor 1 januari 2001.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, komt de gemiddeld in 1999 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen van een door samenvoeging ontstaan bedrijf, indien de registratie van een kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot een samenvoeging van bedrijven in 1999 heeft plaatsgevonden, overeen met de som van de gemiddeld in 1999 op de oorspronkelijke bedrijven en het na samenvoeging ontstane bedrijf geproduceerde hoeveelheden dierlijke meststoffen.

  • 2 Voor toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, komt de gemiddeld in 1999 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen van een door samenvoeging ontstaan bedrijf, indien de registratie van een kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot een samenvoeging van bedrijven na 1999 heeft plaatsgevonden, overeen met de som van de gemiddeld in 1999 op de oorspronkelijke bedrijven geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, komt de gemiddeld in 1999 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen van een door afsplitsing ontstaan bedrijf, indien de registratie van een kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot een afsplitsing van een bedrijf in 1999 heeft plaatsgevonden, overeen met de gemiddeld in 1999 tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving van verplaatsing op het bedrijf dat tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving van verplaatsing bestond geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het op de datum van de registratie van de kennisgeving van verplaatsing op het na afsplitsing ontstane bedrijf rustende mestproductierecht en de noemer gelijk is aan het op het bedrijf dat tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving bestond, rustende mestproductierecht.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, komt de gemiddeld in 1999 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen van het na afsplitsing voortgezette oorspronkelijke bedrijf, indien de registratie van een kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot een afsplitsing van een bedrijf in 1999 heeft plaatsgevonden, overeen met de gemiddeld in 1999 tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving van verplaatsing op het bedrijf dat tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving van verplaatsing bestond geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het op de datum van de registratie van de kennisgeving van verplaatsing op het na afsplitsing voortgezette oorspronkelijke bedrijf rustende mestproductierecht en de noemer gelijk is aan het op het bedrijf dat tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving bestond, rustende mestproductierecht.

  • 3 Indien de registratie van de kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot een afsplitsing na 1999 heeft plaatsgevonden, wordt in het eerste en tweede lid in plaats van ‘de gemiddeld in 1999 tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving van verplaatsing geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen’ gelezen: de gemiddeld in 1999 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen.

§ 2. Voorwaarden voor subsidie varkens-, pluimvee- en mestproductierechten

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1

De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de beëindiging van een of meer veehouderijtakken op een bedrijf.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt aan bedrijven die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in een door de minister in de Staatscourant bekend gemaakt gebied. Uitsluiting van subsidieverstrekking geschiedt uitsluitend ingeval het desbetreffende gebied is genoemd in de bijlage bij deze regeling en voor dit gebied voor de periode waarin aanvragen tot subsidieverlening kunnen worden ingediend het subsidieplafond, bedoeld in artikel 11, nihil is.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

De minister maakt in de Staatscourant de periode bekend waarin een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 5, eerste lid, kan worden ingediend. Daarbij maakt de minister tevens het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 3° de subsidieplafonds bekend die voor de desbetreffende aanvraagperiode gelden.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1

De subsidie wordt verstrekt indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a. beëindiging van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van de varkens, van de kippen en kalkoenen; of van het rundvee;

  • b. registratie van de kennisgeving van het vervallen van het varkensrecht van het bedrijf, indien de varkenstak wordt beëindigd, of registratie van de kennisgeving van het vervallen van het pluimveerecht van het bedrijf, indien de kippen- en kalkoenentak wordt beëindigd, dan wel doorhaling van het deel van het niet-gebonden mestproductierecht dat overeenkomt met de in 1999 op het desbetreffende bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van rundvee;

  • c. doorhaling van het deel van het niet-gebonden mestproductierecht dat overeenkomt met het verschil tussen het met betrekking tot 1999 geregistreerde mestproductierecht en de gemiddeld in 1999 op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen voorzover niet afkomstig van de varkens;

  • d. intrekking van de milieuvergunning, voorzover die vergunning betrekking heeft op de veehouderijtak van het desbetreffende bedrijf die wordt beëindigd, overeenkomstig artikel 8:26, eerste lid, van de Wet milieubeheer, dan wel wijziging van de milieuvergunning overeenkomstig artikel 8.4 of 8.24, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zodanig dat uitoefening van de te beëindigen veehouderijtak op het desbetreffende bedrijf niet langer mogelijk is;

  • e. de aanvrager oefent gedurende tien jaren, te rekenen vanaf het moment van subsidievaststelling, op de locatie van de overeenkomstig deze regeling beëindigde veehouderijtak de desbetreffende veehouderijtak niet uit, noch als persoon noch tezamen met anderen in de vorm van een rechtspersoon of een samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen, en stelt zeker dat gedurende deze tien jaren op het desbetreffende bedrijf op de desbetreffende locatie de desbetreffende veehouderijtak evenmin door derden wordt uitgeoefend.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Geen subsidie wordt verleend indien ten aanzien van het bedrijf in de periode van de aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, tot het tijdstip van de registratie van de kennisgeving van het vervallen van het varkensrecht, onderscheidenlijk van het pluimveerecht, onderscheidenlijk van de doorhaling van het deel van het niet-gebonden mestproductierecht, bedoeld in artikel 28, eerste lid:

    • -

      een kennisgeving van overgang van het varkensrecht als bedoeld in artikel 18 van de Wet herstructurering varkenshouderij met betrekking tot de overgang van het varkensrecht of een deel daarvan naar een ander bedrijf is gedaan, indien de varkenstak wordt beëindigd;

    • -

      een kennisgeving van overgang van het pluimveerecht als bedoeld in artikel 58q, eerste lid, van de Meststoffenwet met betrekking tot de overgang van het pluimveerecht of een deel daarvan naar een ander bedrijf is gedaan, indien de kippen- en kalkoenentak wordt beëindigd;

    • -

      een kennisgeving van verplaatsing van de mestproductie daarvan naar een ander bedrijf is gedaan, indien de rundveetak wordt beëindigd.

  • 2 Voor de beëindiging van de varkenstak wordt geen subsidie verleend indien de aanvrager een subsidie is verleend uit hoofde van de Beëindigingsregeling varkensbedrijven in de EHS of uit hoofde van de Opkoopregeling varkensrechten, of indien de aanvrager uit anderen hoofde een subsidie is verleend ter zake van de beëindiging van de varkenshouderij op het desbetreffende bedrijf.

§ 3. Voorwaarden voor subsidie sloop

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Indien beëindiging van een of meer veehouderijtakken als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, verstrekt de minister naast de subsidie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, op aanvraag een subsidie voor de afbraak van de gebouwen, bestemd voor de uitoefening van de veehouderijtakken die worden beëindigd, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 13.

  • 2 Buiten gevallen van beëindiging van een of meer veehouderijtakken overeenkomstig artikel 7, verstrekt de minister een subsidie voor de afbraak van gebouwen, bestemd tot uitoefening van de veehouderij, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 13, indien het gebouwen betreft:

    • a. die uiterlijk op het moment van de inwerkingtreding van deze regeling niet meer voor de uitoefening van de veehouderij werden gebruikt en sedertdien ook niet meer daarvoor zijn gebruikt;

    • b. die behoren tot een bedrijf, dat bestaat uit meerdere locaties, en deze gebouwen als gevolg van de samenvoeging van alle veehouderijactiviteiten van dat bedrijf op een locatie aan de uitoefening van de veehouderij zullen worden onttrokken, of

    • c. die behoren tot een bedrijf dat de varkens- of rundveetak beëindigt, en die zijn bestemd tot uitoefening van de te beëindigen veehouderijtakken, voorzover dat bedrijf ter zake van de te beëindigen takken uitsluitend beschikt over een grondgebonden varkens- of mestproductierecht, en onder de voorwaarde dat de milieuvergunning, voorzover deze betrekking heeft op de te beëindigen takken, overeenkomstig artikel 8:26, eerste lid, van de Wet milieubeheer wordt ingetrokken, dan wel overeenkomstig artikel 8:4 of 8:24, eerste lid, van de Wet milieubeheer zodanig wordt gewijzigd dat de uitoefening van de te beëindigen veehouderijtak op het desbetreffende bedrijf niet langer mogelijk is.

  • 3 De minister verstrekt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 13 op aanvraag van een ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, die bij zijn aanvraag voor die subsidie niet tevens een aanvraag als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend, een subsidie voor de afbraak van de gebouwen, bestemd voor de uitoefening van de veehouderijtakken die onder verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, worden of zijn beëindigd.

  • 4 Ingeval het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer of het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer op het bedrijf van toepassing is, geldt in afwijking van het in het eerste lid, onderdeel c, bepaalde ten aanzien van de milieuvergunning als voorwaarde dat een melding als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 4, tweede lid, van de voornoemde besluiten is gedaan dat niet langer dieren worden gehouden die behoren tot de veehouderijtak die wordt beëindigd.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 2 De gebouwen zijn gelegen in een gebied, opgenomen in de bijlage bij deze regeling, indien zij hoofdzakelijk zijn gelegen in het desbetreffende gebied.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

De minister maakt in de Staatscourant de periode bekend waarin een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste, tweede of derde lid, kan worden aangevraagd, welke periode voor de onderscheiden gebieden, bedoeld in de bijlage bij deze regeling, verschillend kan worden vastgesteld. Daarbij maakt de minister tevens per gebied voor de subsidies, bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, onderscheidenlijk tweede lid, afzonderlijk bekend welk subsidieplafond voor de desbetreffende periode geldt.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1

De subsidie, bedoeld in artikel 9, eerste, tweede of derde lid, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

  • a. de gebouwen, bestemd voor de uitoefening van de veehouderijtakken die overeenkomstig artikel 7 worden of zijn beëindigd, dan wel, indien het een subsidie betreft als bedoeld in artikel 9, tweede lid, de in dat lid bedoelde gebouwen, worden afgebroken, het sloopafval en puin worden van het desbetreffende perceel afgevoerd, de tot de afgebroken opstallen behorende putten, funderingen en dergelijke worden verwijderd en het perceel waar de sloop heeft plaatsgevonden wordt geëgaliseerd;

  • b. de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, met uitzondering van het erfperceel, waarvan de oppervlakte ten hoogste een hectare bedraagt, voorzover die in een reservaatsgebied, een natuurontwikkelingsproject of een natuurgebied ligt, wordt in eigendom aan BBL overgedragen, dan wel de pacht wordt beëindigd voorzover de betrokken grond eigendom is van Staatsbosbeheer of van een particuliere natuurbeschermingsorganisatie;

  • c. bij de aanvraag doet de aanvrager ten behoeve van BBL melding van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, voorzover deze bij hem in eigendom is en is gelegen in een aankoopgebied of een ruilgebied;

  • d. de aanvrager verklaart ermee bekend te zijn dat kan worden overgegaan tot verwijdering of verkleining van het agrarisch bouwblok, overeenkomend met de oppervlakte en locatie van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde gebouwen en maakt geen bezwaar tegen het voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of een wijziging van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, strekkende tot verwijdering of verkleining van het agrarisch bouwblok, overeenkomend met de oppervlakte en locatie van de in het eerste lid, onderdeel a bedoelde gebouwen;

  • e. de aanvrager heeft in de periode gelegen tussen de inwerkingtreding van deze regeling en de aanvraag tot subsidieverlening bij het bestuur van de desbetreffende gemeente geen aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor de oprichting van gebouwen bestemd voor de uitoefening van een of meer veehouderijtakken op de locatie van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde gebouwen en dient evenmin een aanvraag in voor een bouwvergunning voor de oprichting van deze en andere agrarische opstallen op de desbetreffende locatie vóór het verstrijken van zes maanden na indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, tenzij inmiddels het in onderdeel d bedoelde voorbereidingsbesluit is genomen of het bestemmingsplan is gewijzigd.

  • 2 De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en d, zijn niet van toepassing op gebouwen waarvoor de aanvrager bij zijn aanvraag een verklaring van het bestuur van de desbetreffende gemeente kan overleggen dat afbraak daarvan niet zal worden toegestaan, en evenmin op gebouwen die onlosmakelijk verbonden zijn met het woonhuis en daarmee architectonisch een geheel vormen.

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, gelden niet ten aanzien van gronden met betrekking tot welke de aanvrager bij zijn aanvraag tot subsidieverlening aangeeft voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste, tweede of derde lid, een aanvraag te zullen indienen voor een beheerssubsidie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel t, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, met dien verstande dat als een zodanige aanvraag niet binnen de genoemde termijn is ingediend, of als een zodanige aanvraag onherroepelijk is afgewezen, aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 12, onderdeel b, alsnog moet worden voldaan.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Geen subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste of tweede lid, wordt verstrekt:

    • a. indien op het erfperceel of op het geheel of een deel van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond krachtens een vigerend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel krachtens een besluit als bedoeld in artikel 19 van deze wet woningbouw is toegelaten, of

    • b. indien de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, voorzover deze is gelegen in een reservaatsgebied, een natuurontwikkelingsproject of een natuurgebied, op of na de datum waarop deze regeling wordt bekendgemaakt, anders dan door eigendomsoverdracht aan BBL, dan wel door beëindiging van de pacht voor zover de betrokken grond eigendom is van Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, is verkleind, of

    • c. indien de grondoppervlakte van de in artikel 10 bedoelde gebouwen minder is dan 200 vierkante meter.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 9, derde lid, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager bij de aanvraag tot subsidieverlening een afschrift overlegt van

    • a. een onherroepelijk geworden besluit van het bestuur van de desbetreffende gemeente, houdende de weigering van een bouwvergunning voor woningbouw op het erfperceel of de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, of

    • b. een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak met betrekking tot een eerder verleende dan wel geweigerde bouwvergunning als bedoeld onder a, als gevolg waarvan woningbouw op het erfperceel of de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond niet mogelijk is, of

    • c. een besluit of uitspraak als bedoeld onder a of b, waartegen op het moment van de aanvraag nog enige voorziening openstaat, vergezeld van een verklaring van de aanvrager dat hij van die voorziening geen gebruik zal maken.

  • 3 Het eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de subsidie, bedoeld in artikel 9, derde lid.

§ 4. Subsidie

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1

    • 1 Voor een bedrijf dat voldoet aan de gestelde voorwaarden worden, voor zover van toepassing, de volgende bedragen verstrekt:

      • a een bedrag voor de overdracht aan BBL van het tot het bedrijf behorende oppervlakte grond, en

      • b een subsidie die de som is van:

        • 1°. een subsidiebedrag per varkenseenheid vermenigvuldigd met het aantal varkenseenheden dat overeenkomt met het niet-grondgebonden deel van het varkensrecht indien de varkenstak wordt beëindigd,

        • 2°. een subsidiebedrag per kilogram fosfaat vermenigvuldigd met het aantal kilogrammen fosfaat dat overeenkomt met het pluimveerecht, indien de kippen- en kalkoenentak wordt beëindigd, verminderd met het op het tijdstip van de aanvraag tot subsidieverlening geregistreerde grondgebonden mestproductierecht, voorzover de desbetreffende hoeveelheid fosfaat niet tevens in mindering is gebracht bij de berekening van het subsidiebedrag onder 3°;

        • 3°. een subsidiebedrag per kilogram fosfaat, vermenigvuldigd met het aantal kilogrammen fosfaat dat overeenkomt met de in 1999 op het desbetreffende bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van rundvee, indien de rundveetak wordt beëindigd, voorzover deze hoeveelheid niet groter is dan de in 1999 geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van andere diersoorten dan varkens verminderd met het op het tijdstip van de aanvraag tot subsidieverlening geregistreerde grondgebonden mestproductierecht,

        • 4°. een bedrag voor de afbraak van de in artikel 10 bedoelde gebouwen van 50 gulden ofwel 22,69 euro per vierkante meter grondoppervlakte van die gebouwen, en

        • 5°. een bedrag overeenkomend met een door de minister in de Staatscourant bekend te maken percentage van de op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, overeenkomstig artikel 17, derde lid, tweede volzin van de Wet waardering onroerende zaken, ten laste van de aanvrager vastgestelde waarde van de onder 4° bedoelde gebouwen, waarbij voor de bepaling van deze waarde wordt uitgegaan van de waarde van deze gebouwen op het tijdstip van de aanvraag tot subsidieverlening en een bij de afschrijving van deze gebouwen te hanteren restwaarde van 25% van de vervangingswaarde.

  • 2 Het gedeelte van de subsidie dat betrekking heeft op het niet-gebonden mestproductierecht is niet groter dan het bedrag per kilogram fosfaat, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, vermenigvuldigd met het aantal kilogrammen fosfaat dat overeenkomt met het voor het bedrijf op het tijdstip van de aanvraag tot subsidieverlening geregistreerde niet-gebonden mestproductierecht.

  • 3 Indien in de periode van 10 september 1999 tot het tijdstip van de aanvraag tot een subsidieverlening van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid een kennisgeving van verplaatsing met betrekking tot de overgang van het mestproductierecht of een deel daarvan naar een ander bedrijf is gedaan, wordt het gedeelte van de subsidie dat overeenkomt met de som van de subsidie voor het pluimveerecht en de subsidie dat overeenkomt met de som van de subsidie voor het pluimveerecht en de subsidie voor het niet-gebonden mestproductierecht verminderd met een bedrag dat wordt berekend door het deel van het niet-gebonden mestproductierecht waar de kennisgeving van verplaatsing betrekking op heeft te vermenigvuldigen met het bedrag per kilogram fosfaat, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 3°.

  • 4 Indien in de periode van 10 september 1999 tot het tijdstip van de aanvraag tot subsidieverlening van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond is verkleind, wordt het gedeelte van de subsidie voor het niet-gebonden mestproductierecht verminderd met een bedrag dat wordt berekend door het grondgebonden mestproductierecht overkomend met de oppervlakte waarmee de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond is verkleind te vermenigvuldigen met het bedrag per kilogram fosfaat, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 3°.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 De door BBL te betalen prijs voor de grond, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt bepaald op basis van de daartoe in opdracht van BBL, ten laste van de aanvrager, op de voor BBL gebruikelijke wijze getaxeerde waarde van de betrokken grond.

  • 2 Bij de taxatie ingevolge het eerste lid wordt in voorkomende gevallen geen rekening gehouden met de omstandigheid dat:

    • a. op de betrokken grond een aangepaste agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt uit hoofde van een beheersovereenkomst als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling dan wel uit hoofde van een beheerssubsidie respectievelijk een landschapssubsidie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, respectievelijk artikel 60 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer;

    • b. dat de betrokken grond is gelegen in een reservaatsgebied, natuurontwikkelingsproject of een natuurgebied.

§ 5. Aanvraag tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend bij de Directeur Laser, te Diemen.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe door de Directeur Laser ter beschikking gesteld formulier.

  • 3 De aanvraag kan worden ingediend door de belanghebbende op wiens naam onderscheidenlijk het varkensrecht, het pluimveerecht of het niet-gebonden mestproductierecht bij het Bureau Heffingen staat geregistreerd, dan wel, in de gevallen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, door de eigenaar van de gebouwen en in het geval, bedoeld in artikel 9, derde lid, door de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 4 De aanvraag wordt mede ondertekend door de hypotheekhouder die een aanmelding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling leges en blokkade Wet herstructurering varkenshouderij, artikel 3, eerste lid, van de Regeling leges en blokkade pluimveerechten Meststoffenwet of artikel 3, eerste lid, van de Regeling blokkade verplaatsing mestproductie, heeft gedaan.

  • 5 De aanvragen worden in behandeling genomen in volgorde van ontvangst van de volledig ingediende aanvragen. Bij gelijktijdige ontvangst wordt de volgorde van behandeling door loting bepaald.

  • 6 Indien bij toewijzing van alle aanvragen voor een subsidie het subsidieplafond voor zover betrekking hebbend op artikel 14, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, zou worden overschreden, worden, in afwijking van het vijfde lid, de aanvragen in behandeling genomen in volgorde van een rangschikking, waarbij de aanvragen die betrekking hebben op bedrijven die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in een reservaatsgebied, een natuurontwikkelingsproject of natuurgebied als eerste worden gerangschikt in volgorde van ontvangst van de volledig ingediende aanvragen en vervolgens de aanvragen die betrekking hebben op bedrijven die niet geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in een reservaatsgebied, een natuurontwikkelingsproject of natuurgebied, eveneens in volgorde van ontvangst van de volledig ingediende aanvragen. Bij gelijktijdige ontvangst wordt de volgorde van behandeling door loting bepaald.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 De aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid:

    • a. doet, indien de varkenstak wordt beëindigd, onder het voorbehoud dat de subsidie wordt verleend, aan het Bureau Heffingen een kennisgeving van het vervallen van het varkensrecht van het bedrijf;

    • b. doet, indien de kippen- en kalkoenentak wordt beëindigd, onder voorbehoud dat de subsidie wordt verleend, aan het Bureau Heffingen een kennisgeving van het vervallen van het pluimveerecht van het bedrijf;

    • c. verzoekt, indien de rundveetak wordt beëindigd, onder het voorbehoud dat de subsidie wordt verleend, aan het Bureau Heffingen om doorhaling van het in artikel 7, onderdeel b, bedoelde deel van het niet-gebonden mestproductierecht;

    • d. verzoekt, onder het voorbehoud dat de subsidie wordt verleend, om doorhaling van het deel van het in artikel 7, onderdeel c, bedoelde deel van het niet-gebonden mestproductierecht;

    • e. doet gelijktijdig met zijn aanvraag aan de Directeur Laser een ondertekende verklaring toekomen waarin hij verklaart:

      • met welke diersoort of diersoorten, onderscheidenlijk diercategorie of diercategorieën, hij zijn bedrijf voortzet, en

      • gedurende tien jaren, te rekenen vanaf het moment van subsidievaststelling, op het desbetreffende bedrijf op de locatie van de overeenkomstig deze regeling beëindigde veehouderijtak de desbetreffende veehouderijtak niet uit te oefenen, noch als persoon noch tezamen met anderen in de vorm van een rechtspersoon of een samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen, en zeker te stellen dat gedurende deze tien jaren op de desbetreffende locatie de desbetreffende veehouderijtak evenmin door derden wordt uitgeoefend.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan een aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, die bij die aanvraag aangeeft dat hij voornemens is om met betrekking tot zijn erfperceel of de tot zijn bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond een bouwvergunning voor een woning aan te vragen, binnen 9 maanden na de aanvraag van de subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, zijn aanvraag aanvullen met een aanvraag van een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid. Tenzij de aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid kennelijk niet-ontvankelijk is, of moet worden afgewezen, houdt de minister de beslissing op de aanvraag van de subsidie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, aan totdat deze overeenkomstig de eerste volzin is aangevuld, dan wel totdat de in de eerste volzin bedoelde termijn is verstreken zonder dat zodanige aanvulling heeft plaatsgevonden.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

De aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 9, tweede lid:

  • a. verklaart, in het geval, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, dat de gebouwen, waarop de aanvraag betrekking heeft, op het moment van inwerkingtreding van deze regeling niet meer in gebruik waren voor de uitoefening van de veehouderij en sedertdien daarvoor ook niet meer zijn gebruikt;

  • b. geeft, in het geval bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, aan op welke locatie de samenvoeging van alle veehouderijactiviteiten van zijn bedrijf zal worden gerealiseerd en legt daarbij afschriften over van de aan hem verleende bouw- en milieuvergunningen, voorzover deze terzake zijn vereist;

  • c. doet, in het geval bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel c, gelijktijdig met zijn aanvraag aan de Directeur Laser een verklaring als bedoeld in artikel 17, onderdeel e, toekomen.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 De aanvrager geeft de Directeur Laser toestemming gebruik te maken van de door hem aan de gemeente of provincie waar het desbetreffende bedrijf gelegen is, het Bureau Heffingen en de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verstrekte gegevens.

  • 2 De aanvrager geeft de Directeur Laser toestemming gegevens te verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente en aan gedeputeerde staten van de provincie waarin het desbetreffende bedrijf is gelegen, en de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

  • 3 De aanvrager verschaft op verzoek van de Directeur Laser aanvullende gegevens binnen een door de Directeur Laser te stellen termijn.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Door het indienen van het aanvraagformulier verplicht de aanvrager zich tot nakoming van de in deze regeling gestelde voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 De subsidie voor beëindiging van de kippen- en kalkoenentak wordt, ingeval de subsidie-aanvrager in het referentiejaar, bedoeld in artikel 58g, tweede of derde lid, van de Meststoffenwet op het bedrijf kalkoenen hield, verleend onder voorbehoud dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingevolge de artikelen 87 en 88 EG verklaart geen bezwaar te hebben tegen de toepassing van deze regeling.

  • 2 Van de in het eerste lid bedoelde verklaring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3 De beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingevolge de artikelen 87 en 88 EG verklaren bezwaar te hebben tegen de desbetreffende subsidie.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 2 Van de in het eerste lid bedoelde besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3 Indien het besluit, bedoeld in het eerste lid, niet is genomen binnen de periode waarin de subsidie kan worden aangevraagd, geldt, in afwijking van de mededeling, bedoeld in artikel 11, als subsidieplafond voor de subsidies, bedoeld in artikel 9, eerste, tweede en derde lid, voor de desbetreffende provincie een subsidieplafond van nihil.

§ 6. Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Indien de varkenstak wordt beëindigd, worden de varkens uiterlijk twaalf maanden nadat de subsidie is verleend van het bedrijf afgevoerd.

  • 2 Indien de kippen- en kalkoenentak of de rundveetak wordt beëindigd, worden de dieren behorende tot de desbetreffende tak uiterlijk vijftien maanden nadat de subsidie is verleend van het bedrijf afgevoerd.

  • 4 Voorzover de subsidieverlening mede betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en de mededeling, bedoeld in artikel 22, tweede lid, na subsidieverlening in de Staatscourant wordt geplaatst, vangen de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen aan op de datum dat de desbetreffende mededeling in de Staatscourant wordt geplaatst.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

De aanvrager voert nadat een of meer van de termijnen, bedoeld in artikel 25, zijn aangevangen op zijn bedrijf geen dieren meer aan die behoren tot de veehouderijtak die wordt beëindigd.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat, uiterlijk veertien maanden nadat de subsidie is verleend, aan de in artikel 7, onderdelen a en d, genoemde voorwaarden is voldaan, alsmede, indien de subsidieverlening mede betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, de desbetreffende gebouwen zijn gesloopt en in voorkomend geval de aan BBL over te dragen gronden zijn overgedragen of de in artikel 12, onderdeel b, bedoelde pacht is beëindigd, en dient een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2 Indien de kippen- en kalkoenentak of de rundveetak wordt beëindigd, wordt in het eerste lid in plaats van ‘veertien maanden’ gelezen: zeventien maanden.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt ingediend bij de Directeur Laser met gebruikmaking van een daartoe door de Directeur Laser ter beschikking gesteld formulier en gaat vergezeld van:

    • -

      een afschrift van de beschikking van het bevoegd gezag dat de milieuvergunning is ingetrokken, en indien afbraak van de gebouwen, bedoeld in artikel 9, heeft plaatsgevonden,

    • -

      bescheiden waaruit blijkt dat de desbetreffende gebouwen zijn afgebroken, alsmede in voorkomend geval

    • -

      een gewaarmerkt afschrift van de akte van overdracht van gronden als bedoeld in artikel 12, onderdeel b, of

    • -

      een afschrift van de overeenkomst tot beëindiging van een pachtverhouding als bedoeld in artikel 12, onderdeel b, of

    • -

      een afschrift van een door de subsidieontvanger ingediende aanvraag van een beheerssubsidie als bedoeld in artikel 12a, dan wel, indien reeds op die aanvraag is beslist, een afschrift van die beslissing.

  • 4 Voorzover de subsidieverlening mede betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en de mededeling, bedoeld in artikel 22, tweede lid, na subsidieverlening in de Staatscourant wordt geplaatst, vangen de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen aan op de datum dat de desbetreffende mededeling in de Staatscourant wordt geplaatst.

  • 5 Aan de subsidievaststelling wordt in voorkomend geval de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger binnen 3 maanden nadat onherroepelijk is beslist omtrent de door de subsidieontvanger ingediende aanvraag tot verlening van een beheerssubsidie als bedoeld in artikel 12a, voorzover deze beslissing strekt tot weigering van die beheerssubsidie, alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 12, onderdeel b, en ten bewijze daarvan binnen de genoemde termijn aan de Directeur Laser een gewaarmerkt afschrift van de akte van overdracht van gronden als bedoeld in artikel 12, onderdeel b, of een afschrift van de overeenkomst tot beëindiging van een pachtverhouding als bedoeld in artikel 12, onderdeel b, zendt.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het Bureau Heffingen:

  • a. registreert, indien de varkenstak wordt beëindigd, de kennisgeving van het vervallen van het varkensrecht en haalt het deel van het niet-gebonden mestproductierecht, bedoeld in artikel 7, onderdeel c, door onmiddellijk nadat de subsidie is vastgesteld, doch uiterlijk twaalf maanden nadat de subsidie is verleend of, in het geval, bedoeld in artikel 27, vierde lid, uiterlijk twaalf maanden na de overeenkomstig dat artikelonderdeel van toepassing zijnde datum;

  • b. registreert, indien de kippen- en kalkoenentak wordt beëindigd, de kennisgeving van het vervallen van het pluimveerecht en haalt het deel van het niet-gebonden mestproductierecht, bedoeld in artikel 7, onderdeel c, door onmiddellijk nadat de subsidie is vastgesteld, doch uiterlijk 12 maanden nadat de subsidie is verleend, of, in het geval, bedoel in artikel 27, vierde lid, uiterlijk 12 maanden na de overeenkomstig dat onderdeel van toepassing zijnde datum;

  • c. haalt, indien de rundveetak wordt beëindigd, het in artikel 7, onderdelen b en c bedoelde delen van het niet-gebonden mestproductierecht door, onmiddellijk nadat de subsidie is vastgesteld, doch uiterlijk vijftien maanden nadat de subsidie is verleend of, in het geval, bedoeld in artikel 27, vierde lid, uiterlijk vijftien maanden na de overeenkomstig dat artikelonderdeel van toepassing zijnde datum.

§ 7. Verplichtingen van de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 9, tweede of derde lid

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1 Indien een subsidie is verleend als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat uiterlijk acht maanden nadat de subsidie is verleend, de gebouwen waarop de subsidieverlening betrekking heeft zijn gesloopt en in voorkomend geval de aan BBL over te dragen gronden zijn overgedragen of de in artikel 12, onderdeel b, bedoelde pacht is beëindigd, en dient binnen deze termijn een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 3 Indien de mededeling bedoeld in artikel 22, tweede lid, na de subsidieverlening in de Staatscourant wordt geplaatst, vangt de in het eerste lid bedoelde termijn aan op de datum dat de desbetreffende mededeling in de Staatscourant wordt geplaatst.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt ingediend bij de Directeur Laser met gebruikmaking van een daartoe door de Directeur Laser ter beschikking gesteld formulier en gaat vergezeld van:

    • -

      een afschrift van een verklaring van het sloopbedrijf dat de desbetreffende gebouwen zijn afgebroken,

    • -

      in voorkomend geval een gewaarmerkt afschrift van de akte van overdracht van gronden als bedoeld in artikel 12, onderdeel b, of een afschrift van de overeenkomst tot beëindiging van een pachtverhouding als bedoeld in artikel 12, onderdeel b, of een afschrift van een door de subsidieontvanger ingediende aanvraag van een beheerssubsidie als bedoeld in artikel 12a, dan wel, indien reeds op die aanvraag is beslist, een afschrift van die beslissing.

  • 3 Indien een subsidie is verleend als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel c, gaat de in het eerste lid bedoelde aanvraag naast de in het tweede lid bedoelde gegevens vergezeld van een afschrift van de beschikking van het bevoegd gezag dat de milieuvergunning is ingetrokken.

  • 4 Indien de mededeling bedoeld in artikel 22, tweede lid, na de subsidieverlening in de Staatscourant wordt geplaatst, vangt de in het eerste lid bedoelde termijn aan op de datum dat de desbetreffende mededeling in de Staatscourant wordt geplaatst.

Artikel 30a

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Indien de kippen- en kalkoenentak wordt beëindigd en de subsidie-aanvrager in het referentiejaar, bedoeld in artikel 58g, tweede of derde lid, van de Meststoffenwet op het bedrijf kalkoenen heeft gehouden vangen de termijnen, bedoeld in artikel 25, eerste en tweede lid, artikel 27, eerste en tweede lid, artikel 29, eerste lid, en artikel 30, eerste lid, aan op het moment dat de mededeling, bedoeld in artikel 21, tweede lid, in de Staatscourant wordt geplaatst, indien deze mededeling later in de Staatscourant wordt geplaatst dan de mededeling bedoeld in artikel 22, tweede lid.

§ 8. Terugvordering en bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

De minister kan op verzoek van de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen tot ten hoogste 80% van de verleende subsidie, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, onder 3°.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

  • 1

Een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling, voorzover deze betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 9, wordt ingetrokken indien binnen vijf jaren nadat deze is genomen, met betrekking tot het erfperceel of de tot het bedrijf behorende landbouwgrond voorzover deze niet overeenkomstig deze regeling aan BBL in eigendom is of zal worden overgedragen, een bestemmingsplan dan wel een besluit als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten, tenzij de subsidieontvanger de desbetreffende gronden heeft vervreemd en ten genoegen van de minister aannemelijk kan maken:

  • a. dat hij noch zijn wederpartij op het tijdstip waarop de vervreemding plaatsvond op de hoogte waren of konden zijn van het feit dat een zodanig bestemmingsplan of besluit werd of zou worden voorbereid, alsmede

  • b. dat de voorwaarden waaronder de vervreemding plaatsgevonden heeft zodanig zijn dat daaruit blijkt dat daarbij geen rol heeft gespeeld de verwachting dat het gemeentebestuur nadien zou kunnen besluiten een zodanig bestemmingsplan of besluit te gaan voorbereiden en nemen.

  • 2 Een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling, voorzover deze betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 9, wordt ingetrokken indien de subsidieontvanger meer dan 1 jaar doch minder dan vijf jaren na het tijdstip van subsidievaststelling een aanvraag doet voor een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet voor het bouwen van een woning op het erfperceel of de tot het bedrijf behorende landbouwgrond voorzover deze niet overeenkomstig deze regeling aan BBL in eigendom is of zal worden overgedragen.

Artikel 32a

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Een beschikking tot subsidievaststelling met betrekking tot een subsidie als bedoeld in artikel 9 wordt ingetrokken indien de subsidieontvanger, aan wie een beheerssubsidie als bedoeld in artikel 12a is verleend en die in verband daarmee niet heeft hoeven voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 12, onderdeel b, zich niet houdt aan de verplichtingen die aan de verlening van die beheerssubsidie zijn verbonden en op grond daarvan de beschikking tot verlening of vaststelling van die beheerssubsidie wordt ingetrokken.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Indien de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd, betaalt de aanvrager de door hem ontvangen subsidiebedragen en voorschotten terug op eerste vordering van de minister vermeerderd met de wettelijke rente over de periode van de datum van uitbetaling van de subsidie tot het tijdstip van voldoening.

§ 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Met het toezicht op de naleving van deze regeling zijn belast medewerkers van Laser en van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beëindiging veehouderijtakken.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst

De gebieden, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Regeling beëindiging veehouderijtakken

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

1.

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het grondgebied van de provincie Overijssel, voorzover dit is gelegen binnen het concentratiegebied Oost, bedoeld in bijlage B bij de Wet herstructurering varkenshouderij;

2.

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het grondgebied van de provincie Gelderland, voorzover dit is gelegen binnen het concentratiegebied Oost, bedoeld in bijlage B bij de Wet herstructurering varkenshouderij;

3.

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het grondgebied van de provincie Utrecht, voorzover dit is gelegen binnen het concentratiegebied Oost, bedoeld in bijlage B bij de Wet herstructurering varkenshouderij;

4.

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het grondgebied van de provincie Noord-Brabant, voorzover dit is gelegen binnen het concentratiegebied Zuid, bedoeld in bijlage B bij de Wet herstructurering varkenshouderij;

5.

[Regeling vervallen per 01-04-2007]

Het grondgebied van de provincie Limburg, voorzover dit is gelegen binnen het concentratiegebied Zuid, bedoeld in bijlage B bij de Wet herstructurering varkenshouderij.