Stb. 2002, 617, datum inwerkingtreding 01-01-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.
Verschuldigde inkomstenbelasting op gewone aanslag
1 Indien in het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit
aanmerkelijk belang te conserveren inkomen is begrepen, is de verschuldigde belasting
voorzover deze bij wege van aanslag wordt geheven de belasting die wordt berekend
over de belastbare inkomens, verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen.
2 Als te conserveren inkomen worden aangemerkt de positieve inkomensbestanddelen die
in aanmerking zijn genomen op grond van de artikelen 3.58, eerste lid, 3.64, eerste
lid, 3.83, eerste of tweede lid, 3.116, vierde lid, 3.133, tweede lid, onderdelen
h of j, 3.136, eerste lid, 4.16, eerste lid, onderdeel h, 7.2, achtste lid, of 7.5,
vierde, vijfde of zevende lid, alsmede, indien de verkrijger een natuurlijk persoon
is die niet in Nederland woont en de verkregen aandelen of winstbewijzen geen deel
uitmaken van het vermogen van een voor zijn rekening gedreven Nederlandse onderneming
als bedoeld in artikel 7.2 of tot het resultaat uit een werkzaamheid in Nederland
van hem behoren, op grond van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e.
Stb. 2002, 613, datum inwerkingtreding 01-01-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.
Verschuldigde inkomstenbelasting op gewone aanslag
1 Indien in het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit
aanmerkelijk belang te conserveren inkomen is begrepen, is de verschuldigde belasting
voorzover deze bij wege van aanslag wordt geheven de belasting die wordt berekend
over de belastbare inkomens, verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen.
2 Als te conserveren inkomen worden aangemerkt de positieve inkomensbestanddelen die
in aanmerking zijn genomen op grond van de artikelen 3.58, eerste lid, 3.64, eerste
lid, 3.83, eerste of tweede lid, 3.116, vierde lid, 3.133, tweede lid, onderdelen
h of j, 3.136, eerste lid, 4.16, eerste lid, onderdeel h, 7.2, achtste lid, of 7.5,
vierde, vijfde of zevende lid, alsmede het daarin begrepen inkomen uit aanmerkelijk
belang in het geval geen beroep kon worden gedaan op de uitzondering van artikel 4.17
in een situatie van overgang krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht en de verkrijger
een natuurlijk persoon is die niet in Nederland woonachtig is en met betrekking waartoe
geen afrekening op de voet van artikel 4.38 heeft plaatsgevonden.
3 Voor de toepassing van het tweede lid worden als positieve inkomensbestanddelen die
in aanmerking zijn genomen op grond van artikel 3.58, eerste lid, uitsluitend aangemerkt
de positieve voordelen die voortvloeien uit de toepassing van dat artikel en die op
de voet van artikel 3.2 of 3.3, eerste lid, onderdeel a, opkomen.