Stb. 2003, 528, datum inwerkingtreding 01-03-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
In aanmerking te nemen premies voor lijfrenten
1 Indien de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar nog niet de leeftijd
van 65 jaar heeft bereikt kan hij, vanwege een pensioentekort in het voorafgaande
kalenderjaar, premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel a, in
aanmerking nemen tot een gezamenlijk bedrag van ten hoogste 17% van de premiegrondslag,
waarbij op de uitkomst van deze berekening nog in aftrek komt de volgens het vierde
lid bepaalde verminderingen in verband met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties
aan de oudedagsreserve. Het volgens de eerste volzin in aanmerking te nemen bedrag
wordt verminderd met hetgeen de belastingplichtige in het voorafgaande kalenderjaar
aan spaarloon als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft
opgenomen voor de voldoening van vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling.
2 Indien de belastingplichtige in de aan het kalenderjaar voorafgaande periode van zeven
jaar minder premies voor lijfrenten in aanmerking heeft genomen dan mogelijk was op
grond van het eerste lid kan hij, op bij zijn aangifte gedaan verzoek, het niet aangewende
bedrag, voorzover dit niet in een eerder jaar op grond van dit lid in aanmerking is
genomen, te beginnen met het in het oudste jaar niet aangewende bedrag, in het kalenderjaar
alsnog in aanmerking nemen. Het alsnog in aanmerking te nemen bedrag bedraagt ten
hoogste 17% van de premiegrondslag, met een maximum van € 6244. Voor de belastingplichtige
die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, wordt
het in de vorige volzin genoemde bedrag van € 6244 verhoogd tot € 12 335.
3 De premiegrondslag bestaat uit het gezamenlijke bedrag in het voorafgaande kalenderjaar
van de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve
en vóór de ondernemersaftrek, het belastbare loon, het belastbare resultaat uit overige
werkzaamheden en de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen van de belastingplichtige,
verminderd met een bedrag van € 10 571. Als premiegrondslag wordt ten hoogste een
bedrag van € 145 219 in aanmerking genomen. Bij algemene maatregel van bestuur kan
worden bepaald dat uitkeringen volgens een pensioenregeling, termijnen van een lijfrente,
of vergelijkbare inkomensbestanddelen niet behoren tot de premiegrondslag.
4 Voor de toepassing van het eerste lid wordt:
-
a. de vermindering in verband met de opbouw van pensioenaanspraken gesteld op: 7,5 keer
de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen aangroei van het bedrag van de
jaarlijkse uitkeringen van de aan de belastingplichtige toekomende aanspraken volgens
een pensioenregeling voorzover deze aangroei het gevolg is van de toeneming van de
diensttijd in dat kalenderjaar, met dien verstande dat de aangroei die het gevolg
is van de aanwending van spaarloon als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting
1964 in dat kalenderjaar ter voldoening van vrijwillig te betalen premies ingevolge
een pensioenregeling, buiten aanmerking blijft;
-
b. de vermindering in verband met dotaties aan de oudedagsreserve gesteld op het bedrag
waarmee de toevoeging aan de oudedagsreserve in het voorafgaande kalenderjaar overtreft
de afneming van die reserve bij het einde van dat kalenderjaar volgens artikel 3.70,
eerste lid, onderdeel b.
5 Indien de belastingplichtige in het kalenderjaar een onderneming – of een gedeelte
daarvan – waaruit hij als ondernemer winst geniet staakt, wordt op zijn verzoek in
afwijking van de voorgaande leden voor de berekening van hetgeen in het kalenderjaar
aan lijfrentepremies in aanmerking kan worden genomen, niet uitgegaan van de voor
die berekening relevante gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, maar van die
van het kalenderjaar zelf. Alsdan wordt voor de toepassing van het eerste en tweede
lid in het volgende kalenderjaar de premiegrondslag verminderd met de daarin begrepen
stakingswinst.
6 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de bepaling
van de in het vierde lid, onderdeel a, bedoelde waardeaangroei van pensioenaanspraken
en de verstrekking van informatie daaromtrent.