Stb. 2004, 657, datum inwerkingtreding 01-03-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
Toerekening inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag van de
belastingplichtige en zijn partner
1 Inkomensbestanddelen van de belastingplichtige en zijn partner worden in aanmerking genomen bij degene door wie de inkomensbestanddelen zijn genoten
of op wie deze drukken. Bestanddelen van de rendementsgrondslag van de belastingplichtige
en zijn partner worden in aanmerking genomen bij degene tot wiens bezit die bestanddelen
behoren.
2 Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag
van de belastingplichtige en zijn partner worden geacht bij hen op te komen respectievelijk
tot hun bezit te behoren, in de onderlinge verhouding die zij daarvoor ieder jaar
bij het doen van aangifte kiezen.
3 Een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel wordt geacht bij de belastingplichtige en
zijn partner voor de helft op te komen en een bestanddeel van de rendementsgrondslag
wordt geacht bij de belastingplichtige en zijn partner voor de helft tot hun bezit
te behoren voorzover zij daarvoor geen onderlinge verhouding hebben gekozen.
4 De voor een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel of bestanddeel van de rendementsgrondslag
dan wel gedeelte daarvan tot stand gekomen onderlinge verhouding kan door de belastingplichtige
en zijn partner gezamenlijk worden gewijzigd tot het moment waarop de aanslag, navorderingsaanslag,
conserverende aanslag of conserverende navorderingsaanslag van een van hen waarin
het desbetreffende bestanddeel of gedeelte daarvan is begrepen, onherroepelijk vaststaat.
5 Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft,
zijn gemeenschappelijke inkomensbestanddelen:
-
a. belastbare inkomsten uit eigen woning;
-
b. het inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met de persoonsgebonden aftrek;
-
c. de persoonsgebonden aftrek.
Het tweede tot en met het vierde lid zijn op bestanddelen van de rendementsgrondslag
uitsluitend van toepassing indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde
partner heeft.
6 Indien een persoonsgebonden aftrek van een belastingplichtige in aanmerking is genomen
bij zijn partner wordt een met die aftrek verband houdende negatieve persoonsgebonden
aftrek eveneens in aanmerking genomen bij die partner, zo die persoon nog steeds kan
kwalificeren als partner van de belastingplichtige.
7 Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft
wordt hij voor de toepassing van dit artikel geacht het gehele kalenderjaar die partner
te hebben gehad indien hij daarvoor samen met die partner kiest. De keuze wordt gemaakt
bij verzoeken in verband met voorlopige teruggaaf of bij aangifte.