Stb. 2004, 654, datum inwerkingtreding 01-01-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2003.
Winst uit zeescheepvaart aan de hand van tonnage
1 Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van de artikelen 3.8 tot
en met 3.20, 3.25 tot en met 3.65, en 3.79, de winst uit zeescheepvaart bepaald aan
de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald.
2 Het verzoek wordt gedaan in het eerste jaar waarin de belastingplichtige uit de desbetreffende
onderneming winst uit zeescheepvaart geniet, dan wel in het tiende jaar of een veelvoud
daarvan nadien. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
3 Bij inwilliging van het verzoek geldt dit met ingang van het jaar waarin het verzoek
is gedaan en tot wederopzegging door de belastingplichtige, waarbij wederopzegging
alleen mogelijk is met ingang van het tiende jaar of een veelvoud daarvan na het einde
van het jaar met ingang waarvan de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald aan de hand
van de tonnage.
4 Voor de toepassing van dit artikel, artikel 3.23 en artikel 3.24 wordt onder de winst
uit zeescheepvaart verstaan:
-
a. de winst behaald met de exploitatie van een schip voor het vervoer van zaken of personen
in het internationale verkeer over zee dan wel voor het vervoer van zaken of personen
over zee ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op
zee;
-
b. de winst behaald met de exploitatie van een schip bestemd voor het verrichten van
sleep- of hulpverleningswerkzaamheden op zee aan schepen als bedoeld in artikel 1,
tweede lid, van de Schepenwet, niet zijnde een schip waarvan het geheel van werkzaamheden
en activiteiten grotendeels bestaat uit het in en rond havens en op binnenwateren
van de Europese Gemeenschap assisteren bij het meren, ontmeren en verhalen van zeeschepen
die gebruik maken van eigen voortstuwing en die inkomen van of uitgaan naar zee, en
-
c. de winst behaald met de werkzaamheden die direct samenhangen met de in onderdeel a
en b bedoelde exploitatie van een schip.
5 Voor de toepassing van dit artikel, artikel 3.23 en artikel 3.24 is sprake van exploitatie
van een schip, indien de belastingplichtige:
-
a. in Nederland in belangrijke mate het beheer verricht van een schip dat hij:
-
1°. in eigendom heeft of mede in eigendom heeft, met uitzondering van schepen die hij
in rompbevrachting heeft gegeven, dan wel
-
2°. in rompbevrachting houdt;
-
b. in Nederland hoofdzakelijk het commerciële beheer verricht van een schip voor een
ander, mits het jaartotaal van de netto dagtonnages van de schepen waarvoor hij deze
werkzaamheden verricht niet meer bedraagt dan driemaal het jaartotaal van de netto
dagtonnages van de schepen die hij beheert op een wijze als bedoeld in onderdeel a,
waarbij de schepen die hij mede in eigendom heeft alleen meetellen indien die mede-eigendom
ten minste 5% beloopt of
-
c. een schip in tijd- of reischarter houdt, mits het jaartotaal van de netto dagtonnages
van de schepen die hij in tijd- of reischarter houdt niet meer bedraagt dan driemaal
het jaartotaal van de netto dagtonnages van de schepen die hij beheert op een wijze
als bedoeld in onderdeel a, waarbij schepen die hij mede in eigendom heeft alleen
meetellen indien die mede-eigendom ten minste 5% beloopt.
6 Indien de voor rekening van de belastingplichtige gedreven onderneming deel uitmaakt
van een samenwerkingsverband met een of meer andere natuurlijke personen of rechtspersonen,
worden voor de beoordeling of bij de belastingplichtige sprake is van exploitatie
van een schip als bedoeld in het vijfde lid, de werkzaamheden die door die anderen
ten behoeve van het samenwerkingsverband plaatsvinden, toegerekend aan de belastingplichtige.
7 Voor de toepassing van dit artikel, artikel 3.23 en artikel 3.24, kunnen bij ministeriële
regeling nadere regels worden gesteld.