Stb. 2003, 528, datum inwerkingtreding 01-03-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.
Beperkingen van uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling
1 Met betrekking tot de uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a,
worden:
-
a. uitgaven voor farmaceutische hulpmiddelen die niet zijn verstrekt op voorschrift van
een arts, in aanmerking genomen tot een bedrag van € 23 per persoon;
-
b. premie en premievervangende belasting voor de volksverzekeringen en uitgaven voor
naar aard en strekking daarmee overeenkomende buitenlandse regelingen, andere dan
de premie, bedoeld in artikel 17 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, niet
in aanmerking genomen;
-
c. premies en bijdragen voor een ziektekostenregeling, niet zijnde de Ziekenfondswet,
slechts in aanmerking genomen voorzover het gezamenlijke bedrag betrekking heeft op
een tijdvak van hoogstens twaalf maanden;
-
d. de op grond van krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten uitgevaardigde
regelgeving verschuldigde bijdragen in verband met het verblijf in een instelling
die op grond van artikel 8 van die wet is toegelaten om zorg te verlenen, in aanmerking
genomen tot een bedrag van 25% van die bijdragen.
2 Uitgaven voor gezinshulp worden als extra aangemerkt voorzover zij meer bedragen dan
het bedrag dat volgt uit de volgende tabel.
Bij een verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek van
|
meer dan
|
maar niet meer dan
|
worden de uitgaven voor gezinshulp geacht extra te zijn voorzover zij meer bedragen
dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing
van de persoonsgebonden aftrek
|
–
|
€ 27344
|
0%
|
€ 27344
|
€ 41017
|
1%
|
€ 41017
|
€ 54688
|
2%
|
€ 54688
|
–
|
3%
|
3 Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner heeft, worden de uitgaven voor gezinshulp samengevoegd. Over deze periode geldt voor
de toepassing van het tweede lid in plaats van het verzamelinkomen vóór toepassing
van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van
de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.
4 Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft
en zij een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, hebben gemaakt, wordt de
belastingplichtige voor de toepassing van het derde lid geacht gedurende het gehele
kalenderjaar een partner te hebben gehad.
5 Uitgaven voor extra gezinshulp worden slechts in aanmerking genomen voorzover zij
blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze de
naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld.
6 De uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, worden in aanmerking
genomen, indien wordt gereisd:
-
a. per auto anders dan per taxi: voor € 0,18 per kilometer;
-
b. op andere wijze: voor de werkelijke kosten.