Bijlage I. Bepaling van het dripverlies (dripmethode) hanen, hennen, soep- en/of stoofkippen
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
1. Doel en toepassingsgebied
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Deze methode wordt gebruikt voor de bepaling van de hoeveelheid water die bevroren
of diepgevroren hanen, hennen, soep- en/of stoofkippen bij ontdooiing verliezen. Als
het dripverlies, uitgedrukt in gewichtspercentage van het geslachte dier, met inbegrip
van alle in de verpakking bijgevoegde eetbare slachtafvallen, groter is dan de in
punt 7 vastgestelde maximumwaarde, wordt aangenomen dat tijdens de bewerking te veel
water is opgenomen. Deze methode kan niet worden toegepast bij pluimvee dat is behandeld
met polyfosfaten of andere stoffen waardoor het waterbindend vermogen wordt verhoogd.
Pluimvee dat met dergelijke stoffen is behandeld, wordt onderworpen aan de in bijlage
VI van de Verordening E.E.G. nr. 1538/91 van de Commissie beschreven analysemethode.
2. Definitie
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
De met behulp van deze methode vastgestelde waterhoeveelheid wordt uitgedrukt in gewichtspercentage
dripwater, berekend op het totale gewicht van het bevroren of diepgevroren geslachte
dier, eetbare slachtafvallen inbegrepen.
3. Principe
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het bevroren of diepgevroren geslachte dier, eventueel aanwezige eetbare slachtafvallen
inbegrepen, wordt onder zodanige omstandigheden ontdooid dat het dripverlies kan worden
berekend.
4. Apparatuur
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
4.1.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Weegschaal met een weegcapaciteit tot 5 kg die ten minste tot op 1 gram nauwkeurig
is.
4.2.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Plastic zakken die groot genoeg zijn om het geslachte dier te bevatten, met een deugdelijk
hechtingssysteem.
4.3.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Een thermostatisch geregeld bassin met de nodige voorzieningen om de geslachte dieren
te behandelen als beschreven in de punten 5.5 en 5.6. Het bassin dient een hoeveelheid
water te bevatten die gelijk is aan ten minste achtmaal het volume van het te controleren
pluimvee en het water moet op een temperatuur van 42 ± 2 °C kunnen worden gehouden.
4.4.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Filtreerpapier of andere absorberende papieren handdoeken.
5. Werkwijze
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
5.1.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
20 geslachte dieren worden willekeurig uit de hoeveelheid te controleren pluimvee
genomen. Totdat de dieren kunnen worden onderzocht zoals beschreven in de punten 5.2
tot en met 5.11, worden zij op een temperatuur van maximaal - 18 °C gehouden.
5.2.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
De buitenkant van de verpakking wordt afgeveegd om hierop aanwezig ijs en water te
verwijderen. De verpakking met inhoud wordt gewogen waarbij het gewicht wordt afgerond
tot op het naaste hele gram; aldus verkrijgt men M0.
5.3.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het geslachte dier wordt tezamen met de eventueel meeverkochte eetbare slachtafvallen
uit de buitenverpakking genomen. Deze verpakking wordt afgedroogd en gewogen, waarbij
het gewicht wordt afgerond tot op het naaste hele gram; aldus verkrijgt men M1.
5.4.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het gewicht van het bevroren dier plus slachtafvallen wordt berekend door M1 af te trekken van M0.
5.5.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het geslachte dier en de slachtafvallen worden in een sterke waterdichte plastic zak
gestoken met de open buikholte naar de dichte onderkant van de zak gekeerd. De zak
moet lang genoeg zijn opdat hij stevig kan worden vastgemaakt wanneer hij in het bassin
hangt, maar niet te ruim want het geslachte dier moet in verticale positie blijven.
5.6.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het gedeelte van de zak dat het geslachte dier en de eetbare slachtafvallen bevat,
wordt volledig in een bassin gedompeld en blijft open, zodat zoveel mogelijk lucht
kan ontsnappen. De zak moet verticaal worden gehouden, eventueel door gebruik te maken
van een rek of door extra gewicht in de zak te stoppen, op een zodanige wijze dat
er geen water uit het bassin in de zak kan lopen. De individuele zakken mogen elkaar
niet raken.
5.7.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
De zak blijft in het bassin, waarvan het water op een temperatuur van 42 ± 2 °C wordt
gehouden; de zak wordt voortdurend bewogen of het water wordt voortdurend in beweging
gehouden, totdat het thermisch centrum van het geslachte dier (het diepst gelegen
gedeelte van de borstspier bij kippen zonder de eetbare bijproducten, of het midden
van de eetbare bijproducten bij kippen met de eetbare bijproducten) een temperatuur
van ten minste 4 °C heeft bereikt, gemeten bij willekeurig gekozen geslachte dieren.
De geslachte dieren blijven niet langer in het bassin dan nodig is om een temperatuur
van 4 °C te bereiken. Voor geslachte dieren die zijn opgeslagen bij - 18 °C bedraagt
de vereiste onderdompelingstijd ongeveer:
Gewichtsklasse (g)
|
Gewicht geslacht dier + slachtafvallen (g)
|
Onderdompelingstijd in minuten
|
|
|
|
Kippen zonder afvallen
|
Kippen met afvallen
|
< 800
|
< 825
|
77
|
92
|
850
|
825 - 874
|
82
|
97
|
900
|
875 - 924
|
85
|
100
|
950
|
925 - 974
|
88
|
103
|
1000
|
975 - 1024
|
92
|
107
|
1050
|
1025 - 1074
|
95
|
110
|
1100
|
1050 - 1149
|
98
|
113
|
1200
|
1150 - 1249
|
105
|
120
|
1300
|
1250 - 1349
|
111
|
126
|
1400
|
1350 - 1449
|
118
|
133
|
Boven 1.400 gram wordt deze tijd verhoogd met zeven minuten per 100 gram bijkomend
gewicht. Indien de voorgestelde onderdompelingstijd verstreken is zonder dat, bij
de twee gecontroleerde geslachte dieren, een temperatuur van 4 °C is bereikt, moet
het ontdooiingsproces worden voortgezet totdat in het thermisch centrum wel een temperatuur
van 4 °C is bereikt.
5.8.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
De zak met inhoud wordt uit het bassin genomen. Er wordt een gat gemaakt in de onderkant
van de zak zodat het dripwater kan weglopen. De zak met inhoud moet nu een uur lang
kunnen uitlekken bij een omgevingstemperatuur tussen + 18 °C en + 25 °C.
5.9.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het ontdooide dier wordt uit de zak genomen en het pakje met de slachtafvallen wordt
(indien aanwezig) uit de buikholte genomen. Het dier wordt van binnen en van buiten
afgedroogd met filtreerpapier of met papieren handdoeken. In het zakje met de slachtafvallen
wordt een gat gemaakt en wanneer het aanwezige water is weggelopen worden de zak en
de ontdooide afvallen zo goed mogelijk afgedroogd.
5.10.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het totale gewicht van het ontdooide geslachte dier, de afvallen en de verpakking
wordt bepaald en afgerond tot op de naaste hele gram; dit is M2.
5.11.
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het gewicht van het zakje dat de afvallen bevatte, wordt bepaald en afgerond tot op
het naaste hele gram; dit is M3.
6. Berekening van het resultaat
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Het gewicht van het bij ontdooiing vrijgekomen water, d.i. het dripverlies, uitgedrukt
als gewichtspercentage van het bevroren of diepgevroren dier (inclusief afvallen)
wordt berekend met behulp van de volgende formule:
M0 - M1 - M2
|
|
___________________
|
X 100
|
M0 - M1 - M2
|
|
7. Beoordeling van het resultaat
[Regeling vervallen per 13-12-2009]
Als het gemiddelde dripverlies bij het monster van 20 geslachte dieren meer bedraagt
dan 5,2%, wordt aangenomen dat de hoeveelheid water die tijdens de bewerking is opgenomen,
groter is dan de grenswaarde.