Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000

Geraadpleegd op 07-11-2024.
Geldend van 01-08-2014 t/m heden

Besluit van 7 juni 2000, houdende intrekking van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet en vervanging door het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 5 april 2000, nr. WJZ/2000/11620 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 4, derde en vierde lid, 5, vierde lid, en 6, vierde en vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 mei 2000, nr. W05.00.0145/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 26 mei, nr. 2000/21484 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

cursist: degene die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 15, eerste lid,

cursusgeld: krachtens artikel 15 vastgesteld bedrag,

cursusgeldplichtige: cursist of indien deze minderjarig is, de wettelijke vertegenwoordiger,

lesgeld: krachtens artikel 5, tweede lid, van de wet voor het desbetreffende schooljaar vastgestelde bedrag,

lesgeldplichtige: degene die krachtens de wet lesgeld is verschuldigd,

onderwijsovereenkomst: onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,

schooljaar: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend,

teldatum: bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Experimentenwet onderwijs aangewezen tijdstip in het schooljaar waarop ten behoeve van de bekostiging uit 's Rijks kas het aantal leerlingen van een dagschool wordt vastgesteld,

wet: Les- en cursusgeldwet.

Hoofdstuk 2. Lesgeld

Artikel 2. Procedure inschrijving bij een dagschool

  • 1 Het bevoegd gezag schrijft een leerling in voor een opleiding na ondertekening van een onderwijsovereenkomst. In de onderwijsovereenkomst verklaart de leerling zich bekend met de verplichting tot het betalen van lesgeld op grond van de wet.

  • 2 De lesgeldplicht gaat in op de eerste dag van het desbetreffende schooljaar of, indien de leerling in de loop van het schooljaar wordt ingeschreven, op de datum van inschrijving.

  • 3 Inschrijving geschiedt door of namens het bevoegd gezag. Na medeondertekening door of namens het bevoegd gezag geldt de onderwijsovereenkomst als bewijs van inschrijving.

Artikel 3. Beëindiging inschrijving

Het bevoegd gezag beëindigt de inschrijving van de leerling op zijn aanvraag of zodra de leerling de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten.

Artikel 4. Voldoening lesgeld

  • 1 Het lesgeld wordt door de lesgeldplichtige aan het Ministerie van OCW voldaan. De lesgeldplichtige heeft de keuze tussen:

    • a. betaling ineens binnen een maand na de datum van het betalingsverzoek, en

    • b. betaling ineens of in termijnen door een opdracht tot automatische incasso aan Onze minister.

  • 2 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in één termijn heeft verstrekt en de leerling voor 1 oktober van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt het verschuldigde bedrag afgeschreven in de maand oktober van het schooljaar.

  • 3 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in meer dan één termijn heeft verstrekt en de leerling voor 1 oktober van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt van het totaal verschuldigde bedrag afgeschreven in de maand:

    • a. oktober van het schooljaar: 16,67%,

    • b. november van het schooljaar: 16,67%,

    • c. januari van het schooljaar: 16,67%,

    • d. februari van het schooljaar: 16,67%,

    • e. maart van het schooljaar: 16,67%, en

    • f. april van het schooljaar: 16,67%.

  • 4 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in een of meer termijnen heeft verstrekt en de leerling na 30 september van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt het verschuldigde bedrag afgeschreven op bij ministeriële regeling te bepalen tijdstippen.

Artikel 5. Vermindering lesgeld

Voor een leerling die na 31 oktober van een schooljaar wordt ingeschreven aan een dagschool, wordt het lesgeld verminderd met eentwaalfde deel voor iedere verstreken hele maand in dat schooljaar.

Artikel 6. Geen lesgeld verschuldigd

  • 1 Geen lesgeld is verschuldigd indien de inschrijving van de leerling voor 1 oktober van dat schooljaar wordt beëindigd.

  • 2 Vrijgesteld van het betalen van lesgeld is de lesgeldplichtige indien het betreft een leerling die:

    • a. eerder in het desbetreffende schooljaar was ingeschreven aan een dagschool, voor welke inschrijving geen vrijstelling of teruggave van lesgeld heeft plaatsgehad,

    • b. is ingeschreven aan een dagschool, verbonden aan een justitiële jeugdinrichting, of

    • c. is ingeschreven voor een bij ministeriële regeling aan te wijzen bijzondere vorm van dagonderwijs.

  • 4 Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bewijsstukken de lesgeldplichtige overlegt om voor vrijstelling in aanmerking te komen.

Artikel 7. Terugbetaling lesgeld

  • 1 Indien de inschrijving voor 1 mei van het schooljaar wordt beëindigd vanwege een in het tweede lid genoemde reden, wordt het lesgeld voor dat schooljaar op aanvraag van de lesgeldplichtige terugbetaald met eentwaalfde deel voor iedere resterende hele maand in dat schooljaar.

  • 2 Teruggave van lesgeld is uitsluitend mogelijk indien de inschrijving is beëindigd in verband met:

    • a. het met goed gevolg hebben afgerond van de opleiding,

    • b. de inschrijving voor een cursus als bedoeld in artikel 15, eerste lid, mits die inschrijving plaatsvindt in het desbetreffende schooljaar,

    • c. overlijden of ernstige ziekte van de leerling, of

    • d. bij ministeriële regeling te bepalen bijzondere familieomstandigheden.

  • 3 Een aanvraag om teruggave van lesgeld wordt voor het einde van het desbetreffende schooljaar gedaan op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Artikel 8. Informatieverplichtingen dagscholen

De dagscholen verstrekken Onze minister gegevens omtrent de inschrijving op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Hoofdstuk 3. Cursusgeld

Artikel 9. Procedure inschrijving bij een cursus

  • 1 Een aanvraag tot inschrijving van een cursist bij een cursus kan uitsluitend worden gedaan door degene die op grond van de inschrijving cursusgeldplichtig zal zijn.

  • 2 De aanvraag wordt gedaan door inlevering bij de cursus van een door de cursusgeldplichtige ingevuld en ondertekend inschrijvingsformulier. Het inschrijvingsformulier wordt door of namens het bevoegd gezag verstrekt en bevat bij ministeriële regeling te bepalen gegevens. Het formulier bevat in ieder geval de naam en het adres van de cursist en, indien deze minderjarig is, van de wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3 Inschrijving geschiedt door of namens het bevoegd gezag. Na medeondertekening door of namens het bevoegd gezag geldt het inschrijvingsformulier als bewijs van inschrijving.

  • 4 Inschrijving geschiedt niet dan nadat:

    • a. het cursusgeld is voldaan, tenzij artikel 13 van toepassing is, of

    • b. een betalingsregeling als bedoeld in artikel 11 is getroffen.

Artikel 10. Beëindiging inschrijving

Het bevoegd gezag beëindigt de inschrijving van de cursist op aanvraag van de cursusgeldplichtige. Het bevoegd gezag verstrekt een bewijs van uitschrijving aan de cursusgeldplichtige. Het bewijs van uitschrijving bevat bij ministeriële regeling te bepalen gegevens.

Artikel 11. Voldoening cursusgeld

  • 1 Het cursusgeld is door de cursusgeldplichtige verschuldigd aan de instelling die het onderwijs aan de cursus verzorgt.

  • 2 Het cursusgeld is, ongeacht het aantal inschrijvingen door een cursist, eenmaal verschuldigd per cursusjaar per instelling en wordt voldaan door:

    • a. betaling van het cursusgeld aan het bevoegd gezag bij de inschrijving,

    • b. het bij de inschrijving treffen van een regeling inzake de betaling van het cursusgeld tussen het bevoegd gezag en de cursusgeldplichtige alsmede de naleving door de cursusgeldplichtige, of

    • c. schriftelijke vaststelling bij de inschrijving door of namens het bevoegd gezag dat op de cursusgeldplichtige artikel 13 van toepassing is.

  • 3 De laatste termijn van het cursusgeld wordt in ieder geval betaald binnen 4 maanden na aanvang van de cursus, en uiterlijk voor het einde van de cursus.

  • 4 Indien een cursist in een cursusjaar bij dezelfde instelling voor meerdere cursussen staat ingeschreven, is het cursusgeld van de cursus met het hoogste cursusgeldtarief verschuldigd.

  • 5 De cursusgeldplichtige verstrekt aan het bevoegd gezag bewijsstukken voor de aanspraak op terugbetaling van cursusgeld als bedoeld in artikel 14.

Artikel 12. Vermindering cursusgeld

Voor een cursist die in de loop van het cursusjaar wordt ingeschreven, wordt het cursusgeld verminderd met eentwaalfde deel voor iedere in dat cursusjaar reeds verstreken maand.

Artikel 13. Geen cursusgeld verschuldigd

  • 1 Geen cursusgeld is verschuldigd indien de cursist bij aanvang van het cursusjaar waarin de cursus plaatsvindt de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, tenzij het betreft de inschrijving bij een deeltijdopleiding als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel c.

  • 2 Geen cursusgeld is verschuldigd indien de cursist bij de instelling die de cursus verzorgt, tevens is ingeschreven voor een opleiding waarvoor lesgeld is verschuldigd.

Artikel 14. Terugbetaling cursusgeld

  • 1 Indien de inschrijving wordt beëindigd wegens een in het tweede of derde lid genoemde reden, wordt het cursusgeld voor het desbetreffende cursusjaar op aanvraag van de cursusgeldplichtige geheel of gedeeltelijk terugbetaald met eentwaalfde deel voor iedere in dat cursusjaar resterende hele maand waarin de cursist niet langer zal zijn ingeschreven.

  • 2 Teruggave van cursusgeld is uitsluitend mogelijk indien de inschrijving is beëindigd:

    • a. voor de eerste dag waarop de lessen in het cursusjaar aanvangen,

    • b. in verband met de inschrijving bij een dagschool, mits die inschrijving plaatsvindt in het desbetreffende cursusjaar,

    • c. wegens overlijden of ernstige ziekte van de cursist, ter beoordeling van het bevoegd gezag, of

    • d. wegens bij ministeriële regeling te bepalen bijzondere familieomstandigheden.

  • 4 Een aanvraag om teruggave van cursusgeld wordt voor het einde van dat cursusjaar gedaan bij het bevoegd gezag.

  • 5 Indien de inschrijving wordt beëindigd wegens het met goed gevolg hebben afgerond van de opleiding, wordt het cursusgeld voor het desbetreffende cursusjaar op aanvraag van de cursusgeldplichtige terugbetaald met een tiende deel voor iedere in het cursusjaar resterende maand waarin de cursist niet langer zal zijn ingeschreven. De laatste twee maanden van het cursusjaar tellen daarbij niet mee.

Artikel 15. Cursusgeldtarieven

  • 1 Het cursusgeldtarief voor de volgende categorieën cursussen bedraagt naar de maatstaf van 1 augustus 2006:

    • a. opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de assistent-opleiding, de entreeopleiding en de basisberoepsopleiding: € 199,71 [Red: per 1 augustus 2012: € 221] per cursusjaar,

    • b. opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding: € 485,60 [Red: per 1 augustus 2012: € 536] per cursusjaar,

    • c. opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, gericht op het behalen van een diploma als bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of onderdelen van dat diploma: € 0,62 [Red: per 1 augustus 2012: € 0,70] voor elke 45 minuten onderwijs, berekend op basis van het normatieve aantal minuten onderwijs per jaar van de opleiding waarvoor inschrijving heeft plaatsgevonden,

    • d. opleidingen Nederlands als tweede taal als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft Nederlands als tweede taal I: € 270 [Red: per 1 augustus 2012: € 298] per cursusjaar, en

    • e. opleidingen Nederlands als tweede taal als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft Nederlands als tweede taal II: € 485,60 [Red: per 1 augustus 2012: € 536] per cursusjaar.

  • 2 De cursusgeldtarieven worden jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld aan de hand van de consumentenprijsindex. De tarieven, met uitzondering van het in het eerste lid, onder c, bedoelde tarief, worden afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. De ministeriële regeling wordt voor 1 oktober voorafgaande aan het cursusjaar waarop de herziening van het cursusgeldtarief betrekking heeft, vastgesteld.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder de consumentenprijsindex wordt verstaan.

Artikel 16. Afwijking cursusgeldtarieven

Indien de aard van het onderwijs, de cursusduur, het aantal lessen of de doelgroep van de cursus daartoe aanleiding geeft, kunnen bij ministeriële regeling de in artikel 15 genoemde cursusgeldtarieven worden verlaagd.

Hoofdstuk 4. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 18. Intrekking Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet

  • 1 Het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet wordt ingetrokken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven de hoofdstukken van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet van kracht tot het tijdstip van inwerkingtreding van de overeenkomstige hoofdstukken van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de verschillende hoofdstukken of onderdelen daarvan in werking treden.

Artikel 20. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als «Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000».

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 juni 2000

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de twintigste juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals