Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-04-2004 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 01-08-2003 t/m 06-05-2004

Besluit van 7 juni 2000, houdende intrekking van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet en vervanging door het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 5 april 2000, nr. WJZ/2000/11620 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 4, derde en vierde lid, 5, vierde lid, en 6, vierde en vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 mei 2000, nr. W05.00.0145/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 26 mei, nr. 2000/21484 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

cursist: degene die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 15, eerste lid,

cursusgeld: krachtens artikel 15 vastgesteld bedrag,

cursusgeldperiode: periode die gelijk is aan de duur van de opleiding met een maximum van een cursusjaar,

cursusgeldplichtige: cursist of indien deze minderjarig is, de wettelijke vertegenwoordiger,

lesgeld: krachtens artikel 5, tweede lid, van de wet voor het desbetreffende schooljaar vastgestelde bedrag,

lesgeldplichtige: degene die krachtens de wet lesgeld is verschuldigd,

schooljaar: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend,

teldatum: bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Experimentenwet onderwijs aangewezen tijdstip in het schooljaar waarop ten behoeve van de bekostiging uit 's Rijks kas het aantal leerlingen van een dagschool wordt vastgesteld,

wet: Les- en cursusgeldwet.

Hoofdstuk 2. Lesgeld

Artikel 2. Procedure inschrijving bij een dagschool

  • 1 Een aanvraag tot inschrijving van een leerling bij een dagschool kan uitsluitend worden gedaan door inlevering bij de dagschool van een onderwijskaart. Deze kaart wordt ingevuld en ondertekend door de leerling of indien deze minderjarig is, door de wettelijke vertegenwoordiger. Door ondertekening van de kaart verklaart de aanvrager dat hij bekend is met de wettelijke verplichting tot het betalen van lesgeld.

  • 2 De lesgeldplicht gaat in op de eerste dag van het desbetreffende schooljaar of, indien de leerling in de loop van het schooljaar wordt ingeschreven, op de datum van inschrijving.

  • 3 Inschrijving geschiedt door of namens het bevoegd gezag. Na medeondertekening door of namens het bevoegd gezag geldt de onderwijskaart als bewijs van inschrijving.

  • 4 De onderwijskaart wordt door de IB-Groep verstrekt. De vragen die de onderwijskaart bevat, worden bij ministeriële regeling bepaald. In ieder geval bevat de kaart:

    • a. de naam en het adres van de leerling en, indien deze minderjarig is, van de wettelijke vertegenwoordiger, en

    • b. het nummer waaronder de leerling bij de IB-Groep is geregistreerd.

Artikel 3. Beëindiging inschrijving

  • 1 Het bevoegd gezag beëindigt de inschrijving van de leerling op aanvraag van de lesgeldplichtige of zodra de leerling de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten. Het bevoegd gezag verstrekt een bewijs van uitschrijving aan de lesgeldplichtige.

  • 2 Het bewijs van uitschrijving bevat bij ministeriële regeling te bepalen gegevens. In ieder geval bevat het bewijs van uitschrijving:

    • a. de naam van de lesgeldplichtige,

    • b. de naam van de leerling,

    • c. het nummer waaronder de leerling bij de IB-Groep is geregistreerd, en

    • d. de datum waarop de inschrijving is beëindigd.

Artikel 4. Voldoening lesgeld

  • 1 Het lesgeld wordt door de lesgeldplichtige voldaan door bijschrijving van het verschuldigde bedrag op de bank- of postbankrekening van de IB-Groep. De lesgeldplichtige heeft de keuze tussen:

    • a. betaling ineens door gebruikmaking van een aan hem toegezonden acceptgirokaart binnen een maand na dagtekening van deze acceptgirokaart, en

    • b. betaling ineens of in termijnen door een opdracht tot automatische incasso aan de IB-Groep.

  • 2 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in één termijn heeft verstrekt en de leerling voor 1 oktober van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt het verschuldigde bedrag afgeschreven in de maand oktober van het schooljaar.

  • 3 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in meer dan één termijn heeft verstrekt en de leerling voor 1 oktober van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt van het totaal verschuldigde bedrag afgeschreven in de maand:

    • a. oktober van het schooljaar: de helft,

    • b. januari van het schooljaar: een kwart, en

    • c. april van het schooljaar: een kwart.

  • 4 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in een of meer termijnen heeft verstrekt en de leerling na 30 september van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt het verschuldigde bedrag afgeschreven op bij ministeriële regeling te bepalen tijdstippen.

Artikel 5. Vermindering lesgeld

Voor een leerling die na 31 december van een schooljaar wordt ingeschreven aan een dagschool, bedraagt het lesgeld zeventwaalfde deel van het voor dat schooljaar vastgestelde lesgeld.

Artikel 6. Geen lesgeld verschuldigd

  • 1 Geen lesgeld is verschuldigd indien de inschrijving van de leerling voor 1 oktober van dat schooljaar wordt beëindigd.

  • 2 Vrijgesteld van het betalen van lesgeld is de lesgeldplichtige indien het betreft een leerling die:

    • a. eerder in het desbetreffende schooljaar was ingeschreven aan een dagschool, voor welke inschrijving geen vrijstelling of teruggave van lesgeld heeft plaatsgehad,

    • b. is ingeschreven aan een dagschool, verbonden aan een justitiële jeugdinrichting, of

    • c. is ingeschreven voor een bij ministeriële regeling aan te wijzen bijzondere vorm van dagonderwijs.

  • 4 Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bewijsstukken de lesgeldplichtige overlegt om voor vrijstelling in aanmerking te komen.

Artikel 7. Terugbetaling lesgeld

  • 1 Indien de inschrijving wordt beëindigd vanwege een in het tweede lid genoemde reden, wordt voor het desbetreffende schooljaar op aanvraag van de lesgeldplichtige terugbetaald bij beëindiging:

    • a. na 30 september en voor 1 januari: zeventwaalfde deel van het lesgeld, en

    • b. na 31 december en voor 1 april: viertwaalfde deel van het lesgeld.

  • 2 Teruggave van lesgeld is uitsluitend mogelijk indien de inschrijving is beëindigd in verband met:

    • a. het met goed gevolg hebben afgerond van de opleiding,

    • b. de inschrijving voor een cursus als bedoeld in artikel 15, eerste lid, mits die inschrijving plaatsvindt in het desbetreffende schooljaar,

    • c. overlijden of ernstige ziekte van de leerling, of

    • d. bij ministeriële regeling te bepalen bijzondere familieomstandigheden.

  • 3 Een aanvraag om teruggave van lesgeld wordt voor het einde van het desbetreffende schooljaar gedaan op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Artikel 8. Informatieverplichtingen dagscholen

De dagscholen verstrekken de IB-Groep gegevens omtrent de inschrijving op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Hoofdstuk 3. Cursusgeld

Artikel 9. Procedure inschrijving bij een cursus

  • 1 Een aanvraag tot inschrijving van een cursist bij een cursus kan uitsluitend worden gedaan door degene die op grond van de inschrijving cursusgeldplichtig zal zijn.

  • 2 De aanvraag wordt gedaan door inlevering bij de cursus van een door de cursusgeldplichtige ingevuld en ondertekend inschrijvingsformulier. Het inschrijvingsformulier wordt door of namens het bevoegd gezag verstrekt en bevat bij ministeriële regeling te bepalen gegevens. Het formulier bevat in ieder geval de naam en het adres van de cursist en, indien deze minderjarig is, van de wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3 Inschrijving geschiedt door of namens het bevoegd gezag. Na medeondertekening door of namens het bevoegd gezag geldt het inschrijvingsformulier als bewijs van inschrijving.

  • 4 Inschrijving geschiedt niet dan nadat:

    • a. het cursusgeld is voldaan, tenzij artikel 13 van toepassing is, of

    • b. een betalingsregeling als bedoeld in artikel 11 is getroffen.

Artikel 10. Beëindiging inschrijving

Het bevoegd gezag beëindigt de inschrijving van de cursist op aanvraag van de cursusgeldplichtige. Het bevoegd gezag verstrekt een bewijs van uitschrijving aan de cursusgeldplichtige. Het bewijs van uitschrijving bevat bij ministeriële regeling te bepalen gegevens.

Artikel 11. Voldoening cursusgeld

  • 1 Het cursusgeld is verschuldigd door de cursusgeldplichtige.

  • 2 Het cursusgeld is verschuldigd per cursusgeldperiode en wordt voldaan door:

    • a. betaling van het cursusgeld aan het bevoegd gezag bij de inschrijving,

    • b. het bij de inschrijving treffen van een regeling inzake de betaling van het cursusgeld tussen het bevoegd gezag en de cursusgeldplichtige alsmede de naleving door de cursusgeldplichtige, of

    • c. schriftelijke vaststelling bij de inschrijving door of namens het bevoegd gezag dat op de cursusgeldplichtige artikel 13 van toepassing is.

  • 3 De laatste termijn van het cursusgeld wordt in ieder geval betaald binnen 4 maanden na aanvang van de cursusgeldperiode, en uiterlijk voor het einde van die periode.

  • 4 De cursusgeldplichtige verstrekt aan het bevoegd gezag bewijsstukken voor de aanspraak op terugbetaling van cursusgeld als bedoeld in artikel 14.

Artikel 12. Vermindering cursusgeld

Voor een cursist die in de loop van de cursusgeldperiode wordt ingeschreven, wordt het cursusgeld verminderd met eentwaalfde deel voor iedere in die cursusgeldperiode reeds verstreken maand.

Artikel 13. Geen cursusgeld verschuldigd

Geen cursusgeld is verschuldigd indien de cursist bij de aanvang van de cursusgeldperiode de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, tenzij het betreft de inschrijving bij een deeltijdopleiding als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 14. Terugbetaling cursusgeld

  • 1 Indien de inschrijving wordt beëindigd wegens een in het tweede lid genoemde reden, wordt het cursusgeld voor die cursusgeldperiode op aanvraag van de cursusgeldplichtige geheel of gedeeltelijk terugbetaald met eentwaalfde deel voor iedere in de cursusgeldperiode resterende maand waarin de cursist niet langer zal zijn ingeschreven.

  • 2 Teruggave van cursusgeld is uitsluitend mogelijk indien de inschrijving is beëindigd:

    • a. voor de eerste dag waarop de lessen in de cursusgeldperiode aanvangen,

    • b. in verband met de inschrijving bij een dagschool, mits die inschrijving plaatsvindt in de desbetreffende cursusgeldperiode,

    • c. wegens overlijden of ernstige ziekte van de cursist, ter beoordeling van het bevoegd gezag, of

    • d. wegens bij ministeriële regeling te bepalen bijzondere familieomstandigheden.

  • 3 Een aanvraag om teruggave van cursusgeld wordt voor het einde van die cursusgeldperiode gedaan bij het bevoegd gezag.

  • 4 Indien de inschrijving wordt beëindigd wegens het met goed gevolg hebben afgerond van de opleiding, wordt het cursusgeld voor de desbetreffende cursusgeldperiode op aanvraag van de cursusgeldplichtige terugbetaald met een tiende deel voor iedere in de cursusgeldperiode resterende maand waarin de cursist niet langer zal zijn ingeschreven. De laatste twee maanden van de cursusgeldperiode tellen daarbij niet mee.

Artikel 15. Cursusgeldtarieven

  • 1 Het cursusgeldtarief voor de volgende categorieën cursussen bedraagt naar de maatstaf van 1 augustus 2000:

    • a. opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de assistent-opleiding en de basisberoepsopleiding: ƒ 378,00 [Red: per 01-08-2003: € 190,00] per cursusjaar,

    • b. opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding: ƒ 918,00 [Red: per 01-08-2003: € 461,98] per cursusjaar, en

    • c. opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, gericht op het behalen van een diploma als bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of onderdelen van dat diploma: ƒ 1,15 [Red: per 01-08-2003: € 0,59] voor elke 45 minuten onderwijs, berekend op basis van het normatieve aantal minuten onderwijs per jaar van de opleiding waarvoor inschrijving heeft plaatsgevonden.

  • 2 De cursusgeldtarieven worden jaarlijks bij ministeriële regeling herzien op basis van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex-Werknemers Laag reeks (1995 = 100) in het voorafgaande kalenderjaar. De ministeriële regeling wordt uiterlijk 31 maart voorafgaande aan het cursusjaar waarop de herziening van het cursusgeldtarief betrekking heeft bekend gemaakt.

Artikel 16. Afwijking cursusgeldtarieven

Indien de aard van het onderwijs, de cursusduur, het aantal lessen of de doelgroep van de cursus daartoe aanleiding geeft, kunnen bij ministeriële regeling de in artikel 15 genoemde cursusgeldtarieven worden verlaagd.

Hoofdstuk 4. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 18. Intrekking Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet

  • 1 Het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet wordt ingetrokken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven de hoofdstukken van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet van kracht tot het tijdstip van inwerkingtreding van de overeenkomstige hoofdstukken van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de verschillende hoofdstukken of onderdelen daarvan in werking treden.

Artikel 20. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als «Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000».

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 juni 2000

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de twintigste juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals