Gaswet

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2011 en zichtdatum 07-04-2012.
Geldend van 01-07-2011 t/m 09-12-2011

Wet van 22 juni 2000, houdende regels omtrent het transport en de levering van gas (Gaswet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (PbEG 1998, L 204), de mogelijkheden voor levering en in- en uitvoer van gas en voor het gebruik van infrastructuur voor gastransport te verruimen en daarvoor met inachtneming van het belang van het betrouwbaar, duurzaam, milieuhygiënisch verantwoord en doelmatig functioneren van de gasvoorziening een regeling tot stand te brengen met betrekking tot het transport en de levering van gas;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

    • b. gas: stof die bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is;

    • c. gasproductienet: een of meer pijpleidingen die onderdeel uitmaken van een olie- of gaswinningsproject of die worden gebruikt voor het transport van gas rechtstreeks van een gaswinningsproject naar een verwerkingsinstallatie, een opslagplaats of een aanlandingsplaats;

    • d. gastransportnet: niet tot een gasproductienet behorende, met elkaar verbonden leidingen of hulpmiddelen bestemd of gebruikt voor het transport van gas, met inbegrip van hulpmiddelen en installaties waarmee ondersteunende diensten voor dat transport worden verricht, behoudens voor zover deze leidingen en hulpmiddelen gelegen zijn binnen de installatie van de afnemer;

    • e. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 2 is aangewezen voor het beheer van een of meer gastransportnetten,

    • f. gasopslaginstallatie: een installatie voor de opslag van gas, met inbegrip van het gedeelte van een LNG-installatie dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt voor gasproductie, en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken;

    • g. gasopslagbedrijf: een ieder die een gasopslaginstallatie beheert;

    • h. LNG-installatie: een installatie die gebruikt wordt voor het vloeibaar maken van gas, of voor de invoer, de verlading, of de hervergassing van vloeibaar gas, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het proces van hervergassing en de daaropvolgende levering aan het transportsysteem, met uitzondering van de gedeeltes van de installatie die gebruikt worden voor opslag;

    • i. LNG-bedrijf: een ieder die een LNG-installatie beheert;

    • j. gasbedrijf: een netbeheerder, een gasopslagbedrijf, een LNG-bedrijf of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht, maar geen eindafnemer van dit gas is;

    • k. verwant bedrijf: verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, derde lid, sub g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

    • l. netgebruiker: degene voor wie met behulp van een gastransportnet het transport van gas wordt verricht;

    • m. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een gastransportnet en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • n. landelijk gastransportnet: een gastransportnet dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd of wordt gebruikt voor het op landelijk niveau transporteren van gas;

    • o. afnemer: een persoon met een aansluiting op een gastransportnet;

    • p. vergunninghouder: een houder van een leveringsvergunning als bedoeld in artikel 43;

    • q. richtlijn: richtlijn nr. 2003/55/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG (PbEG L 176);

    • r. raad van bestuur van de mededingingsautoriteit: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet;

    • s. [Red: vervallen;]

    • t. ondersteunende diensten: de diensten die nodig zijn voor de toegang tot of de werking van gastransportnetten, LNG-installaties of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in de belasting van het gastransportnet en menging, maar met uitzondering van de installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken;

    • u. economische eigendom: het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is;

    • v. verordening: de verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (PbEU L 289);

    • w. programmaverantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een programma als bedoeld in artikel 17b, eerste of tweede lid;

    • x. programmaverantwoordelijke: degene op wie programmaverantwoordelijkheid rust;

    • y. continentaal plat: het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, waarop het Koninkrijk mede overeenkomstig het op 10 december 1982 te Montego-Bay gesloten Verdrag inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83) soevereine rechten heeft en welke is gelegen aan de zeezijde van de in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee bedoelde lijn;

    • z. landsgrensoverschrijdend gastransportnet: een gastransportnet dat de grens van tenminste twee landen overschrijdt en dat uitsluitend als doel heeft de gastransportnetten van die landen onderling te koppelen;

    • aa. aansluitpunt: het deel van de aansluiting vanaf het gastransportnet tot en met de eerste afsluiter.

    • ab. meetinrichting: het gehele samenstel van apparatuur dat ten minste tot doel heeft het uitgewisselde gas te meten;

    • ac. meetbedrijf: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het collecteren, valideren en vaststellen van meetgegevens betreffende gas.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan deze wet geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard op andere gasvormige stoffen dan de stof, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 3 Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op gasopslaginstallaties, LNG-installaties en landsgrensoverschrijdende gastransportnetten die zijn gelegen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone of op het continentaal plat.

Paragraaf 1.2. Aanwijzing van netbeheerders

Artikel 2

  • 1 Degene aan wie een gastransportnet toebehoort, wijst voor het beheer van dat net, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10 en 42 en hoofdstuk 2, een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, wijst degene aan wie het landelijk gastransportnet geheel of voor het grootste gedeelte toebehoort, in voorkomend geval na overleg met anderen aan wie een gedeelte van dat gastransportnet toebehoort, voor het beheer van dat gehele net, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2, één naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan.

  • 3 Onverminderd artikel 6 geldt een aanwijzing als bedoeld in het eerste of tweede lid voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop Onze Minister heeft ingestemd met de aanwijzing op grond van artikel 4, tweede lid.

Artikel 2a

  • 1 Onze Minister kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander gastransportnet dan het landelijk gastransportnet toebehoort, een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:

    • a. het gastransportnet bestemd is om de aanvrager te voorzien van gas dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of

    • b. het gastransportnet bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van gas en de samenwerking van deze personen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of

    • c. ten aanzien van het gastransportnet kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de kwaliteitseisen die voor een gastransportnet gebruikelijk zijn, en

    • d. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is.

  • 2 Indien een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, sluit de ontheffinghouder een overeenkomst met de netbeheerder van het gastransportnet waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd.

  • 3 Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de toegang tot het net, het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 10 en 42 en hoofdstuk 2 en met betrekking tot de tarieven en voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden.

  • 4 Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:

    • a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid;

    • b. in strijd handelt met het tweede lid of de voorschriften, bedoeld in het derde lid;

    • c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, kan aan een aanvrager die in een groepsmaatschappij met een netbeheerder is verbonden een ontheffing worden verleend, indien van hem in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij een netbeheerder aanwijst voor het gastransportnet waarop de aanvraag betrekking heeft. Een netbeheerder onthoudt zich van bemoeienis met het beheer van het net waarop de ontheffing betrekking heeft.

Artikel 2b

  • 1 Artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing voor degene aan wie een landsgrensoverschrijdend gastransportnet toebehoort.

  • 2 Degene aan wie een landsgrensoverschrijdend gastransportnet toebehoort, wijst voor het beheer van dat transportnet een interconnector-beheerder aan. De aanwijzing wordt gemeld aan Onze Minister.

  • 3 Een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid geldt voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de aanwijzing aan Onze Minister is gemeld.

  • 6 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet is aangewezen als interconnector-beheerder zijn, in afwijking van het vierde en vijfde lid, de bij of krachtens de Gaswet voor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geldende bepalingen van overeenkomstige toepassing, rekening houdend met het grensoverschrijdende karakter en de regulering van de andere lidstaat.

Artikel 2c

  • 2 Rechtspersonen en vennootschappen die deel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt, houden geen aandelen in een netbeheerder of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een netbeheerder behoort en nemen niet deel in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een netbeheerder behoort.

  • 3 Een netbeheerder en met de netbeheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:

    • a. houden geen aandelen in een rechtspersoon die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt;

    • b. nemen niet deel in een vennootschap die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt of in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland gas produceert of levert of daarin handelt.

Artikel 3

  • 1 Een rechtspersoon die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht wordt niet aangewezen als netbeheerder.

  • 2 De statuten van de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bevatten in ieder geval:

    • a. de instelling van een raad van commissarissen,

    • b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas verricht,

    • c. in afwijking van artikel 129, derde lid, of artikel 239, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of artikel 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d. de bepaling dat de aandeelhouders het kader vaststellen voor het bezoldigingsbeleid van de bestuurders;

    • e. de bepaling dat het reserveren en uitkeren van de jaarlijkse winst geschiedt met de instemming van de aandeelhouders en met inachtneming van de uitvoering van de aan de netbeheerder bij wet opgedragen taken en verplichtingen om zijn netten in werking te hebben, te vernieuwen, te onderhouden en uit te breiden.

  • 3 Indien een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, een afhankelijke maatschappij is in de zin van artikel 152 of artikel 262 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, behoeven de statuten van die netbeheerder, in afwijking van het tweede lid, onderdeel a, niet te voorzien in de instelling van een raad van commissarissen.

  • 4 In het in het derde lid bedoelde geval:

    • a. voldoet een rechtspersoon waarvan de netbeheerder een afhankelijke maatschappij is aan de in het tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, genoemde eisen;

    • b. beschikt de raad van commissarissen van de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, waarvan de netbeheerder een afhankelijke maatschappij is over de bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, ten aanzien van het bestuur van de netbeheerder.

  • 5 Een netbeheerder mag een activiteit als bedoeld in het eerste lid uitoefenen indien die activiteit een dat transport ondersteunende dienst is.

Artikel 3a

  • 1 De statuten van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bevatten in ieder geval:

    • a. de instelling van een raad van commissarissen,

    • b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon,

    • c. de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een afhankelijke maatschappij is in de zin van artikel 152 of artikel 262 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, behoeven de statuten, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, niet te voorzien in de instelling van een raad van commissarissen.

  • 3 In het in het tweede lid bedoelde geval:

    • a. voldoet een rechtspersoon waarvan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een afhankelijke maatschappij is aan de in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, genoemde eisen;

    • b. beschikt de raad van commissarissen van de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, waarvan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een afhankelijke maatschappij is over de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten aanzien van het bestuur van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

  • 4 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet mag een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid uitoefenen indien die activiteit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn wettelijke taken.

Artikel 3b

  • 1 Een netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde gastransportnet.

  • 2 Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.

  • 3 De overdracht geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.

Artikel 3c

  • 1 Een netbeheerder die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt een reglement vast, waarin regels worden gesteld die beogen discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet te voorkomen. Het reglement bevat in ieder geval regels ten aanzien van het gedrag van werknemers die ertoe strekken dat discriminatie als bedoeld in de vorige volzin wordt voorkomen.

  • 2 De netbeheerder draagt er zorg voor dat elke werknemer is gebonden aan het reglement en ziet er op toe dat het reglement nauwgezet wordt nageleefd.

  • 3 De netbeheerder stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het reglement, en welke maatregelen in dat kader zijn genomen. Hij zendt het verslag naar de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit en draagt zorg voor publicatie ervan op een geschikte wijze.

Artikel 4

  • 1 De netbeheerder meldt aan Onze Minister onverwijld na zijn aanwijzing zijn naam en adres en de naam en het adres van zijn aandeelhouders en zendt aan Onze Minister een beschrijving van het gastransportnet dat door hem wordt beheerd. Tenminste eenmaal per jaar meldt hij Onze Minister iedere wijziging van de namen of adressen en zendt hij hem een beschrijving van de wijziging van het gastransportnet dat door hem wordt beheerd.

  • 2 De aanwijzing behoeft de instemming van Onze Minister. Hij onthoudt zijn instemming of kan voorschriften verbinden aan de instemming indien niet is voldaan aan de artikelen 2c, 3, 3a, 3b of 3c of indien de aangewezen netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 10e, 34 en 35 te voldoen, om een taak als bedoeld in de artikelen 7a, 10, 10a, 42 of 54a uit te voeren, aan hoofdstuk 2 te voldoen of indien hij niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10b, 10c of 10d.

  • 3 Indien Onze Minister voorschriften verbindt aan zijn instemming, strekken deze er slechts toe de geconstateerde tekortkomingen, bedoeld in het tweede lid, weg te nemen.

Artikel 5

  • 1 Indien het aanwijzen van een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, niet is geschied binnen vier weken na de aanleg van een gastransportnet dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing, wijst Onze Minister een naamloze of besloten vennootschap aan als netbeheerder van dat gastransportnet.

  • 2 Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan de artikelen 2c, 3, 3a, 3b of 3c of dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 10e, 34 en 35 te voldoen, om een taak als bedoeld in de artikelen 7a, 10, 10a, 42 of 54a uit te voeren, aan hoofdstuk 2 te voldoen of indien hij niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10b, 10c of 10d, kan hij de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.

  • 3 Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, opdrachten als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, niet uitvoert of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze netbeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de gasvoorziening voor afnemers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister:

    • a. de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijzen, of

    • b. artikel 5a toepassen.

  • 4 In een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bepaalt Onze Minister de termijn waarop de aanwijzing vervalt en kan hij degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen in de gelegenheid stellen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een andere netbeheerder aan hem ter aanwijzing voor te dragen. Onze Minister kan deze termijn eenmaal verlengen.

  • 5 Onze Minister kan voor de periode totdat een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, artikel 5a toepassen.

  • 6 Uiterlijk op de dag waarop een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, draagt de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, de economische eigendom van het gastransportnet over aan de door Onze Minister aangewezen nieuwe netbeheerder. Degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen, verleent daaraan voor zover nodig zijn medewerking.

  • 7 De overdracht van de economische eigendom, bedoeld in het zesde lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde uiterlijk op de in dat lid bedoelde dag is vastgesteld en die ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag in eens.

  • 8 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 5a

  • 1 Onze Minister kan de netbeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het belang, bedoeld in de tweede volzin.

  • 2 De netbeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.

  • 3 Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen persoon vervangen door een andere persoon.

  • 4 De door Onze Minister aangewezen persoon oefent zijn bevoegdheid uit gedurende een door Onze Minister in de aanzegging bepaalde termijn. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden indien het betreft een aanzegging als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • 5 Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.

Artikel 6

  • 1 Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, kunnen met inachtneming van een redelijke termijn de aanwijzing van een netbeheerder vervangen door de aanwijzing van een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder.

  • 2 Ingeval van fusie, splitsing, ontbinding of faillissement van de vennootschap die als netbeheerder is aangewezen, vervalt de aanwijzing als netbeheerder van rechtswege en wijzen degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, onverwijld een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als de vennootschap die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 3 Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, wijzen voor afloop van de periode bedoeld in artikel 2, derde lid, een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan voor de daarop aansluitende periode. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 4 De artikelen 2 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing als netbeheerder, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid.

Artikel 7

Een ieder die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht, onthoudt zich van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die een netbeheerder heeft ingevolge de artikelen 10, 10a, 42 en 54a, alsmede hoofdstuk 2, tenzij de netbeheerder hem als verwant bedrijf uitdrukkelijk verzoekt een dat transport ondersteunende dienst te verrichten. Dit vormt evenwel geen beletsel voor passende coördinatiemaatregelen zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder c, van de richtlijn.

Artikel 7a

  • 1 Een netbeheerder verricht de werkzaamheden ter uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10 en 10a, in eigen beheer of tezamen met een of meer andere netbeheerders.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen de navolgende werkzaamheden worden uitbesteed:

    • a. feitelijke werkzaamheden in verband met de aanleg, het onderhoud en de reparatie van het net;

    • b. inspecties van netten met het oog op de veiligheid;

    • c. speur- en ontwikkelingswerk ten behoeve van de aanleg, het onderhoud en de veiligheid van netten;

    • d. de werkzaamheden ter uitvoering van artikel 10a, eerste lid, onderdelen c, d en f.

  • 3 Ingeval van uitbesteding van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid:

    • a. behoudt de netbeheerder de verantwoordelijkheid voor de volledige en juiste uitvoering van de desbetreffende taken,

    • b. draagt de netbeheerder er zorg voor dat de regels die krachtens artikel 3c, eerste lid, zijn gesteld met betrekking tot het voorkomen van discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden, van overeenkomstige toepassing zijn bij het verrichten van de uitbestede werkzaamheden en

    • c. draagt de netbeheerder er zorg voor dat in de overeenkomst tot uitbesteding de wijze waarop de kosten voor de desbetreffende werkzaamheden worden berekend, wordt vastgelegd.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde lid, onderdelen a, b en c.

Artikel 8

  • 1 Een netbeheerder beschikt over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst, waaronder in elk geval te verstaan de betrouwbaarheid en de veiligheid van die transportdienst, en over voldoende capaciteit voor het transport van gas om te voorzien in de totale behoefte.

  • 2 Een netbeheerder dient om het jaar bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een door hem vastgesteld document in waarin hij:

    • a. aangeeft welk kwaliteitsniveau hij nastreeft,

    • b. aangeeft welke veiligheidsindicatoren hij toepast,

    • c. aannemelijk maakt dat hij beschikt over een doeltreffend kwaliteitsbeheerssysteem voor zijn transportdienst,

    • d. aannemelijk maakt dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van gas,

    • e. aangeeft welke capaciteitsknelpunten in de door hem beheerde netten bestaan en welke maatregelen hij zal nemen om deze op te heffen,

    • f. aangeeft welke investeringen hij zal doen om de capaciteitsknelpunten op te heffen,

    • g. aangeeft welke investeringen hij zal doen voor de vervanging en uitbreiding van de door hem beheerde netten,

    • h. aangeeft binnen welke termijnen hij voornoemde investeringen zal doen, en

    • i. aangeeft welke investeringen ter uitbreiding van zijn gastransportnet naar zijn oordeel noodzakelijk zijn om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van gas.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels, die kunnen verschillen per drukniveau, gesteld over:

    • a. de eisen aan het kwaliteitsbeheersingssysteem;

    • b. de veiligheidsindicatoren;

    • c. de te verschaffen informatie over het nagestreefde kwaliteitsniveau en over het kwaliteitsbeheersingssysteem;

    • d. de wijze van ramen van de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas;

    • e. de te verschaffen gegevens over de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas en over de wijze waarop de netbeheerder voornemens is te voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas;

    • f. investeringen met betrekking tot een gastransportnet;

    • g. de periode waarop het document of onderdelen daarvan betrekking hebben.

  • 4 De netbeheerder maakt het document op een geschikte wijze openbaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder een kwaliteitsbeheersingssyteem heeft en daaraan uitvoering geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel.

  • 6 De netbeheerder handelt naar zijn voornemens, opgenomen in het document, bedoeld in het tweede lid. Hij meldt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit indien hij hiervan heeft afgeweken.

Artikel 8a

  • 1 Indien zich met betrekking tot een gastransportnet een voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de mens of het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, meldt de netbeheerder dat voorval zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de meldplicht, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9

  • 1 Indien naar het oordeel van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit uit het document, bedoeld in artikel 8, of uit de overzichten, bedoeld in artikel 35b, of anderszins, blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van de kwaliteit van zijn transportdienst of in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas over de door hem beheerde netten, meldt hij zulks na overleg met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de netbeheerder van het desbetreffende net aan Onze Minister.

  • 2 Nadat hij een melding heeft ontvangen, kan Onze Minister aan de desbetreffende netbeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van gas in voldoende mate of op een doelmatige wijze plaatsvindt.

  • 3 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de opdracht, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 9a

  • 1 Degene aan wie een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie toebehoort, wijst ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 10, een beheerder van die installatie aan.

Paragraaf 1.3. Beheerstaken op het gebied van gastransport, gasopslag en LNG

Artikel 10

  • 1 Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf heeft tot taak zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet of die installatie en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet.

  • 2 Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf verstrekt aan:

    • a. andere netbeheerders, gasopslagbedrijven en LNG-bedrijven voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van gas met behulp van zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie, en de daarmee verbonden gastransportnetten op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden,

    • b. gebruikers van het gastransportnet of de installatie alle gegevens die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het net of de installatie en

    • c. de netbeheerder van het landelijk gastransportnet informatie over de actuele gasstromen op zijn net.

  • 3 Een netbeheerder heeft, in aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid, tevens tot taak:

    • a. koppelingen met andere gastransportnetten te realiseren en reparaties aan zijn gastransportnet uit te voeren, en

    • b. onverminderd artikel 37, op geschikte wijze gegevens te publiceren over koppelingen tussen gastransportnetten, het gebruik van die netten en de toewijzing van transportcapaciteit;

    • c. voorzieningen te treffen in geval van faillissement van een leverancier van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.

  • 4 Bij de toepassing van het eerste tot en met het derde lid onthouden gasbedrijven als bedoeld in het eerste lid zich van iedere vorm van discriminatie tussen gebruikers van de gastransportnetten of de installaties.

  • 5 Een netbeheerder heeft, in aanvulling op de in het eerste en derde lid genoemde taken, in het voor hem krachtens artikel 12f vastgestelde gebied tevens tot taak om:

    • a. een ieder die verzoekt om een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft kleiner dan 40 m3 per uur te voorzien van deze aansluiting;

    • b. een ieder die verzoekt om een aansluitpunt ten behoeve van een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft groter dan 40 m3(n) per uur te voorzien van een aansluitpunt op het dichtstbijzijnde punt van het gastransportnet met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit.

  • 6 Het is anderen dan de desbetreffende netbeheerder verboden een taak uit te voeren als bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 10a

  • 1 Onverminderd de artikelen 10, 42 en 54a, en hoofdstuk 2 heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tevens tot taak:

    • a. voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid,

    • b. het in evenwicht houden van het door hem beheerde gastransportnet,

    • c. ten behoeve van gebruikers van het door hem beheerde gastransportnet:

      • 1°. indien noodzakelijk gelet op het verschil tussen de kwaliteit van het op het gastransportnet ingevoede gas en het aan het gastransportnet onttrokken gas, gas met een hogere energie-inhoud naar een lagere energie-inhoud administratief of fysiek om te zetten;

      • 2°. indien noodzakelijk gelet op het verschil tussen de kwaliteit van het op het gastransportnet ingevoede gas en het aan het gastransportnet onttrokken gas, gas met een lagere energie-inhoud naar een hogere energie-inhoud administratief om te zetten, voor zover er gas met een hogere energie-inhoud voor omzetting beschikbaar is;

      • 3°. gas in de gewenste samenstelling te brengen, tenzij deze taken redelijkerwijs niet van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet kunnen worden gevergd;

    • d. het aanbieden van flexibiliteitsdiensten aan een ieder die daarom verzoekt, voor zover de in artikel 54, eerste lid, bedoelde rechtspersoon een economische machtspositie heeft op de markt voor flexibiliteitsdiensten;

    • e. een programmaverantwoordelijke actuele en zo correct en volledig mogelijke informatie te verschaffen over:

      • 1°. de mate waarin hij zich overeenkomstig zijn programma als bedoeld in artikel 17b, eerste en tweede lid, gedraagt;

      • 2°. de mate waarin het landelijk gastransportnet in evenwicht is;

    • f. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, en

    • g. voorzieningen te treffen, gericht op de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit met het oog op voldoende transportzekerheid.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn wettelijke taken energie inkoopt, doet hij dit op basis van een transparante, niet-discriminatoire en marktconforme procedure.

  • 3 De rechtspersoon, bedoeld in artikel 54, eerste lid, is verplicht de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een aanbod met redelijke tarieven en voorwaarden te doen tot levering aan de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter uitvoering van zijn wettelijke taken benodigde hoeveelheden gas in de door hem gevraagde hoeveelheden en op de door hem gewenste tijdstippen.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en artikel 10, derde lid, onderdeel c. Deze regels hebben mede betrekking op de wijze waarop enerzijds de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, en anderzijds gasproductiebedrijven, gasopslagbedrijven, LNG-bedrijven, andere netbeheerders, leveranciers en afnemers zich jegens elkaar gedragen.

  • 5 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit brengt advies uit over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

  • 6 Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Paragraaf 1.4. Overige verplichtingen voor netbeheerders

Artikel 10b

  • 1 Het is de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:

    • a. de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een recht van gebruik op een gastransportnet hebben,

    • b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van elektriciteit of

    • c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden,

    • d. de aanleg, het beheer of het onderhoud van aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 40 m3(n) per uur.

  • 2 Indien een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het desbetreffende net.

  • 3 Onder handelingen en activiteiten als bedoeld in het tweede lid worden in ieder geval verstaan:

    • a. handelingen en activiteiten die niet op enigerlei wijze betrekking hebben op of verband houden met infrastructurele voorzieningen of aanverwante activiteiten,

    • b. het door de netbeheerder verstrekken van zekerheden ten behoeve van de financiering van activiteiten van tot de groep behorende rechtspersonen of vennootschappen en

    • c. het zich aansprakelijk stellen door de netbeheerder voor schulden van tot de groep behorende rechtspersonen of vennootschappen,

    tenzij het verstrekken van zekerheden of het zich aansprakelijk stellen voor schulden door de netbeheerder:

    • 1°. geschiedt ten behoeve van handelingen of activiteiten die de netbeheerder zelf zou mogen verrichten,

    • 2°. anderszins verband houdt met het netbeheer of

    • 3°. geschiedt om te voldoen aan voorwaarden in verband met de toepassing van wettelijke bepalingen.

  • 4 De statuten van de rechtspersonen die met een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstellingen van die rechtspersonen.

Artikel 10c

  • 1 Het is de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treedt te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:

    • a. de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een recht van gebruik op een gastransportnet hebben,

    • b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van elektriciteit of

    • c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het landelijk gastransportnet.

  • 3 De statuten van de rechtspersonen die met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister, voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstelling van die rechtspersonen.

  • 4 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn.

Artikel 10d

  • 1 Indien een met de netbeheerder in een groep verbonden groepsmaatschappij in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek activiteiten verricht die de netbeheerder op grond van artikel 10b en 10c niet zelf mag verrichten, mag de netbeheerder of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 10b en 10c een dergelijke groepsmaatschappij niet bevoordelen boven anderen waarmee een dergelijke groepsmaatschappij in concurrentie treedt, of anderszins voordelen toekennen die verder gaan dan in het normaal handelsverkeer gebruikelijk is.

  • 2 Als bevoordelen van een groepsmaatschappij als bedoeld in het eerste lid of het toekennen van voordelen die verder gaan dan in het normaal handelsverkeer gebruikelijk is, worden in ieder geval aangemerkt:

    • a. het verstrekken van gegevens aan een groepsmaatschappij over afnemers, niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die een verzoek om aansluiting of transport als bedoeld in hoofdstuk 2 hebben gedaan;

    • b. het leveren van goederen of diensten aan een groepsmaatschappij tegen een vergoeding die lager is dan de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten, of

    • c. het toestaan van het gebruik door een groepsmaatschappij van de naam en het beeldmerk van de netbeheerder op een wijze waardoor verwarring bij het publiek te duchten is over de herkomst van goederen of diensten.

  • 3 De netbeheerder voegt bij zijn jaarrekening een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen de netbeheerder en de groepsmaatschappijen, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen. De netbeheerder legt een exemplaar van zijn jaarrekening, de daartoe behorende toelichting en de daarbij gevoegde verklaring voor een ieder ter inzage in al zijn kantoren en zendt een exemplaar daarvan aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel 10e

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent een goed financieel beheer van de netbeheerder.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regels houden in ieder geval in dat

    • a. de netbeheerder voldoet aan bij of krachtens die maatregel gestelde eisen aan zijn kredietwaardigheid waaronder de verhouding tussen vreemd vermogen en totaal vermogen, of dat

    • b. de netbeheerder beschikt over een verklaring van een onafhankelijke deskundige ten aanzien van zijn kredietwaardigheid.

  • 3 In de in het eerste lid bedoelde maatregel kunnen tevens

    • a. regels worden gesteld omtrent de wijze van berekening van vermogensonderdelen;

    • b. eisen worden gesteld met betrekking tot de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring en de daar bedoelde deskundige.

  • 4 Indien de netbeheerder niet voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid:

    • a. stelt de netbeheerder de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte,

    • b. stelt de netbeheerder binnen vier weken na de melding een herstelplan op waarin wordt beschreven op welke wijze hij het financieel beheer gaat verbeteren en zendt hij dit plan aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, en

    • c. keert de netbeheerder geen dividend uit aan zijn aandeelhouders.

  • 5 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de netbeheerder aanwijzingen geven met betrekking tot de verbetering van het financieel beheer.

Hoofdstuk 2. Transport van gas

Paragraaf 2.2. De tarieven en voorwaarden voor transport

Artikel 12

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 12a en 12b.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit brengt advies uit over het ontwerp van de in het eerste lid bedoelde regels.

  • 3 Een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de ministeriële regeling bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de ministeriële regeling ingetrokken.

Artikel 12a

Met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel met betrekking tot de door hen jegens netgebruikers te hanteren tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van:

Artikel 12b

  • 1 Met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens netgebruikers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:

    • a. de wijze waarop netbeheerders en netgebruikers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de gastransportnetten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van gas over het gastransportnet;

    • b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van gas en de uitwisseling van meetgegevens;

    • c. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening;

    • d. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering geeft aan de hem op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e en g opgedragen taken;

    • e. de regeling van samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken als opgenomen in de artikelen 10 en 10a alsmede het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van gas in buitengewone omstandigheden;

    • f. de gebiedsindeling van de netbeheerders ten behoeve van de uitvoering van de taak, genoemd in artikel 10, zesde lid, waarbij bepaalde gebieden kunnen worden uitgezonderd indien zich in dat gebied een warmtenet als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Warmtewet bevindt of gaat bevinden of indien het een gebied betreft waar een netbeheerder niet op economische voorwaarden een gastransportnet in werking kan hebben, onderhouden of ontwikkelen.

  • 2 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden in ieder geval regels gesteld omtrent:

    • a. de eisen, met inbegrip van veiligheidseisen, waaraan het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties tenminste moet voldoen voor aansluiting van die leidingen en installaties op het gastransportnet van een netbeheerder en de installaties van een verwant bedrijf dat diensten levert die noodzakelijk zijn voor uitvoering van het transport van gas;

    • b. toedeling van de transportcapaciteit, de bepaling van de omvang van de capaciteit voor het transport van gas over een landsgrensoverschrijdend gastransportnet, het toewijzen van de beschikbare capaciteit daarop en de wijze van toewijzen van capaciteit op een landsgrensoverschrijdend gastransportnet die een netgebruiker niet gebruikt, welke wijze kan inhouden het veilen of het op een andere marktconforme methode toewijzen van die capaciteit;

    • c. de door een netbeheerder aan te houden reservecapaciteit beschikbaar voor transport van gas.

  • 2a In de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt in ieder geval vastgelegd dat:

    • a. het transport van gas door het landelijk gastransportnet plaats vindt op basis van een systematiek uitgaande van entry- en exitpunten, waarbij de capaciteit op de entry- en exitpunten door afnemers met een aansluiting op het landelijke gastransportnet en netgebruikers afzonderlijk kan worden gecontracteerd;

    • b. de entry- en exitpunten door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet worden vastgesteld op grond van objectieve, transparante en niet-discriminerende voorwaarden en met inachtneming van de belangen van netgebruikers;

    • c. de vastgestelde exitpunten worden door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet op een voor netgebruikers geschikte wijze gepubliceerd;

    • d. de capaciteit op een exitpunt bij voorrang kan worden gecontracteerd door een afnemer die een aansluiting op het landelijke gastransportnet heeft die is gekoppeld aan het desbetreffende exitpunt.

  • 3 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval regels gesteld omtrent:

    • a. de technische specificaties waaraan de netbeheerder tenminste moet voldoen;

    • b. het binnen een redelijke termijn verhelpen van storingen in het transport van gas

    • c. de klantenservice

    • d. het voorzien in compensatie bij ernstige storingen;

    • e. de betalingsvoorwaarden, die in elk geval inhouden dat een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van geleverde diensten als bedoeld in artikel 12a wordt gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden en dat bij gebreke daarvan de vordering vervalt. Een vordering vervalt niet binnen twee jaren, indien het uitblijven van bedoelde vordering, een onjuiste vordering daaronder begrepen, het rechtstreekse gevolg is van een daartoe gerichte opzettelijke gedraging van de afnemer.

  • 4 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en d, worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot:

    • a. de programmaverantwoordelijkheid;

    • b. de programma’s, bedoeld in artikel 17b, eerste en tweede lid;

    • c. de omgang met afwijkingen van de programma’s;

    • d. de voorwaarden waaronder de programmaverantwoordelijkheid kan worden overgedragen;

    • e. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een ernstige verstoring van het evenwicht van het door hem beheerde gastransportnet voorkomt of herstelt.

Artikel 12c

  • 1 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet of ten minste een derde van het aantal overige netbeheerders kan de gezamenlijke netbeheerders verzoeken met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels een voorstel te doen tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 12a en 12b onder opgave van de redenen die naar zijn oordeel een dergelijke wijziging noodzakelijk maken.

  • 2 Indien naar zijn oordeel wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 12a en 12b noodzakelijk is, zendt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels een ontwerp van het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van netgebruikers.

  • 3 In een voorstel of een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden worden die onderdelen bedoeld in artikel 12a of 12b opgenomen waarvan wijziging wordt verzocht.

Artikel 12d

  • 1 De gezamenlijke netbeheerders voeren overleg met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a, 12b en 12c, eerste lid.

  • 2 In de voorstellen die aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit worden gezonden, geven de gezamenlijke netbeheerders aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.

Artikel 12e

  • 1 De eerste maal na inwerkingtreding van dit artikel zenden de gezamenlijke netbeheerders de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a en 12b, aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit binnen zes kalendermaanden na inwerkingtreding van dit artikel.

  • 2 De gezamenlijke netbeheerders zenden een voorstel met betrekking tot de wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit binnen 12 weken na het tijdstip waarop een verzoek als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, wordt gedaan.

  • 3 De gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt kunnen hun zienswijze op een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit op grond van artikel 12c, tweede lid, aan hen is gezonden.

Artikel 12f

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de tariefstructuren en de voorwaarden vast met inachtneming van:

    • a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 12a, 12b of 12c en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 12d;

    • b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de gasvoorziening;

    • c. het belang van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de gasmarkt;

    • d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers;

    • e. het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders, en

    • f. het belang van het op een objectieve, transparante en niet-discriminatoire wijze in evenwicht houden van het landelijk gastransportnet en op een wijze die de kosten weerspiegelt;

    • g. de in artikel 12 bedoelde regels;

    • h. de verordening.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de voorwaarden niet vast dan nadat hij zich ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen en objectief, evenredig en niet-discriminatoir zijn, alsmede voor zover dat op grond van de notificatierichtlijn noodzakelijk is, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zijn verstreken.

  • 3 Indien een voorstel als bedoeld in artikel 12a, 12b of 12c naar het oordeel van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit in strijd is met het belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d, e of f, met de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h of met de eisen, bedoeld in het tweede lid, draagt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de gezamenlijke netbeheerders op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, bedoeld in het derde lid, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de tariefstructuren of de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, met de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h en met de eisen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12g

  • 1 Nadat de termijn, bedoeld in artikel 12e, derde lid, is verstreken, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de tariefstructuren of de voorwaarden vast met inachtneming van de voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders en van artikel 12f, eerste, tweede en derde lid. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 12e niet binnen de daarbij aangegeven termijn aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is gezonden, stelt deze de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 12f, eerste, tweede en derde lid.

  • 2 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 12e, derde lid, hun zienswijze op een ontwerp van een besluit als bedoeld in dat artikel aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kenbaar maken, stelt deze het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 12f, eerste en tweede lid.

Artikel 12h

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt beleidsregels op met betrekking tot de procedure voor aanvraag van een ontheffing.

  • 3 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de ontheffing. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de voorschriften en opgelegde beperkingen wijzigen.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit trekt de ontheffing in op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing.

  • 5 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de ontheffing intrekken, indien:

    • a. de houder van de ontheffing de aan de ontheffing verbonden voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

    • b. de houder van de ontheffing bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • c. de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, gelet op de belangen bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, en de regels, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen g en h, van oordeel is dat intrekking van de ontheffing noodzakelijk is.

  • 6 Een op grond van dit artikel genomen beschikking wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 12i

  • 1 De tariefstructuren en de voorwaarden treden in werking op een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit te bepalen datum en gelden voor onbepaalde tijd.

  • 2 Van de besluiten betreffende de vaststelling van de tariefstructuren en de voorwaarden alsmede de wijziging daarvan wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3 Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de tariefstructuren en de voorwaarden voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

  • 4 Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als minimumeisen voor de technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie van de installaties en netten, bedoeld in artikel 6 van de richtlijn.

Artikel 13

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties. In de voorwaarden worden in ieder geval regels gesteld omtrent:

    • a. het voorzien van een aansluiting op de LNG-installatie;

    • b. het uitvoeren van LNG-activiteiten ten behoeve van een derde;

    • c. het meten van gegevens betreffende LNG-activiteiten, de uitwisseling van gegevens en de erkenning van meetbedrijven;

    • d. de dienstverlening van LNG-bedrijven aan derden

    • e. de door het LNG-bedrijf te hanteren technische specificaties.

  • 2 Een LNG-bedrijf stelt jaarlijks voor 1 juli de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden vast die het in het volgende kalenderjaar wil hanteren voor het sluiten van overeenkomsten over het verlenen van toegang tot de LNG-installatie, alsmede voor het verrichten van die toegang ondersteunende diensten. De voorwaarden van een LNG-bedrijf zijn redelijk, transparant en niet-discriminatoir.

  • 3 Het LNG-bedrijf zendt de door hem vastgestelde berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden onverwijld ter goedkeuring aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit beslist binnen een termijn van drie maanden na ontvangst omtrent de goedkeuring van de berekeningsmethodiek en de voorwaarden. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit onthoudt zijn goedkeuring aan de berekeningsmethodiek en de voorwaarden als zij naar zijn oordeel niet in overeenstemming zijn met de bij of krachtens het eerste en tweede lid gestelde eisen.

  • 5 Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit niet binnen een termijn, genoemd in het vierde lid, omtrent de goedkeuring heeft beslist, worden zij geacht te zijn goedgekeurd.

  • 6 Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit zijn goedkeuring aan de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden heeft onthouden, stelt het LNG-bedrijf de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden zo spoedig mogelijk opnieuw vast, met inachtneming van de aanwijzingen die de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit hem heeft gegeven in zijn beslissing tot onthouding van goedkeuring, en zendt het de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden wederom onverwijld ter goedkeuring aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit. Het vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 De berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden treden in werking op 1 januari van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben. Indien zij op die datum nog niet zijn goedgekeurd, treden zij in werking op de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking is getreden. In het geval, bedoeld in de vorige volzin, gelden tot de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking treedt, de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden die golden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 8 Het LNG-bedrijf publiceert op een geschikte wijze de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven, de voorwaarden en de tarieven, voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan. Het LNG-bedrijf legt een exemplaar van de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven, de voorwaarden en de tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Paragraaf 2.2a. Meetinrichtingen en meetgegevens

Artikel 13a

[Treedt in werking op 01-01-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13b

[Treedt in werking op 01-01-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13c

[Treedt in werking op 01-01-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13d

[Treedt in werking op 01-01-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13e

[Treedt in werking op 01-01-2015]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13f

Een op afstand uitleesbare meetinrichting, die aan een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, ter beschikking is gesteld tussen 31 december 2005 en het tijdstip waarop de in artikel 13e, eerste lid, bedoelde periode aanvangt, wordt voor 15 jaren, te rekenen vanaf de datum van terbeschikkingstelling aan die afnemer, aangemerkt als een meetinrichting die voldoet aan de krachtens artikel 42a, eerste lid, gestelde eisen.

Artikel 13g

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13h

[Treedt in werking op 01-01-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Paragraaf 2.3. Verrichten van transport van gas

Artikel 14

  • 1 Behoudens artikel 15 is een netbeheerder verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde gastransportnet en van een of meer installaties van het verwante bedrijf ten behoeve van de verzoeker transport van gas en de dat transport ondersteunende diensten te verrichten tegen een tarief alsmede tegen voorwaarden die in overeenstemming zijn met de artikelen 12f of 12g, 81c of 82.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 Een netbeheerder hanteert voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.

  • 5 Een voorwaarde is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud en wijze van totstandkoming van de betrokken voorwaarde.

Artikel 14a

  • 1 Behoudens artikel 15 is een LNG-bedrijf verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen met behulp van de door hem beheerde LNG-installatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, ten behoeve van verzoeker LNG-activiteiten en de die activiteiten ondersteunende diensten uit te voeren. Het aanbod bevat een tarief, berekend op basis van een berekeningsmethodiek die, en tegen voorwaarden die, in overeenstemming zijn met die welke overeenkomstig artikel 13 door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit zijn goedgekeurd.

  • 2 Indien een LNG-bedrijf, een onjuiste toepassing geeft aan de overeenkomstig artikel 13 goedgekeurde berekeningsmethodiek en de voorwaarden, geeft de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit dat bedrijf een bindende aanwijzing met betrekking tot de wijze waarop die berekeningsmethodiek en die voorwaarden behoren te worden toegepast.

  • 3 Een LNG-bedrijf hanteert voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.

Artikel 15

  • 1 Onverminderd artikel 5, eerste lid, van de verordening, kan een netbeheerder, onderscheidenlijk een LNG-bedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, weigeren het transport van gas, LNG-activiteiten of dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten te verrichten indien:

    • a. binnen zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn LNG-installaties onderscheidenlijk de installaties van het verwante bedrijf, geen capaciteit beschikbaar is voor het transport van de desbetreffende hoeveelheid gas onderscheidenlijk de LNG-activiteiten dan wel in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle capaciteit beschikbaar stelt;

    • b. het verrichten van het beoogde transport onderscheidenlijk van die LNG-activiteiten of van de dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten hem of de netbeheerder voor wie hij de LNG-activiteiten uitvoert zou verhinderen zijn in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 bedoelde taken te vervullen of

    • c. de netbeheerder beschikt over een daartoe strekkende ontheffing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, of het bedrijf een aanvraag daartoe heeft ingediend en daarop nog niet is beslist.

  • 2 Een weigering als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed.

Artikel 16

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan op aanvraag de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tijdelijk ontheffing verlenen van de in artikel 14, eerste lid, bedoelde verplichting indien een verzoek om transport is gericht tot die netbeheerder en die netbeheerder of een verwant bedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden in verband met één of meer reeds aangegane overeenkomsten die een verplichting bevatten tot afname van een bepaalde hoeveelheid gas of, bij gebreke daarvan, tot het betalen van een vergoeding ter waarde van die hoeveelheid gas of van een deel daarvan.

  • 2 In een verzoek om ontheffing worden de aard en de omvang van de verwachte moeilijkheden aangegeven, alsmede de inspanningen die de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderscheidenlijk het verwant bedrijf heeft geleverd om die moeilijkheden op te lossen.

  • 3 Bij het beoordelen van de aanvraag houdt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit rekening met artikel 27, eerste lid, tweede alinea, en derde lid, van de richtlijn.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit beslist zo spoedig mogelijk op de aanvraag, doch uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 5 Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een ontheffing als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, stelt hij de Commissie van de Europese Gemeenschappen daarvan onverwijld in kennis, onder overlegging van de daarvoor van belang zijnde gegevens.

  • 6 Indien een definitief besluit van de Commissie als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de richtlijn strekt tot wijziging of intrekking van de ontheffing is de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verplicht daaraan onverwijld gevolg te geven.

  • 7 Van een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 16a

De bevoegde instantie, bedoeld in artikel 5, vierde lid, tweede volzin, van de verordening, is de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel 17

  • 1 De Mededingingswet is mede van toepassing ten aanzien van het verrichten van transport van gas met behulp van een gasproductienet op het continentaal plat.

  • 2 Ten aanzien van het transport van gas, bedoeld in het eerste lid, wordt onder gasproductienet niet verstaan de pijpleidingen die ter plaatse binnen een olie- of gaswinningsproject worden gebruikt.

Artikel 17a

  • 1 Indien een afnemer van leverancier wisselt, voert de netbeheerder die wisseling uit overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 2 In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval regels gesteld over de termijn waarbinnen de wisseling moet zijn uitgevoerd en over de bij een verzoek om wisseling te verstrekken gegevens.

Artikel 17b

  • 1 Degene die gas op het gastransportnet invoedt is tot een virtueel punt op het gastransportnet verantwoordelijk voor het opstellen van een programma, waarin is opgenomen:

    • a. hoeveel gas waar op het gastransportnet wordt ingevoed en

    • b. ten aanzien van hoeveel gas netto op het virtuele punt op het gastransportnet de programmaverantwoordelijkheid overgaat en op wie.

  • 2 Degene die gas aan het gastransportnet onttrekt is vanaf een virtueel punt op het gastransportnet verantwoordelijk voor het opstellen van een programma, waarin is opgenomen:

    • a. ten aanzien van hoeveel gas netto op het virtuele punt op het gastransportnet de programmaverantwoordelijkheid overgaat en van wie en

    • b. hoeveel gas waar aan het gastransportnet wordt onttrokken.

  • 3 Een programmaverantwoordelijke is verantwoordelijk voor een afwijking van zijn programma.

  • 4 Voor de onttrekking van gas door een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, draagt een vergunninghouder programmaverantwoordelijkheid.

  • 5 De programmaverantwoordelijkheid kan worden overgedragen.

  • 6 Een programmaverantwoordelijke stuurt zijn programma naar de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

  • 7 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan, in het belang van de doelmatige uitvoering van zijn wettelijke taken, instructies geven over een ingediend programma.

Paragraaf 2.4. Opslag

Artikel 18

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tweede lid geen toepassing vindt. Deze algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

Artikel 18a

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van de artikelen 18b tot en met 18f. Bij het vaststellen van deze ministeriële regeling wordt rekening gehouden met het belang van het bevorderen van het handelsverkeer en het bevorderen van het doelmatig handelen van gasopslagbedrijven en gebruikers van installaties.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan een gasopslagbedrijf bindende aanwijzingen geven met betrekking tot de indicatieve tarieven en voorwaarden.

Artikel 18b

  • 1 Een gasopslagbedrijf maakt jaarlijks voor 1 juli een indicatie bekend van de tarieven en de voorwaarden die het bedrijf in het volgende kalenderjaar voornemens is te hanteren voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten.

  • 2 Het gasopslagbedrijf voert overleg met representatieve organisaties van netgebruikers over de indicatieve tarieven en voorwaarden.

  • 3 Het gasopslagbedrijf zendt de in het eerste lid bedoelde informatie aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel 18c

  • 1 Een gasopslagbedrijf is verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten met behulp van zijn opslaginstallatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, voor zover het gebruik van die installaties noodzakelijk is voor de opslag of die opslag ondersteunende diensten.

  • 2 Op de grondslag van hetgeen als gevolg van het eerste lid is overeengekomen, worden de opslag van gas en de die opslag ondersteunende diensten verricht.

  • 3 Toepassing van het eerste en het tweede lid geschiedt op voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan op verzoek van één of meer van de bij de onderhandelingen betrokken partijen een termijn stellen waarbinnen de onderhandelingen afgerond moeten zijn.

  • 5 Indien de onderhandelingen binnen de in het vierde lid bedoelde termijn niet tot een overeenkomst hebben geleid, deelt het gasopslagbedrijf binnen twee weken de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit mede welke redenen daaraan ten grondslag liggen.

Artikel 18d

  • 1 Een gasopslagbedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, kan weigeren de opslag van gas en die opslag ondersteunende diensten te verrichten indien:

    • a. binnen zijn opslaginstallatie, onderscheidenlijk de in artikel 18c, eerste lid, bedoelde installaties van het verwante bedrijf, geen capaciteit beschikbaar is voor de opslag van de desbetreffende hoeveelheid gas, dan wel in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle capaciteit beschikbaar stelt;

    • b. het verrichten van de beoogde gasopslag of de ondersteunende diensten hem of een netbeheerder voor wie hij de gasopslag reeds verricht, zou verhinderen zijn in artikel 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 bedoelde taak te vervullen.

  • 2 Een weigering als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed.

Artikel 18e

  • 1 Geschillen met betrekking tot de wijze waarop een gasopslagbedrijf toepassing geeft aan de artikelen 18c en 18d worden, met inachtneming van deze wet, overeenkomstig de procedure, zoals opgenomen in artikel 59 van de Mededingingswet, beslecht door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de door partijen bij het geschil te verstrekken gegevens, alsmede met betrekking tot de termijnen voor de gegevensverstrekking.

  • 3 Indien een geschil betrekking heeft op een voorwaarde of een tarief voor het verrichten van gasopslag of die opslag ondersteunende diensten, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voor een door hem te bepalen termijn die voorwaarde of dat tarief vaststellen.

Artikel 18g

  • 1 Indien dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot gasopslag of die opslag ondersteunende diensten, zijn andere gasopslagbedrijven dan de gasopslagbedrijven, bedoeld in artikel 18, eerste lid, verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over de tarieven en voorwaarden voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten met behulp van hun installaties en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, voor zover het gebruik van die installaties noodzakelijk zijn voor de opslag.

  • 2 De gasopslag en de die opslag ondersteunende diensten worden verricht op grondslag van de tarieven en voorwaarden die op grond van het eerste lid zijn overeengekomen.

  • 3 De tarieven en de voorwaarden die het gasopslagbedrijf hanteert voor gasopslag en die opslag ondersteunende diensten zijn objectief, transparant en niet discriminatoir.

  • 4 Het gasopslagbedrijf publiceert jaarlijks voor 1 oktober op een geschikte wijze een indicatie van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf voornemens is in het volgende kalenderjaar te hanteren voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten.

Paragraaf 2.4a. Ontheffing voor nieuwe gasinfrastructuur

Artikel 18h

  • 1 Onze Minister kan voor grote, nieuwe landsgrensoverschrijdende gastransportnetten, LNG-installaties en opslaginstallaties op verzoek ontheffing verlenen van de paragrafen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5 en de artikelen 80 tot en met 82, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de aanleg van het net of de installatie versterkt de mededinging bij de levering van gas en de leveringszekerheid,

    • b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van het net of de installatie is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend,

    • c. de eigendom van het net of de installatie berust bij een ander dan de beheerder van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie zal worden aangesloten,

    • d. de gebruikers van het net of de installatie wordt een tarief in rekening gebracht, en

    • e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige werking van de interne gasmarkt of de doelmatige werking van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie wordt aangesloten.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van de capaciteit van bestaande netten of installaties en op wijzigingen van de bestaande netten of installaties die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van gasvoorziening bevorderen.

  • 3 De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe net of de gehele nieuwe installatie onderscheidenlijk de aanmerkelijke uitbreiding of wijziging van een bestaand net of een bestaande installatie dan wel op gedeelten daarvan.

  • 4 Op een landsgrensoverschrijdend gastransportnet dat bij de ingebruikname daarvan over een ontheffing als bedoeld in het eerste lid beschikt, is artikel 85 niet van toepassing.

  • 5 Alvorens Onze Minister beslist op een verzoek om een ontheffing brengt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit advies uit. Van het advies wordt uiterlijk tegelijk met de bekendmaking van het besluit op de aanvraag kennis gegeven.

  • 6 Indien sprake is van de aanleg van een landsgrensoverschrijdend gastransportnet, overlegt Onze Minister met de bevoegde instantie in de andere lidstaat of lidstaten van de Europese Unie.

  • 7 Onze Minister kan voorwaarden aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op de termijn waarvoor de ontheffing geldt en de niet-discriminatoire toegang tot het net of de installatie. Hij houdt in ieder geval rekening met de lengte van overeenkomsten, de omvang van de nieuwe capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

  • 8 Onze Minister kan voorschriften aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op het beheer en de toedeling van capaciteit, met dien verstande dat deze voorschriften de uitvoering van overeenkomsten voor een lange termijn niet mogen belemmeren.

  • 9 Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 10 Indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, stelt hij daarvan onverwijld de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis, onder overlegging van alle van belang zijnde gegevens. Deze gegevens omvatten in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a tot en met e, van de richtlijn.

  • 11 Indien een definitief besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn strekt tot wijzing of intrekking van de ontheffing, geeft Onze Minister daaraan onverwijld gevolg.

  • 12 Een besluit als bedoeld in het eerste lid treedt niet in werking voordat de termijn, bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de richtlijn, waarbinnen de Commissie van de Europese Gemeenschappen een verzoek tot wijziging of intrekking kan doen, is verstreken. Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen binnen de termijn, genoemd in de vorige volzin, een verzoek tot wijziging of intrekking heeft gedaan en aan dit verzoek binnen de in artikel 22, vierde lid, van de richtlijn genoemde termijn geen gevolg is gegeven, treedt het besluit niet in werking voordat de Commissie van de Europese Gemeenschappen een definitief besluit als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn heeft genomen.

  • 13 Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant. Van een beslissing bedoeld in het tiende lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Paragraaf 2.5. Geschillenbeslechting

Artikel 19

  • 1 Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder of een LNG-bedrijf over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit indienen.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst ervan. Deze termijn kan met twee maanden worden verlengd als de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit om aanvullende gegevens verzoekt. Met instemming van de klager is verdere verlenging mogelijk.

  • 3 De beslissing van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is bindend.

  • 4 Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.

Artikel 20

In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in artikel 19, als de netbeheerder of het LNG-bedrijf waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van een andere lidstaat van de Europese Unie valt.

Hoofdstuk 3. Voorwaarden wijze van gegevensverwerking

Artikel 21

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot een of meer voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, waaronder in ieder geval regels over de verantwoording in de toelichting op de jaarrekening over het voldoen aan de voorwaarden die krachtens dit hoofdstuk zijn vastgesteld.

Artikel 22

  • 1 Met inachtneming van de krachtens artikel 21 vastgestelde regels zendt een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten van gas aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens elkaar en afnemers in het kader van administratieve processen te hanteren voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop de met die administratieve processen samenhangende gegevens worden vastgelegd, uitgewisseld of gebruikt of met betrekking tot de wijze waarop en de termijn waarbinnen die gegevens worden bewaard, waaronder in ieder geval voorwaarden die bepalen dat:

    • a. bij een wisseling van leverancier, de beoogde leverancier, en

    • b. bij een verhuizing, de leverancier van de afnemer

    verantwoordelijk is voor het verzamelen van de meetgegevens van de afnemer.

  • 2 Ondernemingen die een voorstel doen, voeren overleg over dit voorstel met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt.

  • 3 In het voorstel dat aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit wordt gezonden, geven de ondernemingen aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het tweede lid, naar voren hebben gebracht.

Artikel 23

De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de voorwaarden vast met inachtneming van:

Artikel 24

  • 1 Na ontvangst van een voorstel als bedoeld in artikel 22, eerste lid, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ondernemingen die het voorstel hebben ingediend, opdragen binnen vier weken en met inachtneming van zijn bevindingen, waaronder zijn bevindingen omtrent de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, de regels, bedoeld in artikel 21, of het bepaalde, bedoeld in artikel 12f, tweede lid, het voorstel te wijzigen. Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit van deze bevoegdheid gebruik maakt is artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de ondernemingen, bedoeld in het eerste lid, niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, met artikel 12f, tweede lid, of met de regels, bedoeld in artikel 21.

Artikel 25

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan uit eigen beweging een ontwerp van een besluit maken tot wijziging van de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, of kan een representatief deel van de in artikel 22, eerste lid, bedoelde ondernemingen opdragen een daartoe strekkend voorstel voor te bereiden en aan haar toe te zenden.

  • 2 Ondernemingen als bedoeld in artikel 22, eerste lid, en de representatieve organisaties, bedoeld in artikel 22, tweede lid, kunnen hun zienswijze op een dergelijk ontwerp van een besluit aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit is bekendgemaakt.

  • 3 Indien de in het tweede lid bedoelde ondernemingen en representatieve organisaties niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn hun zienswijze op het ontwerp van het besluit kenbaar maken, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit het besluit vast met inachtneming van de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, met artikel 12f, tweede lid, en met de regels, bedoeld in artikel 21.

  • 4 Indien de ondernemingen, bedoeld in het eerste lid, niet binnen twaalf weken na toezending van de in het eerste lid bedoelde opdracht, een voorstel aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit zenden, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de voorwaarden vast met inachtneming van de belangen, bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, met artikel 12f, tweede lid, en met de regels, bedoeld in artikel 21.

Artikel 26

Ten aanzien van de overeenkomstig dit hoofdstuk door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vastgestelde voorwaarden zijn de artikelen 12h en 12i, eerste tot en met derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27

  • 1 De door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit op basis van artikel 12b, eerste lid, op 6 maart 2007 vastgestelde informatiecode (Stcrt. 2007, 49) wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen aangemerkt als voorwaarden die overeenkomstig dit hoofdstuk zijn vastgesteld.

  • 2 Uiterlijk 12 weken na inwerkingtreding van dit hoofdstuk ontvangt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel als bedoeld in artikel 22, eerste lid, dat tot doel heeft de in het eerste lid bedoelde informatiecode uit te breiden tot voorwaarden voor alle soorten ondernemingen, genoemd in artikel 22, eerste lid.

Hoofdstuk 4. Boekhouding, informatieverstrekking en geheimhouding

Paragraaf 4.1. Boekhouding

Artikel 32

  • 1 Een gasbedrijf is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor onderscheidenlijk

    • a. het transport van gas met behulp van de hogedrukleidingen en -installaties van het door hem beheerde gastransportnet,

    • b. het transport van gas met behulp van een door hem beheerd gastransportnet, voor zover niet vallend onder a,

    • c. de opslag van gas, en

    • d. LNG-activiteiten.

  • 2 Indien het gasbedrijf andere, al dan niet met gas verband houdende, activiteiten verricht dan de in het eerste lid genoemde, wordt daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding gevoerd.

  • 3 De afzonderlijke boekhouding bevat:

    • a. een balans en een winst- en verliesrekening;

    • b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en de lasten en baten aan activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid,

    • c. een specificatie van de inkomsten verkregen uit de eigendom van het door hem beheerde gastransportnet, en

    • d. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving.

  • 4 Het gasbedrijf geeft in de boekhouding aan welke methoden en criteria bij het opstellen daarvan zijn gehanteerd.

  • 5 Het toerekenen van kosten aan activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid geschiedt in overeenstemming met het gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

  • 6 Wijzigingen in de in het derde lid bedoelde regels voor de afschrijving worden met redenen omkleed in de boekhouding vermeld.

  • 7 In de toelichting op de jaarrekening wordt elk verwant bedrijf waarmee een gasbedrijf een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van € 4 500 000 te boven gaat, vermeld. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten vermeld.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteiten.

  • 9 Het eerste tot en met het achtste lid zijn niet van toepassing op gasbedrijven die uitsluitend

    • a. gas winnen uit biomassa of uit andere niet-fossiele bronnen en de hoeveelheid gewonnen gas per jaar niet meer bedraagt dan 10 000 000 m3 of

    • b. anders dan bedrijfsmatig gas leveren overeenkomstig de in artikel 43, tweede lid, onderdeel b, bedoelde regels.

  • 10 Indien een gasbedrijf niet reeds uit hoofde van een wettelijke verplichting zijn jaarrekening of een daarmee overeenkomend financieel overzicht openbaar maakt, legt het zijn jaarrekening of dat overzicht voor een ieder ter inzage op het kantoor van zijn hoofdvestiging.

  • 11 Een netbeheerder publiceert jaarlijks op geschikte wijze een verslag van de afzonderlijke boekhouding, bedoeld in het derde lid, en de gegevens waaruit blijkt dat de netbeheerder voldoet aan de regels omtrent een goed financieel beheer, bedoeld in artikel 10e, eerste lid.

Paragraaf 4.2. Informatieverstrekking en geheimhouding

Artikel 34

  • 1 Onze Minister kan verlangen dat een gasbedrijf, een gas- of elektriciteitsbeurs, een netgebruiker of een afnemer hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk hem gegevens en inlichtingen verstrekt, die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem in deze wet of de verordening opgedragen taken en voor het opstellen van het in artikel 52 bedoelde energierapport.

  • 2 Degene aan wie een verzoek is gedaan inzage te geven in gegevens en bescheiden onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister te stellen redelijke termijn alle medewerking te verlenen die hij redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3 Onze Minister gebruikt bescheiden, gegevens of inlichtingen over het gasbedrijf, een gas- of elektriciteitsbeurs, een netgebruiker of een afnemer, welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken op grond van deze wet of de verordening, uitsluitend voor de uitvoering van deze wet of de verordening.

  • 4 Indien Onze Minister op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.

  • 5 In afwijking van het derde lid is Onze Minister bevoegd bescheiden, gegevens of inlichtingen, bedoeld in het derde lid, te verstrekken aan:

    • a. een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van de regels op het gebied van gas, voor zover die bescheiden, gegevens en inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling;

    • b. een bestuursorgaan dat op grond van deze wet of van een andere wettelijke regeling dan deze wet is belast met taken die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op het gebied van gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van dat bestuursorgaan.

  • 6 Op basis van het vijfde lid kunnen uitsluitend bescheiden, gegevens of inlichtingen worden verstrekt indien:

    • a. de geheimhouding van de bescheiden, gegevens of inlichtingen in voldoende mate is gewaarborgd, en

    • b. voldoende is gewaarborgd dat de bescheiden, gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Artikel 35

Artikel 34 is van overeenkomstige toepassing op de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, voor zover hij inlichtingen en gegevens nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken op grond van deze wet of de verordening, met dien verstande dat hij de door hem verkregen inlichtingen en gegevens ook kan gebruiken in verband met de toepassing van de Mededingingswet, de artikelen 4.4 en 4.5 van de Wet handhaving consumentenbescherming en de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 35a

  • 1 Een netbeheerder houdt een registratie bij van kwaliteitsindicatoren betreffende het transport van gas.

  • 2 De netbeheerder zendt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voor 1 maart van elk jaar een afschrift van de registratie van het voorafgaande jaar tezamen met een rapportage waarin de wijzigingen ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar en de afwijkingen ten opzichte van het kwaliteitsniveau, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a, dat de netbeheerder nastreeft, zijn toegelicht. De netbeheerder maakt eveneens voor het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, de rapportage op een geschikte wijze openbaar.

  • 3 De netbeheerder bewaart de registratiegegevens ten minste tien jaar.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan onderzoek doen naar de deugdelijkheid van de registratie, in het bijzonder doch niet uitsluitend door in het gastransportnet van de desbetreffende netbeheerder metingen te verrichten of te doen verrichten. De netbeheerder gedoogt dat de metingen in zijn net worden verricht.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de inhoud van de registratie en de wijze van registreren;

    • b. de kwaliteitsindicatoren die in de registratie zijn opgenomen;

    • c. de rapportage.

  • 6 De in het vijfde lid bedoelde ministeriële regeling kan, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, mede inhouden dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel uitvoering geeft aan de verplichting tot registratie.

Artikel 35b

  • 1 De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit:

    • a. een overzicht van de door hem gesloten overeenkomsten met betrekking tot het verrichten van diensten ten behoeve van het netbeheer, vergezeld van afschriften van die overeenkomsten, voorzover de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit daarover niet reeds beschikt,

    • b. een overzicht van het aantal personen dat bij de netbeheerder werkzaam is ter uitvoering van de in artikelen 10, 42 en hoofdstuk 2 genoemde taken,

    • c. een overzicht van in het afgelopen jaar gerealiseerde investeringen in het gastransportnet,

    • d. een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn, en

    • e. een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent het in onderdeel d bedoelde overzicht.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overzichten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.

Artikel 35c

De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, draagt er zorg voor dat de afnemers die op zijn gastransportnet zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.

Artikel 35d

  • 1 Een netbeheerder voorziet in een transparante, eenvoudige en goedkope procedure voor de behandeling van klachten van afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, over het netbeheer.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er voorts in dat:

    • a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,

    • b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en

    • c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.

Artikel 35e

  • 1 Een netbeheerder draagt er, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, zorg voor dat onderbrekingen in het transport van gas en waarnemingen van gaslucht door afnemers op een eenvoudige wijze gemeld kunnen worden en maakt aan afnemers bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.

  • 2 Een netbeheerder registreert, al dan niet samen met andere netbeheerders, van de gemelde onderbrekingen en waarnemingen, de datum en het tijdstip en, met betrekking tot onderbrekingen, het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.

  • 3 Een netbeheerder maakt de actuele stand van zaken betreffende de geregistreerde onderbrekingen en waarnemingen in zijn net op geschikte wijze openbaar en vermeldt daarbij de datum en het tijdstip en, met betrekking tot onderbrekingen, het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.

Artikel 37

  • 1 Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf dat bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2 Indien een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.

  • 3 Een netbeheerder maakt bij de aankoop of de verkoop van gas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens van anderen die hij heeft verkregen bij onderhandelingen over transport of bij het verrichten van transport.

  • 4 Een netbeheerder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, uitsluitend voor het uitvoeren van zijn taken op grond van deze wet, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de vergunninghouder innen van de vergoeding voor het leveren van gas.

Artikel 38

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is de bevoegde instantie als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de verordening. Hij keurt, overeenkomstig artikel 6, vierde lid, van de verordening de relevante punten van het landelijk gastransportnet, goed.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is de bevoegde instantie die overeenkomstig artikel 6, vijfde lid, van de verordening beslist op een verzoek van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tot beperking van de publicatie van de in dat artikel bedoelde informatie.

  • 3 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet niet in staat is de informatie te publiceren in overeenstemming met de verordening stelt hij na overleg met de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een actieplan vast voor de uitvoering.

Artikel 38a

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet geeft de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kennis van de overeenkomsten en procedures, bedoeld in artikel 8 van de verordening.

Artikel 38b

Onze Minister en de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verstrekken de Commissie van de Europese Gemeenschappen desgevraagd overeenkomstig artikel 11 van de verordening alle voor de toepassing van artikel 9 van de verordening noodzakelijke informatie.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Paragraaf 5.1. Aanleg infrastructuur in grote nieuwe bouwlocaties

Artikel 39

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot daarbij aan te wijzen gebieden regels worden gesteld over de wijze waarop, gelet op het belang van een betrouwbaar, duurzaam en doelmatig functionerende energiehuishouding, een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de aanleg van een gastransportnet en de aanleg van leidingen voor het transport van elektriciteit of warmte.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een gastransportnet slechts wordt aangelegd als resultaat van een openbare procedure waarin gegadigden op een te plaatsen opdracht kunnen inschrijven met een aanbieding voor de aanleg van een gastransportnet of van leidingen voor het transport van elektriciteit of warmte.

Artikel 39a

Een gastransportnet dat door een netbeheerder in het kader van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in artikel 10, in werking wordt gehouden, onderhouden of ontwikkeld, wordt voor de toepassing van de Belemmeringenwet Verordeningen en de Belemmeringenwet Privaatrecht aangemerkt als openbaar werk van algemeen nut.

Paragraaf 5.1a. Coördinatie van de aanleg of uitbreiding van gasinfrastructuur

Artikel 39b

  • 1 De procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening, is van toepassing op:

    • a. een uitbreiding van het landelijk gastransportnet, voor zover het betreft de van dat net deel uitmakende leidingen met een druk van ten minste 40 bar en een diameter van ten minste 45,7 centimeter, met inbegrip van de aansluitingen op die leidingen;

    • b. de aanleg of uitbreiding van een landsgrensoverschrijdend gastransportnet als bedoeld in artikel 18h, met inbegrip van de aansluitingen op zo’n net;

    • c. de aanleg of uitbreiding van een LNG-installatie met een capaciteit van ten minste 4 miljard m3, met inbegrip van de aansluiting van de installatie op een net.

  • 2 Een gasbedrijf meldt een voornemen tot aanleg of uitbreiding van een net of installatie als bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk schriftelijk aan Onze Minister. Bij ministeriële regeling kan voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens een formulier worden vastgesteld.

  • 3 Indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een net of een deel daarvan of een installatie als bedoeld in het eerste lid, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van dat net of die installatie benodigde besluiten, redelijkerwijze niet valt te verwachten dat toepassing van de procedure, bedoeld in het eerste lid, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, kan Onze Minister bepalen dat:

Artikel 39c

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.28, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening treden, in afwijking van dat artikellid, Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gezamenlijk in de plaats van burgemeester en wethouders ten aanzien van de bevoegdheden en verplichtingen, bedoeld in dat artikellid.

Artikel 39d

Paragraaf 5.1a*. De doorwerking van de aanleg van nieuwe infrastructuur in de tarieven

Artikel 39e

De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verrekent de kosten van een investering waarvoor op grond van artikel 3.28 of artikel 3.29 van de Wet ruimtelijke ordening een inpassingsplan is vastgesteld of projectbesluit is genomen, in de tarieven indien en voor zover de kosten doelmatig zijn.

Artikel 39f

  • 1 Een netbeheerder meldt een voornemen tot investeren in de aanleg of uitbreiding van het net, waarop de procedures, bedoeld in artikel 3.28 of artikel 3.29 van de Wet ruimtelijke ordening, niet van toepassing zijn, zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit of, indien het de netbeheerder van het landelijk gastransportnet betreft, eveneens aan Onze Minister. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de melding.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit besluit binnen 13 weken nadat de melding is gedaan, of een investering als bedoeld in het eerste lid, van een netbeheerder niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet noodzakelijk is.

  • 3 Onze Minister besluit of een investering als bedoeld in het eerste lid van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet noodzakelijk is, gelet op het belang van een duurzame, betrouwbare en efficiënte energievoorziening. Alvorens Onze Minister besluit, brengt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit binnen vier weken nadat de melding is gedaan advies uit over het te nemen besluit. Indien de investering niet is opgenomen in een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt Onze Minister het besluit niet eerder vast, dan na twee weken nadat het ontwerp daarvan en het betrekkelijke advies aan beide kamers der Staten-Generaal zijn overlegd.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verrekent de kosten van een investering waarvan de noodzaak is vastgesteld op grond van het tweede of het derde lid, in de tarieven voor zover de kosten doelmatig zijn.

Artikel 39g

[Treedt in werking op 08-02-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Paragraaf 5.2. Energiebesparing en bevordering van duurzame energie en van veiligheid

Artikel 40

  • 1 Een gasbedrijf dat gas levert aan eindafnemers heeft tot taak, mede gelet op het belang van bescherming van het milieu, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de richtlijn, te bevorderen dat gas door hemzelf en door afnemers op een doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt gebruikt.

  • 2 Ieder gasbedrijf dat per jaar meer dan 10 000 000 m3 gas aan eindafnemers levert, meldt eenmaal in elke twee jaar vóór 1 maart aan Onze Minister op welke wijze hij in de twee jaar voorafgaande aan het jaar, waarin de melding wordt verricht, uitvoering heeft gegeven aan zijn taak, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Bij het opstellen van de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in artikel 12a of 12b en bij het sluiten van overeenkomsten voor het verrichten van transport van gas en dat transport ondersteunende diensten neemt de netbeheerder het belang van een duurzame, doelmatige en milieuhygiënische energievoorziening in acht.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de invulling van de taak, bedoeld in het eerste lid, en worden criteria gegeven waaraan de uitvoering van die taak door het gasbedrijf zal worden getoetst.

Artikel 42

De netbeheerder die de aansluiting verzorgt bij afnemers heeft in het kader van het transport van gas naar die afnemers tot taak het bevorderen van de veiligheid bij het gebruik van toestellen en installaties die gas verbruiken.

Paragraaf 5.2a. Meetinrichtingeisen, facturering en informatieverstrekking

[Treedt in werking op 01-01-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Paragraaf 5.3. Leveringszekerheid, energierapport en monitoring

Artikel 43

  • 1 Het is verboden zonder vergunning gas te leveren aan afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale capaciteit van ten hoogste 40 m3(n) per uur.

  • 2 Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van gas:

    • a. door een buiten Nederland gevestigde leverancier van gas aan ten hoogste 500 afnemers, als bedoeld in het eerste lid, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens of

    • b. indien het gas anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels;

    • c. indien het gas wordt geleverd in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52c.

Artikel 44

  • 1 Een houder van een vergunning heeft de plicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van gas aan iedere in artikel 43, eerste lid, bedoelde afnemer die daarom verzoekt. De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens artikel 52b. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep en bedrijf. Artikel 14, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Een houder van een vergunning verschaft de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit ieder jaar en vier weken voor de wijziging van de tarieven een opgave van de tarieven die hij berekent en de voorwaarden die hij gebruikt bij de levering van gas aan de in artikel 43, eerste lid, bedoelde afnemers.

  • 3 Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit van oordeel is dat de tarieven die houders van een vergunning berekenen onredelijk zijn, omdat daarin de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering, die mede inhoudt de inkoop van gas, in onvoldoende mate leiden tot kostenverlaging, kan hij een tarief vaststellen dat leveranciers ten hoogste mogen berekenen voor de levering van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43.

  • 4 Na de vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het derde lid, worden de tarieven voor de levering van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43 die hoger zijn dan dat maximumtarief, van rechtswege gesteld op dat maximumtarief.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de bepaling of de tarieven, bedoeld in het tweede lid, onredelijk zijn en tot vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het derde lid. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 6 Het tweede tot en met het zesde lid vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 7 Een netbeheerder en een vergunninghouder voeren een beleid, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, in het bijzonder in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.

  • 8 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het beëindigen van de levering van gas aan een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting van dergelijke afnemers zoveel mogelijk te voorkomen. Deze regels houden in ieder geval in dat een afnemer niet wordt afgesloten in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar, behoudens in gevallen die in de regeling zijn aangegeven.

  • 9 De in het achtste lid bedoelde preventieve maatregelen kunnen tevens inhouden dat in daarbij omschreven gevallen met in die regeling aangeduide instanties overleg wordt gepleegd alsmede dat in die gevallen aan de desbetreffende instantie in die regeling omschreven gegevens omtrent de afnemer worden verstrekt.

  • 10 De ministeriële regeling, bedoeld in het achtste lid, wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de gezamenlijke netbeheerders en de vergunninghouders alsmede de consumentenorganisaties in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze te geven over de inhoud van de regeling.

Artikel 44a

[Treedt in werking op 01-08-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 44b

[Treedt in werking op 01-08-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 45

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij:

    • a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;

    • b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in dit hoofdstuk na te komen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 46

  • 1 Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning.

  • 2 Onze Minister kan de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen wijzigen.

  • 3 Een vergunning kan slechts worden overgedragen aan een andere houder van een vergunning met toestemming van Onze Minister.

  • 4 Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in het derde lid.

Artikel 47

  • 1 Onze Minister kan een vergunning intrekken, indien:

    • a. de houder van de vergunning dit verzoekt;

    • b. de houder van de vergunning in onvoldoende mate voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 44;

    • c. de houder van de vergunning de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

    • d. de houder van de vergunning bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • e. de houder van de vergunning naar het oordeel van Onze Minister om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen;

    • f. de houder van de vergunning de voorschriften bij of krachtens artikel 52b niet nakomt.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van een vergunning.

Artikel 50

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 51

  • 1 Een netbeheerder stelt iedere vijf jaar een calamiteitenplan vast en zendt dit ter goedkeuring aan Onze Minister.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan het calamiteitenplan.

  • 3 Onze Minister beoordeelt of het calamiteitenplan voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, en kan de netbeheerder verzoeken het calamiteitenplan aan te passen.

Artikel 52

Het in artikel 2 van de Elektriciteitswet 1998 bedoelde energierapport geeft mede richting aan van rijkswege te nemen beslissingen in de periode, bedoeld in dat artikel, voor zover daarbij het belang van het betrouwbaar, duurzaam en doelmatig functioneren van de gasvoorziening in beschouwing moet of kan worden genomen. Het energierapport bevat tevens een prognose betreffende het nationaal en internationaal gasreservebeleid voor een periode van 50 jaar.

Artikel 52a

  • 1 Onze Minister verzamelt, analyseert en bewerkt systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de leverings- en voorzieningzekerheid, in het bijzonder met betrekking tot:

    • a. het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt,

    • b. het niveau van de verwachte toekomstige vraag en de beschikbare voorraden,

    • c. de extra capaciteit aan geplande of in aanbouw zijnde infrastructuur,

    • d. de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten,

    • e. de maatregelen in geval van piekbelasting of het in gebreke blijven van een of meerdere leveranciers,

    • f. het concurrentie-effect van maatregelen die zijn genomen in het kader van de voorzieningszekerheid,

    • g. de opslagcapaciteiten,

    • h. langlopende gasleveringscontracten,

    • i. de liquiditeit van de gasmarkt, en

    • j. de regelgevingskaders die moeten voorzien in adequate stimulerende maatregelen voor nieuwe investeringen in exploratie en productie, opslag, LNG en transport van gas.

  • 2 Onze Minister publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli op geschikte wijze een verslag van zijn bevindingen die het verzamelen, analyseren en bewerken van de inlichtingen en gegevens over de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, heeft opgeleverd, alsmede van de getroffen of voorgenomen maatregelen met betrekking tot die onderwerpen. Hij zendt het verslag onverwijld naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen en doet mededeling ervan in de Staatscourant, onder vermelding van de wijze waarop het verslag kan worden geraadpleegd.

  • 3 Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent:

    • a. de gegevens en inlichtingen waarvan Onze Minister kan verlangen dat zij hem worden verstrekt,

    • b. degenen van wie Onze Minister, onverminderd artikel 34, kan verlangen dat zij hem gegevens en inlichtingen verstrekken, en

    • c. de termijn waarbinnen, de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt.

Paragraaf 5.3a. Consumentenbescherming

Artikel 52b

  • 1 De voorwaarden, verbonden aan een leverings- of transportovereenkomst met een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.

  • 2 Leveranciers en netbeheerders zorgen ervoor dat afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, te allen tijde transparante informatie kunnen krijgen over de geldende tarieven en voorwaarden voor levering en transport van gas.

  • 3 Het is verboden voor de houder van een vergunning om op zodanige wijze afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, te benaderen dat onduidelijkheid bestaat over het feit dat een contract is afgesloten, de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van het contract, het bestaan van een recht op opzegging en de voorwaarden van opzegging.

  • 4 Een contract, gesloten in strijd met het bepaalde bij of krachtens dit artikel is vernietigbaar.

  • 5 Een leverancier biedt een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, ten minste een overeenkomst voor de levering van gas voor een onbepaalde duur aan.

  • 6 Indien de afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur, wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde duur.

  • 7 Een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, kan elke overeenkomst tot levering van gas beëindigen met inachtneming van een termijn van dertig dagen.

  • 8 Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de afnemer een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen.

  • 9 Bij ministeriële regeling worden ter implementatie van de richtlijn nadere regels gesteld over bescherming van afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.

Artikel 52c

  • 1 Van de artikelen 17b, vierde lid, 44 en 52b, tweede, derde en achtste tot en met twaalfde lid, kan worden afgeweken indien er sprake is van een overeenkomst tot levering van gas aan een groep afnemers, waarbij:

    • a. de meerderheid van deze afnemers rechtspersoon is of handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

    • b. alle afnemers in de overeenkomst vertegenwoordigd worden;

    • c. deze vertegenwoordiger er zorg voor draagt dat hij ten aanzien van alle aansluitingen met een capaciteit kleiner dan of gelijk aan 40 m3(n) per uur over toestemming tot vertegenwoordiging in het kader van de overeenkomst beschikt.

Artikel 52ca

  • 1 Leveranciers zijn verplicht om aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, naast eventuele andere vrije contractvormen, levering volgens een modelcontract aan te bieden.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt het modelcontract vast, na consultatie van organisaties van leveranciers, netbeheerders en afnemers.

Artikel 52d

  • 1 De leverancier voorziet in een transparante, eenvoudige en goedkope procedure voor de behandeling van klachten van afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, over de levering.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er voorts in dat:

    • a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,

    • b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en

    • c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.

  • 3 Indien een leverancier van een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, een klacht of vraag ontvangt over het netbeheer, zendt de leverancier deze onverwijld door naar de netbeheerder op wie de klacht of vraag betrekking heeft, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de klager of de vrager.

Paragraaf 5.4. Planmatig beheer van gasvoorkomens

Artikel 53

Onze Minister wijst voor de in deze paragraaf omschreven taken een rechtspersoon aan.

Artikel 54

  • 1 In het belang van het planmatig beheer van voorkomens van gas, ter verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van deze natuurlijke hulpbron, verricht de op grond van artikel 53 aangewezen rechtspersoon de volgende taken:

    • a. het zorg dragen voor de afname van gas dat wordt gewonnen in het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, op een wijze die ook mogelijk maakt het winnen van gas in andere gebieden binnen Nederland en het in artikel 17 bedoelde gebied in het planmatig beheer te betrekken;

    • b. het op verzoek van houders van een andere Nederlandse winningsvergunning dan bedoeld in onderdeel a, dan wel van degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten inzake het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, zorg dragen voor de afname van gas dat wordt gewonnen in het gebied waarop de winningsvergunning betrekking heeft, onder redelijke voorwaarden en tegen betaling van een op marktconforme grondslag bepaalde vergoeding;

    • c. het jaarlijks aan Onze Minister overleggen van een overzicht waarin ten aanzien van de eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de taken, bedoeld in de onderdelen a en b, onder vermelding van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheidingen.

  • 2 Onze Minister kan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon tijdelijk ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onder b, bedoelde verplichting, indien deze rechtspersoon door naleving van die verplichting ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden.

  • 3 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet op grond van artikel 54a, derde lid, geen uitvoering geeft aan artikel 54a, eerste lid, dan vervalt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 54a

  • 1 Onverminderd de artikelen 10 en 10a heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, in het belang van het planmatig beheer van voorkomens van gas, ter verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van deze natuurlijke hulpbron tot taak zorg te dragen voor de inname en het transport van gas uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal plat.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak moet investeren in de aanleg of uitbreiding van het net dan meldt hij dit voornemen aan Onze Minister. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de melding.

  • 3 Onze Minister besluit binnen 13 weken nadat de melding is gedaan, of een investering als bedoeld in het eerste lid, van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet noodzakelijk is, gelet op het belang, bedoeld in het eerste lid. Indien Onze Minister besluit dat de investering niet noodzakelijk is, wordt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geacht te zijn ontheven van de in het eerste lid bedoelde taak voor dat voorkomen.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verrekent de kosten van een investering waarvan de noodzaak is vastgesteld op grond van het derde lid, in de tarieven voor zover de kosten doelmatig zijn.

  • 5 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet overlegt jaarlijks aan Onze Minister een overzicht, waarin ten aanzien van de eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder vermelding van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheiden.

Artikel 54b

  • 1 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan, ten einde te waarborgen dat hij de taken, bedoeld in artikel 54a, zo doelmatig mogelijk kan uitvoeren, voorwaarden stellen aan de wijze waarop het gas van de houders van Nederlandse winningsvergunningen dan wel degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten inzake het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, wordt ingenomen.

  • 2 Gasbedrijven, netgebruikers en afnemers verstrekken de netbeheerder van het landelijk gastransportnet desgevraagd tijdig voldoende inlichtingen en gegevens om te waarborgen dat hij de taken, bedoeld in het eerste lid kan uitvoeren.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden en de in het tweede lid genoemde gegevens en inlichtingen.

Artikel 55

  • 1 Onze Minister stelt tenminste eenmaal in de vijf jaar vast van welke hoeveelheid gas, dat wordt gewonnen uit het Groningen veld op basis van de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, de op grond van artikel 53 aangewezen rechtspersoon uit mag gaan bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen a en b. Bij iedere vaststelling geeft Onze Minister aan welke hoeveelheid de komende tien jaar ten hoogste gemiddeld per jaar mag worden gewonnen. De vaststelling maakt onderdeel uit van de voorschriften aan de houder van bovengenoemde winningsvergunning als bedoeld in artikel 36, tweede en derde lid, van de Mijnbouwwet.

  • 2 Onze Minister kan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon aanwijzingen geven in het belang van een goede vervulling van de in artikel 54, eerste lid, bedoelde taken.

  • 3 Onze Minister kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aanwijzingen geven in het belang van een goede vervulling van de in artikel 54a, eerste lid, bedoelde taken.

  • 4 Een aanwijzing als bedoeld in het tweede en derde lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 56

  • 1 De op grond van artikel 53 aangewezen rechtspersoon verstrekt Onze Minister alle inlichtingen die hij nodig heeft voor de toepassing van artikel 54, tweede lid, en artikel 55. Die inlichtingen omvatten in ieder geval de voorwaarden en de vergoeding die deze rechtspersoon hanteert voor de afname van gas als bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder b, alsmede wijzigingen daarin.

Artikel 57

  • 1 Onze Minister kan, ingeval de op grond van artikel 53 aangewezen rechtspersoon nalaat een van haar taken, bedoeld in artikel 54, eerste lid, te vervullen, of een aanwijzing van Onze Minister als bedoeld in artikel 55, tweede lid, niet opvolgt, een last onder dwangsom opleggen.

  • 2 Onze Minister kan, ingeval de netbeheerder van het landelijk gastransportnet nalaat een van haar taken, bedoeld in artikel 54a, eerste lid, te vervullen, of een aanwijzing van Onze Minister als bedoeld in artikel 55, derde lid, niet opvolgt, een last onder dwangsom opleggen.

Paragraaf 5.5. Toezicht

Artikel 59

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is belast met taken ter uitvoering van deze wet en de verordening, alsmede met het toezicht op de naleving van deze wet en de verordening, met uitzondering van paragraaf 1.2 en van de artikelen 35a, 51, 54 tot en met 57, 72 en 73 van de wet.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van paragraaf 1.2 en van de artikelen 35a, 51, 54 tot en met 57, 72 en 73, en van de verordening zijn belast de bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit aangewezen ambtenaren van de Nederlandse mededingingsautoriteit. Het toezicht op de naleving van de artikelen 14 tot en met 16 en artikel 18h, voor zover het betreft landsgrensoverschrijdende transporten, wordt uitgeoefend in overleg met de bevoegde instantie van de andere betrokken lidstaat of lidstaten van de Europese Unie.

  • 4 Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 60

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en van de verordening. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.

Paragraaf 5.5a. Last onder dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel 60ac

  • 2 Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat, gelet op het voorschrift waarop de overtreding betrekking heeft, geeft de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 60, tweede lid, alvorens een last onder dwangsom op te leggen.

  • 3 Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 4 De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 5 Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vaststelt dat een overtreding als bedoeld in het eerste lid is begaan, doet hij daarvan een rapport opmaken.

Artikel 60ad

Artikel 60aj

  • 1 Een beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 2 Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 60al

Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot invordering van de bestuurlijke boete.

Paragraaf 5.6. Beroep

Artikel 61

  • 1 Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering van een besluit op grond van de artikel 16 en 60ad, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.

  • 3 Voor zover een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit genomen besluit, genomen op grond van de artikelen 12f, 12g, 23, 24, tweede lid, 25, derde en vierde lid, 81, 81c en 82 aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.

  • 4 Een representatieve organisatie van netgebruikers op de gasmarkt wordt geacht belanghebbende te zijn bij besluiten genomen op grond van deze wet.

Paragraaf 5.7. Uitzondering verordeningsbevoegdheid

Artikel 62

Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het transporteren en het leveren van gas in het belang van de energievoorziening aan regels te binden.

Paragraaf 5.8. Nadere regelgeving ter uitvoering van EG-besluiten

Artikel 63

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van een besluit op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden die door een gasbedrijf in het belang van de veiligheid en de doelmatigheid worden gesteld voor het leveren van gas of voor het aansluiten van toestellen of installaties die gas verbruiken, en de toepassing van zodanige voorwaarden.

Paragraaf 5.9. Bijdragen

Artikel 64

  • 1 Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2a, een instemming als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van een aanwijzing als bedoeld in artikel 5, een ontheffing als bedoeld in artikel 16 of artikel 18h of van een vergunning als bedoeld in artikel 43, welke vergoeding verschuldigd is voor ten hoogste de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de instemming, de aanwijzing, de ontheffing, de vergunning onderscheidenlijk het certificaat.

  • 2 Overeenkomstig de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen aan netbeheerders, LNG-bedrijven, gasopslagbedrijven en vergunninghouders tevens de kosten in rekening worden gebracht die gemaakt worden voor de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 12f, 12g, 13 en 18 tot en met 18f, 80 tot en met 82.

Paragraaf 5.10. Evaluatie

Artikel 66

  • 1 Onze Minister zendt zo spoedig mogelijk na een juli 2006, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inhoud van het verslag. Het verslag bevat in ieder geval een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de wet met betrekking tot:

    • a. de voorzienings- en leveringszekerheid van gas;

    • b. de marktordening en de marktwerking;

    • c. mede gelet op de Mededingingswet, het toezicht en de naleving.

  • 3 De Nederlandse Mededingingsautoriteit is belast met de uitvoering van de evaluatie.

Paragraaf 5.11. Transparantie en liquiditeit

Artikel 66a

Indien dat noodzakelijk is in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag en aanbod van gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit of in het belang van de daarmee verband houdende leveringszekerheid, zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over:

  • a. de wijze waarop of de voorwaarden waaronder producenten, gasopslagbedrijven, LNG-bedrijven, handelaren, leveranciers of netbeheerders gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit waarover zij beschikken, aanbieden;

  • b. de informatie die producenten, gasopslagbedrijven, LNG-bedrijven, handelaren, leveranciers of netbeheerders verstrekken met betrekking tot de vraag en aanbod van gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit.

Artikel 66b

  • 1 Onze Minister wijst een of meer rechtspersonen aan die tot taak hebben een beurs tot stand te brengen en in stand te houden. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de procedure voor aanwijzing van een beurs. Aan een aanwijzing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2 Een rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, stelt een beursreglement op. Het beursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Van het besluit tot goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet is verplicht aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, en aan de door deze rechtspersoon ingeschakelde derden, voor zover het betreft de afhandeling van de op de beurs op tot stand gekomen overeenkomsten, de gevraagde medewerking te verlenen, voor zover deze medewerking noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de aan deze rechtspersoon opgelegde taak. Onze Minister kan nadere regels stellen over de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet te verlenen medewerking.

  • 4 De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover de artikelen van deze wet hem tot mededeling verplichten of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 5 Producenten, leveranciers, handelaren, gasopslagbedrijven, LNG-bedrijven, afnemers en aandeelhouders onthouden zich van elke bemoeiing met de uitvoering van de taak die is opgedragen aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 66c

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden die leveranciers hanteren ten opzichte van vergunninghouders. Deze regels kunnen betrekking hebben op de zekerheden die worden gevraagd voor de levering van gas aan vergunninghouders.

Artikel 66d

  • 1 Indien een verkoper van gas een overeenkomst aan een koper van gas aanbiedt met betrekking tot gas, niet zijnde op het gastransportnet in te voeden gas:

    • a. worden de overname van de programmaverantwoordelijkheid en de verkoop van gas separaat aangeboden;

    • b. is het de verkoper van gas niet toegestaan te eisen dat de koper van gas de programmaverantwoordelijkheid overdraagt;

    • c. is het de verkoper van gas niet toegestaan tarieven en voorwaarden te stellen waardoor het aannemelijk is dat de koper van gas, gelet op de voorwaarden en tarieven waaronder de koper van gas een overeenkomst zou kunnen sluiten zonder de programmaverantwoordelijkheid over te dragen, zal kiezen de programmaverantwoordelijkheid aan de verkoper van gas over te dragen.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien de koper van gas met de verkoper van gas is overeengekomen dat de hoeveelheid te kopen gas bepaald wordt door de feitelijke onttrekking van gas aan het gastransportnet op één of meer aansluitingen.

  • 3 Indien een koper van gas een overeenkomst aan een verkoper van gas aanbiedt met betrekking tot op het gastransportnet in te voeden gas:

    • a. worden de overname van de programmaverantwoordelijkheid en de koop van gas separaat aangeboden;

    • b. is het de koper van gas niet toegestaan te eisen dat de verkoper van gas de programmaverantwoordelijkheid overdraagt;

    • c. is het de koper van gas niet toegestaan tarieven en voorwaarden te hanteren waardoor het aannemelijk is dat de verkoper van gas, gelet op de voorwaarden en tarieven waaronder de verkoper van gas een overeenkomst zou kunnen sluiten zonder de programmaverantwoordelijkheid over te dragen, zal kiezen de programmaverantwoordelijkheid aan de koper van gas over te dragen.

Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 72

  • 1 Een netbeheerder meldt jaarlijks voor 1 februari aan Onze Minister alle in het voorgaande kalenderjaar gesloten overeenkomsten tot transport van gas die strekken tot landsgrensoverschrijdende leveringen van gas.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde melding worden in ieder geval vermeld het land of de landen waar naartoe of van waaruit het gas werd of zal worden getransporteerd, de hoeveelheid gas die onderwerp was of zal zijn van elk transport en de termijn waarvoor de overeenkomst is gesloten.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de melding.

Artikel 73

  • 1 Met inachtneming van artikel 23, tweede lid, van de richtlijn, kunnen bij ministeriële regeling afnemers, handelaren, leveranciers, overeenkomsten en landen worden aangewezen ten aanzien waarvan toestemming van Onze Minister vereist is voor het transport van gas vanuit een ander land naar Nederland.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanwijzing vindt slechts plaats indien uit de in artikel 72 bedoelde meldingen blijkt dat een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de gasmarkten optreedt of dreigt op te treden.

  • 3 Bij de toepassing van het bepaalde bij of krachtens dit artikel houdt Onze Minister rekening met de vraag of een aanwijzing of een weigering tot het geven van toestemming noodzakelijk en proportioneel is in het licht van het doel ervan, alsmede met de vraag of de aanwijzing of de weigering de ontwikkeling van het handelsverkeer zou beïnvloeden in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de richtlijn.

  • 4 Het is verboden zonder toestemming van Onze Minister het transport van gas te verrichten in het kader van een overeenkomst tot transport van gas die strekt tot de invoer van gas indien de overeenkomst, het daarbij betrokken land, de betrokken afnemer of leverancier in de in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling is aangewezen.

Artikel 80

De tarieven voor het transport van gas en voor de dat transport ondersteunende diensten, alsmede de tarieven voor het verzorgen van een aansluiting en aansluitpunt, worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 81 tot en met 81c.

Artikel 80a

Het tarief voor meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 81e.

Artikel 81

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt, met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en de meest doelmatige kwaliteit van het transport worden bevorderd, de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering, van de kwaliteitsterm en van het rekenvolume van elke tariefdrager van elke dienst waarvoor een tarief wordt vastgesteld, vast. Het besluit tot vaststelling van de methode geldt voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar.

  • 2 De korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering heeft onder meer ten doel te bereiken dat de netbeheerder in ieder geval geen rendement kan behalen dat hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk en dat de gelijkwaardigheid in de doelmatigheid van de netbeheerders wordt bevorderd.

  • 3 De kwaliteitsterm geeft de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aan en heeft ten doel netbeheerders te stimuleren om de kwaliteit van hun transportdienst te optimaliseren.

  • 4 De rekenvolumina die een netbeheerder gebruikt bij het voorstel, bedoeld in artikel 81b, zijn gebaseerd op daadwerkelijk gefactureerde volumina in eerdere jaren, of worden door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit geschat indien deze betrekking hebben op nieuwe tarieven.

Artikel 81a

  • 1 Ten behoeve van het voorstel, bedoeld in artikel 81b, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voor iedere netbeheerder afzonderlijk voor dezelfde periode als waarvoor het besluit geldt op grond van artikel 81, eerste lid, vast:

    • a. de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering,

    • b. de kwaliteitsterm, en

    • c. het rekenvolume van elke tariefdrager van elke dienst waarvoor een tarief wordt vastgesteld.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde rekenvolume gedurende de in dat lid bedoelde periode wijzigen.

  • 3 Indien een besluit op grond van artikel 81, eerste lid, bij een onherroepelijke rechterlijke uitspraak vernietigd is of bij een onherroepelijk besluit op bezwaar herroepen is, herziet de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de in het eerste lid vermelde besluiten met toepassing van de met inachtneming van die uitspraak of dat besluit op bezwaar gecorrigeerde methode.

Artikel 81b

Iedere netbeheerder die het transport van gas verricht dat bestemd is voor levering aan afnemers zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste zal berekenen voor het transport van gas aan die afnemers en de dat transport ondersteunende diensten, met inachtneming van:

  • a. het uitgangspunt dat de kosten worden toegerekend aan de tariefdragers betreffende de diensten die deze kosten veroorzaken,

  • b. de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 12f of 12g,

  • c. het bepaalde bij of krachtens artikel 81a,

  • d. de formule:

    Bijlage 249214.png

    waarbij

    TIt = de totale inkomsten uit de tarieven uit het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in het jaar t en het op basis van artikel 81a, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;

    TIt-1 = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar voorafgaande aan het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in het jaar t-1 en het op basis van artikel 81a, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;

    cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan het jaar t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan het jaar t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

    x = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;

    q = de kwaliteitsterm, die de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aangeeft en

  • e. de gemaakte kosten voor investeringen, bedoeld in artikel 39e of 39f, tweede lid, voor zover deze kosten als doelmatig zijn beoordeeld door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel 81c

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt met betrekking tot het transport van gas dat bestemd is voor levering aan afnemers voor iedere netbeheerder de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders en voor de onderscheiden tariefdragers en die deze ten hoogste mag berekenen voor het transport van dat gas en de dat transport ondersteunende diensten, alsmede de tarieven voor het verzorgen van een aansluiting en aansluitpunt, jaarlijks vast.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de tarieven die zullen gelden in het jaar t corrigeren, indien de tarieven die golden in het jaar of de jaren voorafgaand aan het jaar t:

    • a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd;

    • b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven;

    • c. zijn vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijk gegevens daarvan afwijken;

    • d. zijn vastgesteld met gebruikmaking van gegevens omtrent kosten voor bepaalde diensten, terwijl netbeheerders die diensten in het jaar t of een gedeelte van jaar t niet hebben geleverd of voor die diensten geen of minder kosten hebben gemaakt.

  • 3 Indien het voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 81b, eerste lid, aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 81b.

  • 4 Indien de totale inkomsten aan het begin van de periode, bedoeld in artikel 81, eerste lid, niet in overeenstemming zijn met het efficiënte kostenniveau inclusief een rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit bij de toepassing van de formule, genoemd in artikel 81b, eerste lid, onderdeel d, in plaats van TIt-1, de totale inkomsten vaststellen op het efficiënte kostenniveau, inclusief een rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is.

  • 5 Indien een besluit op grond van artikel 81, eerste lid, of 81a, eerste lid, bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vernietigd of bij een onherroepelijk besluit op bezwaar is herroepen, herberekent de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de tarieven, bedoeld in het eerste lid, met toepassing van de met inachtneming van die uitspraak of dat besluit op bezwaar gecorrigeerde methode onderscheidenlijk gecorrigeerde doelmatigheidskorting, kwaliteitsterm of rekenvolume, en verdisconteert hij de uitkomsten van deze herberekening in de eerstvolgende op grond van het eerste lid vast te stellen tarieven. Daarbij worden deze herberekening en de wijze waarop de uitkomsten daarvan in de tarieven zijn verdisconteerd separaat weergegeven.

Artikel 81d

  • 1 De tarieven treden in werking op een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar, volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.

  • 2 Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 3 Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de voor hem geldende tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Artikel 81e

  • 1 Het tarief voor de meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, heeft betrekking op:

    • a. het gebruik van de ter beschikking gestelde meter;

    • b. de vaststelling van het van het net afgenomen en verbruikte gas;

    • c. het meedelen van de gegevens aan de desbetreffende afnemer en aan de netbeheerder op wiens net de afnemer is aangesloten.

  • 2 De tarieven voor de meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, worden vastgesteld door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot procedure tot vaststelling van de tarieven voor de meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, en de wijze van berekening van deze tarieven.

Artikel 82

  • 1 In afwijking van artikel 80 worden de tarieven ter uitvoering van de taken door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, genoemd in de artikelen 10 en 10a, eerste lid, onderdeel b, c, d en e, alsmede de tarieven voor de transport ondersteunende diensten vastgesteld overeenkomstig dit artikel.

  • 2 Voor elke taak van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bedoeld in het eerste lid, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de methode van regulering vast, voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar, na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt en met inachtneming van het belang dat de doelmatigheid van de bedrijfsvoering op de meest doelmatige kwaliteit van de uitvoering van deze taken worden bevorderd.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zendt jaarlijks voor 1 september aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de tarieven voor uitvoering van de taken genoemd in de artikelen 10 en 10a, met inachtneming van de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 12f of 12g en met inachtneming van de gemaakte kosten voor investeringen, bedoeld in artikel 39e, 39f, derde lid, of 54a, derde lid, voor zover deze kosten als doelmatig zijn beoordeeld door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties een doelmatigheidskorting vast. Dit besluit geldt voor dezelfde periode als het besluit op grond van het tweede lid. De doelmatigheidskorting heeft tot doel om een doelmatige bedrijfsvoering te bevorderen.

  • 5 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt jaarlijks de tarieven vast die kunnen verschillen voor de onderscheiden tariefdragers.

  • 6 Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is gezonden stelt deze de tarieven uit eigen beweging vast met inachtneming van dit artikel.

  • 7 De vastgestelde tarieven treden in werking op een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit te bepalen datum en gelden tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 9 De netbeheerder van het landelijk gastransportnet publiceert de voor hem geldende tarieven op een geschikte wijze. Tevens legt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de voor hem geldende tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Artikel 83

Netbeheerders zenden Onze Minister voor 1 maart van elk jaar een rapportage omtrent de naleving door hen van de kwaliteitscriteria, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 85

  • 1 Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van de aanwijzing van de netbeheerder, bedoeld in artikel 2, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de rechtspersoon aan wie het desbetreffende gastransportnet toebehoort of de eigendom van dat net, is voor de instemming met de aanwijzing van de netbeheerder vereist, dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging.

  • 2 De eigendom van een gastransportnet of rechten op een gastransportnet berusten direct of indirect bij de staat, provincies, gemeenten of andere openbare lichamen.

  • 3 De aandelen van een netbeheerder berusten direct of indirect bij de staat, provincies, gemeenten of andere openbare lichamen.

  • 4 Onder indirect berusten als bedoeld in het tweede en derde lid wordt verstaan dat de eigendom van een gastransportnet of rechten op een gastransportnet, dan wel aandelen in een netbeheerder, berusten bij een of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door de staat, provincies, gemeenten of andere openbare lichamen of bij een rechtspersoon die een volledige dochtermaatschappij is van een of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door de staat, provincies, gemeenten of andere openbare lichamen.

Artikel 85a

Artikel 85 is niet van toepassing op de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

Artikel 88

  • 1 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 89

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 juni 2000

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de twintigste juli 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals