1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
afsluitend examen:
bacheloropleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaan,
beroepsonderwijs: beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft de beroepsopleidende leerweg, en als bedoeld in artikel 2.13a,
debiteur: degene die zich krachtens artikel 6.2 heeft verplicht tot terugbetaling,
deelnemer: degene die beroepsonderwijs volgt,
gecorrigeerde belastbare loon: belastbare loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met twee derde van het hoogste van de uit de toepassing van de volgende
onderdelen voortvloeiende bedragen:
-
a. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder
dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,
-
b. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–,
gecorrigeerde belastbare minimumloon: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag, afgeleid
van het totaal van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag voor een 23-jarige
op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, gecorrigeerd overeenkomstig het gecorrigeerde belastbare loon,
gecorrigeerde verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verminderd met:
-
a. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, de zelfstandigenaftrek,
bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: € 903,–,
-
b. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, loon in de
zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten: twee derde van het hoogste van de uit de toepassing van de volgende
onderdelen voortvloeiende bedragen:
-
1º. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder
dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,
-
2º. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–,
hoger beroepsonderwijs: hoger beroepsonderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
hoger onderwijs: wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs als bedoeld in paragraaf 2.3 en in artikel 2.14, voor zover de opleiding als hoger onderwijs is aangemerkt,
IB-Groep: Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank,
lening: rentedragende lening die niet kan worden omgezet in een gift, onverminderd de herkansing,
bedoeld in artikel 5.14, en de omzetting, bedoeld in artikel 10.8,
masteropleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaan,
onderwijsnummer: door de IB-Groep uitgegeven persoonsgebonden nummer, toegekend aan een persoon aan
wie niet van overheidswege een sociaal-fiscaalnummer is verstrekt,
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
opleiding niveau 1 of 2:
-
a. assistentopleiding en basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
-
b. andere opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel f, van die wet, waarvan bij ministeriële regeling is aangegeven dat deze voor de toepassing van
deze wet wordt aangemerkt als een opleiding niveau 1 of 2, en
-
c. opleiding die Onze Minister heeft aangewezen ingevolge artikel 2.13a en waarvan hij heeft aangegeven dat deze wordt aangemerkt als een opleiding niveau
1 of 2,
opleiding niveau 3 of 4:
-
a. vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen c, d en e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
-
b. andere opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel f, van die wet, waarvan bij ministeriële regeling is aangegeven dat deze voor de toepassing van
deze wet wordt aangemerkt als een opleiding niveau 3 of 4, en
-
c. opleiding die Onze Minister heeft aangewezen ingevolge artikel 2.13a en waarvan hij heeft aangegeven dat deze wordt aangemerkt als een opleiding niveau
3 of 4,
ouder: natuurlijke ouder of adoptiefouder in de zin van de artikelen 197 tot en met 232 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
partner: partner als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen,
peiljaar: tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin het studiefinancieringstijdvak aanvangt,
prestatiebeurs: rentedragende lening die onder voorwaarden kan worden omgezet in een gift, waarbij
de rente teniet gaat, niet zijnde de rentedragende lening die niet kan worden omgezet
in een gift,
reisvoorziening: voorziening als bedoeld in artikel 3.7 en paragraaf 3.7,
sociaal-fiscaal nummer: nummer als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
specialistenopleiding: specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
student: degene die hoger onderwijs volgt, niet zijnde een extraneus,
studerende: deelnemer of student,
studiefinanciering: door de IB-Groep verstrekte toekenning in verband met het volgen van een opleiding
in het beroepsonderwijs of in het hoger onderwijs waarop uitsluitend op grond van
deze wet aanspraak bestaat,
studiefinancieringstijdvak: kalenderjaar of een gedeelte daarvan waarop de toekenning van studiefinanciering
betrekking heeft, met dien verstande dat deze periode ten minste 1 kalendermaand is,
studiejaar:
-
1°. in het hoger onderwijs: tijdvak dat aanvangt op 1 september van enig kalenderjaar
en eindigt op 31 augustus daaropvolgend,
-
2°. in het beroepsonderwijs: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van enig kalenderjaar
en eindigt op 31 juli daaropvolgend,
studiepunt: eenheid waarin de studielast, bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wordt uitgedrukt,
thuiswonende studerende: studerende die woont op het adres van zijn ouders of van een van hen,
uitwonende studerende: studerende die niet een thuiswonende studerende is,
veronderstelde ouderlijke bijdrage: bedrag dat verondersteld wordt door de ouders bijgedragen te worden waarmee de aanvullende
beurs van de studerende wordt verminderd,
voltijdse opleiding: opleiding in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met uitzondering van deeltijd onderwijs,
vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000,
WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs,
wetenschappelijk onderwijs: wetenschappelijk onderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.