Stb. 2015, 254, datum inwerkingtreding 01-07-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2008.
3 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, wordt voor de vaststelling van
het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW en in artikel 1 van de Wet WIA niet als inkomen,
inkomsten uit arbeid of verdiensten in aanmerking genomen:
-
a. het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;
-
b. loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet
en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;
-
c. een vergoeding voor de inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 46 van
de Zorgverzekeringswet;
-
d. de eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot
en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;
-
e. een uitkering die de werknemer heeft genoten op grond van de aanspraak, bedoeld in
artikel 39d, van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder dat er sprake is van onbetaald
extra verlof.
Stb. 2015, 254, datum inwerkingtreding 01-07-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.
3 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, wordt voor de vaststelling van
het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW en in artikel 1 van de Wet WIA niet als inkomen,
inkomsten uit arbeid of verdiensten in aanmerking genomen:
-
a. het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;
-
b. loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet
en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;
-
c. de eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot
en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;
-
d. een uitkering die de werknemer heeft genoten op grond van de aanspraak, bedoeld in
artikel 39d, van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder dat er sprake is van onbetaald
extra verlof.