Regeling vordering contante waarde periodieke verstrekkingen WAO

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004 en zichtdatum 23-11-2024.
Geldend van 23-02-2002 t/m 28-12-2005

Regeling vordering contante waarde periodieke verstrekkingen WAO

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Gelet op artikel 90, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet:

de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

b. de contante waarde:

de contante waarde van de periodieke verstrekkingen, bedoeld in artikel 90, tweede lid, van de wet;

c. de loondervingsuitkering:

de loondervingsuitkering, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet;

d. de vervolguitkering:

de vervolguitkering, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet;

e. de uitkering:

de loondervingsuitkering en de vervolguitkering tezamen.

Artikel 2. Geconsolideerde toestand van de arbeidsongeschiktheid

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in overeenstemming met de tot schadevergoeding verplichte derde eerst tot vordering van de contante waarde overgaan, indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van oordeel is dat ten aanzien van de verzekerde met betrekking tot de mate van zijn arbeidsongeschiktheid een geconsolideerde toestand is ingetreden.

Artikel 3. Berekening contante waarde

De contante waarde wordt berekend op basis van de formule:

Bijlage 41620.png

òf, indien de factor L gelijk is aan de factor r:

A = 1,02 * (UV * (1-c) * m + (UL - UV) * (1 - cL) * mL)

waarbij:

A = de contante waarde;

m = het aantal maanden waarover de uitkering maximaal zal kunnen worden verstrekt;

mL = het aantal maanden waarover de loondervingsuitkering maximaal zal kunnen worden verstrekt;

c = een correctie op de periode waarover de uitkering wordt verstrekt, op grond van de kans op overlijden en op grond van zogenoemde individuele omstandigheden;

cL = een correctie op de periode waarover de loondervingsuitkering wordt verstrekt, op grond van de kans op overlijden en op grond van zogenoemde individuele omstandigheden;

UV = het bedrag van de vervolguitkering per maand en de daarover aan de verzekerde toekomende vakantie-uitkering;

UL = het bedrag van de loondervingsuitkering per maand en de daarover aan de verzekerde toekomende vakantie-uitkering;

L = het gemiddeld stijgingspercentage van het dagloon, bedoeld in artikel 14 van de wet, over een periode van een maand;

r = het interestpercentage per maand.

Artikel 4. Berekening factoren

  • 1 De factor UV, bedoeld in artikel 3, wordt als volgt berekend:

    • a. de som van de vervolguitkering per dag en de daarover aan de verzekerde toekomende vakantie-uitkering op de dag voorafgaande aan het tijdstip van de vaststelling van de contante waarde, wordt verhoogd met de op het moment van de vaststelling op die som vallende overhevelingstoeslag als bedoeld in artikel 1 van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies, voorzover in aanmerking komend voor verhaal als bedoeld in artikel 90 van de wet;

    • b. het onder a verkregen bedrag wordt voor de herleiding op maandbasis vermenigvuldigd met de factor 21,75.

  • 2 De factor UL, bedoeld in artikel 3, wordt als volgt berekend:

    • a. de som van de loondervingsuitkering per dag en de daarover aan de verzekerde toekomende vakantie-uitkering op de dag voorafgaande aan het tijdstip van de vaststelling van de contante waarde, wordt verhoogd met de op het moment van de vaststelling op die som vallende overhevelingstoeslag als bedoeld in artikel 1 van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies, voorzover in aanmerking komend voor verhaal als bedoeld in artikel 90 van de wet;

    • b. het onder a verkregen bedrag wordt voor de herleiding op maandbasis vermenigvuldigd met de factor 21,75.

  • 3 De factor m, bedoeld in artikel 3, is gelijk aan het aantal maanden gelegen tussen het tijdstip waarop de vervolguitkering van de verzekerde zou worden beëindigd wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd en het begin van de periode waarover wordt afgekocht.

  • 4 De factor mL, bedoeld in artikel 3, is gelijk aan het aantal maanden gelegen tussen het tijdstip waarop de loondervingsuitkering van de verzekerde zou worden beëindigd wegens de afloop van de in artikel 21a van de wet bedoelde periode en het begin van de periode waarover wordt afgekocht.

  • 5 De factor c en de factor cL, bedoeld in artikel 3, worden per geval door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de tot schadevergoeding verplichte derde in onderling overleg vastgesteld, onverminderd de bevoegdheid van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om met assuradeuren of groepen van assuradeuren hieromtrent gezamenlijke regelingen te treffen.

  • 6 De factor L, bedoeld in artikel 3, wordt jaarlijks in de maand december vastgesteld door het Landelijk instituut sociale verzekeringen voor de duur van het volgende boekjaar, waarbij het gemiddelde stijgingspercentage per maand wordt berekend over de aan de maand december voorafgaande periode van vier jaar.

  • 7 De factor r, bedoeld in artikel 3, wordt jaarlijks in de maand december vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor de duur van het volgende boekjaar en is gelijk aan het gemiddeld effectief rendement over de voorafgaande maand november van de vijf staatsleningen met de langste gemiddeld resterende looptijd waarvan publicatie geschiedt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De factor r wordt voor deze formule herleid naar maanden.

Artikel 5. Afronding

Bij de toepassing van deze regeling worden de factor (1-c)m en de factor (1-cL)mL afgerond op een decimaal achter de komma en wel zodanig, dat bij een tweede decimaal van vijf of meer een afronding naar boven plaatsvindt en dat overige tweede decimalen niet in aanmerking worden genomen.

Artikel 6. Afronding

De factor

l + L

l + r

wordt afgerond op zes decimalen achter de komma en wel zodanig dat bij een zevende decimaal van vijf of meer een afronding naar boven plaatsvindt en dat overige zevende decimalen niet in aanmerking worden genomen.

Artikel 7. Intrekking regeling van 29 december 1980

De regeling van de Minister van Sociale Zaken van 29 december 1980, nr. 56453, houdende regels met betrekking tot vordering van de contante waarde van de periodieke uitkeringen (Stcrt. 253) wordt ingetrokken.

Artikel 8. Overgangsrecht

Op vorderingen als bedoeld in artikel 2, waartoe voor de dag van inwerkingtreding van deze regeling voor het eerst is overgegaan, is de regeling van de Minister van Sociale Zaken van 29 december 1980, nr. 56453, houdende regels met betrekking tot vordering van de contante waarde van de periodieke uitkeringen (Stcrt. 253), zoals die luidde voor de dag van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 14 juli 2000

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst