Toepassing van de gezamenlijke methode bij de verrekening van buitenlandse bronbelasting onder de Verdragen en de BRK

[Regeling vervallen per 09-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008.]
Geraadpleegd op 02-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2010 en zichtdatum 27-11-2024.
Geldend van 01-01-1999 t/m 17-07-2008

Toepassing van de gezamenlijke methode bij de verrekening van buitenlandse bronbelasting onder de Verdragen en de BRK

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

1. Voor de toepassing van de door Nederland afgesloten belastingverdragen en de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) vindt de vermindering ter verrekening van in het buitenland geheven (bron)belasting op dividenden, rente en royalty’s steeds op afzonderlijke basis, dus per land, plaats. Zie ook punt 3.4 van het Besluit van 21 juni 1996, IFZ96/619M. Het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 gaat uit van de gezamenlijke methode, waarbij de (gezamenlijke) buitenlandse belasting op basis van het gezamenlijke bedrag van de in artikel 5 genoemde opbrengsten uit de verschillende landen wordt verrekend.

2. Bij Besluit van 5 juli 1997, Stb. 334 zijn enige wijzigingen aangebracht in het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989, onder meer op het punt van de voorkoming van dubbele belasting voor winsten die worden behaald met buitenlandse ondernemingen waarvan de activiteiten grotendeels bestaan uit beleggen of niet-actieve financieringswerkzaamheden (verrekening in plaats van vrijstelling). In de toelichting op genoemd wijzigingsbesluit van 5 juli 1997 wordt het volgende opgemerkt:

‘Aangezien de onderhavige maatregel inhoudelijk deel uitmaakt van een pakket maatregelen dat er enerzijds op gericht is de uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag tegen te gaan en anderzijds er op gericht is de Nederlandse fiscale infrastructuur te versterken, ben ik – gelet op de in zijn algemeenheid gunstige uitwerking van de gezamenlijke methode bij de verrekening van (bron-)belasting – voornemens goed te keuren dat met ingang van 1 januari 1999 (de beoogde ingangsdatum van de onderhavige wijziging van de voorkomingsmethodiek) de gezamenlijke methode ook kan worden toegepast in het kader van de verrekening van buitenlandse belasting krachtens een door Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting dan wel krachtens de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK). Momenteel vindt de verrekening van (bron-)belasting onder de verdragen en de BRK steeds plaats op basis van de afzonderlijke methode. In vergelijking met deze afzonderlijke methode kan bij toepassing van de gezamenlijke methode, zoals reeds is opgemerkt, in het algemeen sneller voldoende verrekeningsbasis aanwezig zijn om een in een jaar onverrekend gebleven bedrag aan (bron-)belasting (dat overigens in de tijd onbeperkt verrekenbaar is) in een volgend jaar te kunnen verrekenen. Het mogelijk maken van de toepassing van deze gezamenlijke methode onder de belastingverdragen en de BRK heeft dan ook een gunstig effect op de versterking van de Nederlandse fiscale infrastructuur. Ook kan de toepassing van de gezamenlijke methode een administratieve vereenvoudiging inhouden aangezien bij deze methode in het algemeen ook minder (voortwentelings-)beschikkingen gegeven hoeven te worden dan bij de afzonderlijke methode.’

3. Gelet op het voorgaande keur ik onder de navolgende voorwaarden goed dat, in afwijking in zoverre van het Besluit van 21 juni 1996, nr. IFZ96/619M, voor de verrekening van buitenlandse (bron)belasting op dividenden, rente en royalty’s krachtens een door Nederland gesloten belastingverdrag en de BRK, te samen met de verrekening van dergelijke belasting onder het Besluit 1989, de gezamenlijke methode wordt toegepast overeenkomstig de regeling van artikel 5 (jo. artikel 10) van het Besluit 1989. Volledigheidshalve zij hierbij opgemerkt dat onder het gezamenlijke bedrag aan te verrekenen buitenlandse (bron)belasting alsdan tevens wordt begrepen de in het voorafgaande jaar onverrekend gebleven belasting die met inachtneming van het Besluit van 21 juni 1996, IFZ96/619M is voortgewenteld naar het onderhavige jaar, ongeacht of in het voorafgaande jaar de afzonderlijke of de gezamenlijke methode is toegepast.

De aan de goedkeuring verbonden voorwaarden zijn:

  • a. De belastingplichtige maakt de keuze voor de goedkeuring kenbaar aan de inspecteur.

  • b. De keuze wordt gemaakt per kalenderjaar (inkomstenbelasting) of per jaar (vennootschapsbelasting) en geldt voor alle verdragslanden en de BRK gezamenlijk.

  • c. In het jaar wordt geen gebruik gemaakt van de in artikel 6 van het Besluit 1989 en in punt 3.4 van het Besluit van 21 juni 1996 opgenomen mogelijkheid om in het buitenland geheven belasting als kosten van onderneming of als aftrekbare kosten aan te merken.

4. Voorzover dividenden, interest of royalty’s in Nederland op grond van een regeling ter voorkoming van dubbele belasting al zijn vrijgesteld van belasting, vindt niet tevens verrekening van buitenlandse (bron)belasting plaats. Gedacht kan worden aan dividenden, rente of royalty’s uit een land die deel uitmaken van de winst van een buitenlandse vaste inrichting in een ander land. De in onderdeel 3 opgenomen goedkeuring heeft geen betrekking op deze inkomsten.

5a. Indien een belastingplichtige in enig jaar geen gebruik meer maakt van de in onderdeel 3 opgenomen goedkeuring – en voor de toepassing van de verdragen en de BRK de verrekening derhalve wederom volgens afzonderlijke methode plaatsvindt – wordt een op basis van het Besluit van 21 juni 1996, IFZ96/619M naar dat jaar voortgewenteld gezamenlijke bedrag aan nog niet verrekende (bron-)belasting uit het voorgaande jaar zo veel mogelijk toegerekend aan de mogendheid of de mogendheden waarbij, na verrekening van de bronbelasting uit het jaar zelf, nog verrekeningsruimte aanwezig is.

5b. Is dit gezamenlijke bedrag aan nog niet verrekende belasting in het jaar kleiner dan de totale aanwezige verrekeningsruimte als bedoeld in onderdeel a, dan wordt de belasting als eerste zo veel mogelijk toegerekend aan de mogendheid met de kleinste verrekeningsruimte.

5c. Het bedrag van de in onderdeel a bedoelde belasting dat in een jaar niet tot een vermindering leidt, wordt als gezamenlijk bedrag aan nog niet verrekende belasting op de voet van de onderdelen a en b in het volgende jaar in aanmerking genomen, mits dit bedrag door de inspecteur bij beschikking is vastgesteld. Hierbij wordt de verrekeningsruimte bij een mogendheid eerst verminderd met de op afzonderlijke basis bepaalde nog niet verrekende (bron)belasting die uit het voorgaande jaar is doorgeschoven.

6. Voor de toepassing van dit besluit worden mede als mogendheid beschouwd de Nederlandse Antillen en Aruba.

7. Dit Besluit geldt met ingang van 1 januari 1999. Voor de heffing van de vennootschapsbelasting vindt het voor het eerst toepassing met ingang van het jaar dat met of in 1999 aanvangt.