U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-10-2010.]Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2007. Geldend van 23-08-2000 t/m 30-09-2010
Examenreglement commandeur 1998
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
gelet op artikel 15 van de Brandweerwet 1985,
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
In deze ministeriële regeling wordt verstaan onder:
a. de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
b. het bestuur: het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens, genoemd in artikel 18g, eerste lid, van de Brandweerwet 1985;
c. de opleiding: de opleiding commandeur, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 8, van het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen;
d. de module: elke onderwijseenheid over een samenhangend deel van de leerstof, die zowel presentatie, verwerking als toetsing omvat en die flexibel programmeerbaar is in het systeem, waarvan het een onderdeel is;
e. het module-examen: elk examen ter afsluiting van een module;
f. de eindopdracht: de opdracht, bedoeld in artikel 11;
g. de examencommissie: de examencommissie, bedoeld in artikel 2 van het Algemeen brandweerexamenreglement 1994;
h. het studiepunt: de eenheid, waarin de omvang van de module wordt uitgedrukt en die gemiddeld tien contact- of zelfstudie-uren vertegenwoordigt;
i. de kerndocent: de docent die verantwoordelijk is voor het samenstellen en begeleiden van één of meer programma-onderdelen van de opleiding.
1 De opleiding bestaat uit zeven modulen:
a. brandweer in een veranderende samenleving;
b. publieke organisatie;
c. risico en veiligheid;
d. beleid en netwerken;
e. rampenbestrijding;
f. financieel management;
g. basisrepressie commandeur.
2 De opleiding wordt afgesloten met een eindopdracht.
1 De modulen, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met f, omvatten elk 80 studiepunten.
2 De module, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, omvat 45 studiepunten.
Het module-examen brandweer in een veranderende samenleving bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel A van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.
Het module-examen publieke organisatie bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel B van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.
Het module-examen risico en veiligheid bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel C van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.
Het module-examen beleid en netwerken bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel D van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.
Het module-examen rampenbestrijding bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel E van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.
Het module-examen financieel management bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel F van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.
1 Het module-examen basisrepressie commandeur bestaat uit:
a. opdrachten met betrekking tot onderwerpen betreffende de persoonlijke bescherming, genoemd in de onderdelen 1 tot en met 10 van deel G van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage;
b. opdrachten met betrekking tot onderwerpen betreffende repressie-keuze op het niveau brandmeester en repressie op het niveau adjunct-hoofdbrandmeester, genoemd in de onderdelen 11 tot en met 21 van deel G van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage;
c. opdrachten met betrekking tot onderwerpen betreffende repressie op het niveau hoofdbrandmeester, genoemd in de onderdelen 22 tot en met 25 van deel G van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.
2 Degene die in het bezit is van het certificaat persoonlijke bescherming, bedoeld in artikel 2, onder c, van het Examenreglement brandwacht, is vrijgesteld van de opdrachten bedoeld in het eerste lid, onder a.
3 Degene die in het bezit is van het certificaat repressie, bedoeld in artikel 2, onder b, van het Examenreglement adjunct-hoofdbrandmeester 1993, is vrijgesteld van de opdrachten bedoeld in het eerste lid, onder a en b.
4 Degene die in het bezit is van het certificaat repressie, bedoeld in artikel 2, onder a, van het Examenreglement hoofdbrandmeester 1993, heeft het module-examen basisrepressie commandeur behaald.
1 De eindopdracht behelst het doen van onderzoek naar en schrijven van een wetenschappelijk rapport over een onderwerp naar keuze, dat wordt beschouwd vanuit de invalshoeken van ten minste drie van de modulen, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met f, waaronder de module rampenbestrijding, alsmede het tegenover de examencommissie verdedigen van dit onderzoek en rapport.
2 Tot de eindopdracht wordt toegelaten de kandidaat die de module-examens, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 9, heeft behaald.
Het diploma commandeur wordt op advies van het bestuur door de minister afgegeven aan degene die voor de eindopdracht, bedoeld in artikel 11, ten minste een voldoende heeft behaald, alsmede:
a. in het bezit is van het diploma hoofdbrandmeester, bedoeld in artikel 10 van het Examenreglement hoofdbrandmeester 1993, of een daaraan in de Gelijkstellingsregeling brandweeropleidingen als gelijkwaardig aangemerkt diploma of
b.
1°. in het bezit is van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een opleiding die is verbonden aan een instelling voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of een overeenkomstig getuigschrift, dat respectievelijk is verkregen, of op grond van artikel 16.2, eerste lid, van voornoemde wet kan worden geacht te zijn verkregen, op grond van voornoemde wet, dan wel een daaraan naar het oordeel van het bestuur gelijkwaardig getuigschrift of diploma van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een andere opleiding;
2°. is aangesteld in een functie behorende tot ten minste functiegroep Vd volgens het Functiewaardering Systeem (Fuwasys) in gebruik bij de rijksoverheid, of in een daaraan gelijkwaardige functie; en
3°. het module-examen basisrepressie commandeur, bedoeld in artikel 10, heeft behaald.
1 Het Algemeen brandweerexamenreglement 1994 is van toepassing met uitzondering van de artikelen 3 en 7 tot en met 9 en met dien verstande dat:
a. in artikel 1, onderdeel j, `het module-examen' wordt gedefinieerd als: elk examen ter afsluiting van een module;
b. in afwijking van het gestelde in artikel 2 de leden van de eerste commissie voor de beoordeling van de eindopdracht, bedoeld in artikel 11 van het Examenreglement commandeur 1998, worden benoemd per 1 mei 1999;
c. in artikel 4, eerste en vierde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, telkens voor `het module-examen' wordt gelezen: het module-examen en de eindopdracht, bedoeld in artikel 11 van het Examenreglement commandeur 1998;
d. het examengeld, bedoeld in artikel 6, onderdeel c, voor de module-examens en de eindopdracht nog zal worden vastgesteld.
3 In de door het bestuur vast te stellen handleiding voor de examinering van de opleiding worden ten aanzien van de module-examens en de eindopdracht regels gegeven voor de wijze van examineren, de wijze van waarderen, de geldigheidsduur van behaalde resultaten, en alle overige onderwerpen die van belang zijn.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1998.
Deze regeling wordt aangehaald als: Examenreglement commandeur 1998.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 15 augustus 2000
Staatssecretaris
G.M. de Vries
Opleidingsniveau: commandeur
1 Zicht hebben op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen (belangrijke actoren, trends) die mede bepalend zijn voor de rol van de brandweer en het crisismanagement in onze samenleving.
2 Kennis hebben van relevante toekomstscenario's en de betekenis hiervan voor het toekomstig functioneren.
3 Inzicht hebben de in feitelijke en toekomstige rol van de brandweer en crisismanagement op het terrein van de veiligheid.
4 Inzicht hebben in de filosofie achter de gedachte van integraal veiligheidsbeleid.
1 Inzicht hebben in de wijze waarop politiek-bestuurlijke processen verlopen en welke competentie-eisen daaruit voortvloeien, met speciale aandacht voor het (verlengd) lokaal bestuur.
2 Kennis hebben van het de organisatie van het openbaar bestuur mede in relatie tot burgers, organisaties en instellingen.
3 Inzicht hebben in de relevante politiek-ambtelijke verhoudingen, in het bijzonder die ten tijde van uiteenlopende soorten crises.
4 Het kennen van de implicaties van politieke verantwoordelijkheid voor operationele besluitvormers.
1 Inzicht hebben in objectieve en subjectieve aspecten van (on)veiligheid en de relaties daartussen.
2 Kunnen hanteren van theorieën, waaronder de theorie van de causale ketens, die ongevallen en rampen verklaren ten behoeve van de ontwikkeling en uitvoering van integraal beleid op het gebied van pro-actie, preventie en preparatie.
3 Inzicht hebben in de complexiteit van (on)veiligheid en in de vele dilemma's en paradoxen op dit terrein.
4 Kennis hebben van methoden en technieken van kwalitatieve en kwantitatieve risicoanalyse en van maatregelen die op grond van deze analyses kunnen worden genomen ten behoeve van het verkleinen van de kans dat risico's zich werkelijk manifesteren en het reduceren van de gevolgen van zich manifesterende risico's.
1 Kennis hebben van het openbaar bestuur en de ontwikkeling van netwerkarrangementen daarbinnen.
2 Kennis hebben van methoden en technieken van beleidsanalyse en beleidsevaluatie.
3 Inzicht hebben in de mogelijkheden van de `instrumentenmix' ten behoeve van een beleidsproces.
4 Inzicht hebben in het functioneren binnen relevante beleidsnetwerken alsmede in het ontwikkelen, beheren en onderhouden van persoonlijke en functionele netwerken.
1 Inzicht hebben in de nationale en internationale ontwikkelingen op het gebied van de organisatie van de bestrijding van grootschalige rampen en zware ongevallen.
2 Kunnen optreden als adviseur van de bestuurlijke leiding op zowel gemeentelijk, regionaal als provinciaal niveau, alsmede het kunnen vervullen van de functie van operationeel leider bij de gecoördineerde inzet van verschillende diensten en organisaties bij grootschalige rampen en zware ongevallen.
3 Kennis hebben van de wijze waarop de informatie- en communicatievoorziening in rampomstandigheden kan worden ingezet, teneinde de interne communicatie in rampsituaties op een effectieve en efficiënte wijze te laten plaatsvinden, alsmede de informatievoorziening naar de bevolking en de media.
4 Inzicht hebben in methoden en technieken om de kennis en vaardigheden binnen de rampenbestrijdingsorganisatie te onderhouden door middel van oefening en training, waarin praktijksituaties worden gesimuleerd.
1 Kennis hebben van de publieke financiering, de begrotingsmethodiek en meerjarige planning ten behoeve van een doelmatige en efficiënte bedrijfsvoering binnen overheidsorganisaties en -diensten.
2 Inzicht hebben in methoden en technieken uit de bedrijfseconomie op de collectieve sector, met aandacht voor de relevante verschillen tussen de bekostiging van overheidsorganisaties en commerciële (markt)gerichte organisaties en de gevolgen daarvan voor de bijzonderheden in de inrichting van de financiële administratie, kosten- en kostprijscalculaties, planning en control en de budgettering bij de overheid.
3 Kunnen opstellen en beoordelen van financiële overzichten en diagnoses van de organisatie op basis van taken, doelstellingen, productbegrotingen, kengetallen en kennis hebben van de principes van integraal management en de onderdelen ervan.
4 Inzicht hebben in het algemene financieel-economische kader waarbinnen de bekostiging van brandweer en rampenbestrijding zich voltrekt.
1 Bedreven zijn in het gebruik van adembeschermende middelen en overige persoonlijke beschermingsmiddelen.
2 De werking van het ademluchtmasker kennen.
3 Bedreven zijn in de regulering van de ademhaling tijdens inzet.
4 Bedreven zijn in het gebruik van het ademluchtmasker met inachtneming van de algemene gedragsregels voor de ademluchtmaskerdrager.
5 Bedreven zijn in het gebruik van het ademluchtmasker bij het bestrijden van brand en bij het opsporen en bevrijden van in gevaar verkerende mensen en dieren.
6 Herkennen van de gevaarlijke stoffen, en het noemen van de juiste maatregelen voor de persoonlijke veiligheid.
7 Kennen van de procedure voor persoonlijke ontsmetting.
8 Aangeven van de relatie tussen de persoonlijke veiligheid, gezondheid en welzijn en werkomstandigheden, waaronder de persoonlijke dosisregistratie.
9 Opnoemen van de rechten en plichten in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet.
10 Veilig en gezond werken in relatie tot werkomstandigheden en werktechnieken.
11 In een gegeven situatie de inzet (techniek en tactiek) beschrijven van (maximaal) twee eenheden en ondersteunende eenheden bij specifieke vormen van brandbestrijding in gebouwen en industriële objecten.
12 In een specifieke situatie van spoorwegongeval, scheeps-, vliegtuig- of bosbrand de inzet beschrijven en de procedure ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen toepassen.
13 Zelfstandig leiding kunnen geven bij de brandbestrijding van beperkte omvang met maximaal 4 bluseenheden en ondersteunende eenheden en bij hulpverlening in dezelfde orde van grootte.
14 Toepassen van standaardprocedures bij het optreden met gevaarlijke stoffen.
15 Inschatten of specialisten (ROGS/WVD) moeten worden ingezet voor advisering.
16 Optreden bij ongevallen met gevaarlijke stoffen waarvoor standaardprocedures niet toereikend zijn, in afwachting van de komst van de ROGS.
17 Opstarten van de coördinatie van de hulpverlenende diensten in het CTPI en COPI.
18 Inzicht hebben in de mogelijkheden en beperkingen van materieel bij repressief optreden aan de hand van kengetallen.
19 Handhaven van optimale arbeidsomstandigheden tijdens en na repressief optreden.
20 Evalueren en rapporteren naar aanleiding van het brandweeroptreden.
21 (Laten) verzorgen van nazorg.
22 Optreden in het CTPI/COPI.
23 Optreden als commandant brandweercompagnie.
24 Optreden als commandant rampterrein.
25 Optreden als functionaris brandweer in verschillende overlegstructuren/staven.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Examenreglement commandeur 1998", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.