Wijzigingswet Tracéwet (eerste tranche)

Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 14-04-2016 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 15-10-2000 t/m heden

Wet van 6 september 2000, houdende wijziging van de Tracéwet (eerste tranche)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Tracéwet te wijzigen in verband met ervaringen die zijn opgedaan bij de toepassing ervan, in het bijzonder teneinde de procedures ten behoeve van de aanleg of wijziging van hoofdwegen of landelijke railwegen te bespoedigen en te vereenvoudigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

  • 1 Met betrekking tot het nemen van tracébesluiten ten aanzien waarvan een ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is toegezonden aan de in artikel 12, eerste lid, van de Tracéwet bedoelde instanties, blijft het recht zoals het gold vóór dat tijdstip van toepassing.

  • 2 Met betrekking tot het nemen van besluiten op aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Tracéwet, die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, en de overige in artikel 20, tweede lid, van de Tracéwet bedoelde ambtshalve te nemen besluiten die binnen dertien weken na dat tijdstip zijn bekendgemaakt, blijft het recht zoals het gold vóór dat tijdstip van toepassing.

  • 3 Met betrekking tot de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen alsmede de behandeling van zodanig bezwaar of beroep tegen een in het eerste of tweede lid bedoeld besluit dat vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt, blijft het recht zoals het gold vóór dat tijdstip van toepassing.

Artikel III

  • 1 Indien ten aanzien van een tracébesluit dat is voorbereid met toepassing van de Tracéwet, zoals deze luidde vóór het inwerkingtreden van deze wet, door de bestuursorganen van de betrokken gemeenten of regionale openbare lichamen niet binnen een jaar na de vaststelling van dat tracébesluit planologische medewerking is verleend, is artikel 15, derde tot en met tiende lid, van de Tracéwet ter zake van toepassing, mits de met zodanig tracébesluit verband houdende besluiten tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ingevolge de artikelen 83, 85, 100a of 106 van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld.

  • 2 Ingeval besluiten tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting met het oog op de uitvoering van een in het eerste lid bedoeld tracébesluit zijn vereist en de planologische medewerking niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn is verleend, is artikel 15, derde tot en met tiende lid, van de Tracéwet ten aanzien van zodanig tracébesluit van toepassing zodra de besluiten tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting met het oog op de uitvoering van dat tracébesluit zijn bekendgemaakt.

  • 3 Ingeval geen besluiten tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting met het oog op de uitvoering van een in het eerste lid bedoeld tracébesluit zijn vereist en de planologische medewerking niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn is verleend, is artikel 15, derde tot en met tiende lid, van de Tracéwet ten aanzien van zodanig tracébesluit van toepassing met ingang van de dag na het verstrijken van die termijn.

  • 4 In afwijking van het eerste lid is, ingeval een in het eerste lid bedoeld tracébesluit geheel of gedeeltelijk door de rechter is vernietigd en vervolgens een nieuw tracébesluit is vastgesteld na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, artikel 15, derde tot en met tiende lid, van de Tracéwet ten aanzien van zodanig tracébesluit van toepassing zodra de besluiten tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting met het oog op de uitvoering van dat tracébesluit zijn bekendgemaakt. Ingeval geen besluiten tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zijn vereist, is artikel 15, derde tot en met tiende lid, van de Tracéwet van toepassing met ingang van de dag waarop het nieuwe tracébesluit is vastgesteld.

  • 6 Onder «planologische medewerking verlenen» in de zin van het eerste lid wordt verstaan het nemen van een of meer besluiten krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening door het bestuur van een gemeente of een regionaal openbaar lichaam, waardoor het desbetreffende tracébesluit kan worden uitgevoerd zonder strijd met hetgeen bij of krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening is bepaald.

Artikel IIIa

Ten aanzien van het nemen van besluiten tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in verband met de in artikel III, eerste lid, bedoelde tracébesluiten blijven de artikelen 83, 85, 100a of 106 van de Wet geluidhinder, alsmede de bepalingen van de Tracéwet, zoals deze luidde vóór het inwerkingtreden van deze wet, van toepassing.

Artikel IIIb

Ten aanzien van tracébesluiten die zijn vastgesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft artikel 18, eerste lid, tweede volzin, zoals dit luidde vóór dat tijdstip, van toepassing.

Artikel V

Algemene maatregelen van bestuur, vastgesteld op grond van artikel 106 van de Wet geluidhinder, zoals dat laatstelijk luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gelden als besluiten genomen op grond van artikel 107 van de Wet geluidhinder, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 september 2000

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de tiende oktober 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals