Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2016 en zichtdatum 01-07-2016.
Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Besluit van 11 oktober 2000, houdende sociaal-hygiënische eisen, waaraan inrichtingen ingevolge artikel 10 van de Drank- en Horecawet moeten voldoen (Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2000, kenmerk GZB/GZ 2.084.060;

Gelet op artikel 10 van de Drank- en Horecawet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 augustus 2000, no. W13.00.0278);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 oktober 2000, met kenmerk GZB/GZ 2.108.414;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. loopafstand: de afstand, gemeten langs een denkbeeldige, kortst realiseerbare vloeiend verlopende lijn tussen twee punten, waarover op een afstand van ten minste 0,30 m van constructie-onderdelen kan worden gelopen;

    • b. neringruimte: ruimte binnen een gebouw, welke ruimte in gebruik is voor het uitoefenen van de kleinhandel of de zelfbedieningsgroothandel of een van de hierna te noemen activiteiten:

      • 1°. het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen in het kader van een openbare verkoping, als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen;

      • 2°. het bedrijfsmatig aanbieden van diensten;

      • 3°. het bedrijfsmatig verhuren van goederen;

      • 4°. het in het openbaar bedrijfsmatig opkopen van goederen;

    • c. verbindingslokaliteit: een tot een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend behorende lokaliteit in gebruik als passage tussen een neringruimte en een slijtlokaliteit.

  • 2 In dit besluit worden aan elkaar grenzende ruimten als één lokaliteit beschouwd, indien zij hetzij verbonden zijn door een permanente wandopening met een hoogte van ten minste 2,20 m van de vloer af gemeten en een breedte van ten minste twee/derde van de scheidingswand met een minimum van 2,40 m, hetzij slechts gescheiden door een afscheiding van geringere hoogte dan 1,25 m van de vloer af gemeten.

§ 2. Inrichtingen waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend

Artikel 2

Onverminderd het Bouwbesluit 2012, voldoet een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, aan de in artikelen 3 tot en met 7 van het onderhavige besluit vervatte bepalingen.

Artikel 3

Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2.

Artikel 4

Een horecalokaliteit heeft een hoogte van ten minste 2,40 m van de vloer af gemeten.

Artikel 4a

De burgemeester kan besluiten af te wijken van artikel 3 en 4, indien er sprake is van een lokaliteit die is gevestigd in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

Artikel 5

  • 1 Een horecalokaliteit is voorzien van een rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staande goed werkende mechanische ventilatie-inrichting met een luchtverversingscapaciteit van 3,8•10-3 m3/s per m2 vloeroppervlakte.

  • 2 Indien er sprake is van een horecalokaliteit die gevestigd is in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, kan de burgemeester in afwijking van het bepaalde in artikel 27 van de Drank- en Horecawet een vergunning verlenen indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, mits de luchtverversing op een andere wijze dan voorzien in het eerste lid wordt gerealiseerd en dit leidt tot een luchtkwaliteit in de horecalokaliteit die vergelijkbaar is met de luchtkwaliteit die zou worden gerealiseerd door middel van de in het eerste lid bedoelde mechanische ventilatie-inrichting.

Artikel 6

  • 1 In een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend is, opdat op veilige wijze kan worden beschikt over energie, een voorziening voor elektriciteit aanwezig.

  • 2 In een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend is, opdat kan worden beschikt over voor de menselijke consumptie en hygiëne geschikt water, een voorziening voor drinkwater aanwezig.

Artikel 7

  • 1 In de onmiddellijke nabijheid van een horecalokaliteit zijn, ten behoeve van de bezoekers, ten minste twee volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden aanwezig.

  • 2 Elke toiletgelegenheid bevat ten minste:

    • a. een of meer behoorlijke en afsluitbare toiletruimten;

    • b. een of meer behoorlijke voorzieningen om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen.

  • 3 De in de toiletruimten aanwezige toiletpotten en urinoirs zijn voorzien van een waterspoeling.

  • 4 De toiletruimten zijn niet rechtstreeks toegankelijk vanuit een horecalokaliteit.

§ 3. Inrichtingen waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend

Artikel 8

Onverminderd het Bouwbesluit, voldoet een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, aan de in artikelen 9 tot en met 11 van het onderhavige besluit vervatte bepalingen.

Artikel 9

Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.

Artikel 10

Een slijtlokaliteit heeft aan alle zijden gesloten wanden met een hoogte van ten minste 2,40 m van de vloer af gemeten.

Artikel 11

  • 1 Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.

  • 2 Een verbindingslokaliteit heeft aan alle zijden gesloten wanden met een hoogte van ten minste 2,40 m van de vloer af gemeten.

  • 3 Een verbindingslokaliteit bestemd of mede bestemd voor bezoekers, heeft ten hoogste één afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 2,40 m naar de slijtlokaliteit en ten hoogste één afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 2,40 m naar de neringruimte. De loopafstand tussen de toegang naar de slijtlokaliteit en de toegang naar de neringruimte bedraagt ten minste 2,00 m.

  • 4 Een verbindingslokaliteit uitsluitend bestemd voor personeel van het slijtersbedrijf, heeft ten hoogste één afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 1,00 m naar de slijtlokaliteit en ten hoogste één afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 1,00 m naar de neringruimte. De loopafstand tussen de toegang naar de slijtlokaliteit en de toegang naar de neringruimte bedraagt ten minste 1,00 m.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 oktober 2000

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vierentwintigste oktober 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals