Besluit van 23 november 2000, houdende vaststelling van de regeling inzake de bovenwettelijke
uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren (Besluit bovenwettelijke
uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 18 augustus 2000, nr. 5045031/00/06,
directoraat-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand, directie Wetgeving;
Gelet op artikel 54, tweede lid, onderdeel b, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
De Raad van State gehoord (advies van 21 september, no. W03.00 0384/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 november 2000, nr.
5061726/00/6, directoraat-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand, directie
Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan: