Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten

[Regeling vervallen per 01-01-2017.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 01-04-2002.]
Geraadpleegd op 06-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-01-1994 en zichtdatum 01-12-2024.
Geldend van 03-12-2015 t/m 31-12-2016

Besluit van 28 november 2000 houdende regels voor het bezit en vervoer van en de handel in beschermde dier- en plantensoorten (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 18 februari 2000, nr. TRCJZ/2000/1689, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora- en fauna (PbEG L 206);

Gelet op de artikelen 75, eerste lid en vierde lid, onderdelen a, b en c en 81, eerste lid, van de Flora- en faunawet;

De Raad van State gehoord (advies van 26 mei 2000, nr. W11.00.0064/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 21 november 2000, nr. TRCZ/2000/9599, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1:. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: Flora- en faunawet;

  • b. gesloten pootring: individueel gemerkte, naadloze, ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid en waarvan het formaat zodanig is dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet kan worden verwijderd wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt;

  • c. basisverordening: verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG 1997, L 61);

  • d. Habitatrichtlijn: richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206);

  • e. Vogelrichtlijn: richtlijn nr. 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010 L 20);

  • f. verordening (EG) nr. 1007/2009: verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PbEU 2009, L 286);

  • g. verordening (EU) nr. 737/2010: verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie van 10 augustus 2010 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handel in zeehondenproducten (PbEU 2010, L 216).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 3 Als andere belangen als bedoeld in artikel 75, vijfde lid, onderdeel c, van de wet zijn aangewezen:

    • a. de bepalingen inzake de gemeenschappelijke markt en een vrij verkeer van goederen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

    • b. de bescherming van flora en fauna;

    • c. de veiligheid van het luchtverkeer;

    • d. de volksgezondheid of openbare veiligheid;

    • e. dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten;

    • f. het voorkomen van ernstige schade aan vormen van eigendom, anders dan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren;

    • g. belangrijke overlast veroorzaakt door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort;

    • h. de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en in de bosbouw;

    • i. bestendig gebruik;

    • j. de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In totaal kunnen ten hoogste 200 ontheffingen worden verleend voor het onder zich hebben van gefokte jachtvogels ten behoeve van de uitoefening van de jacht en de uitoefening van bevoegdheden toegekend in het kader van beheer en schadebestrijding.

Artikel 2b

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde soorten tevens vrijstelling of ontheffing worden verleend van artikel 8 van de wet ten behoeve van de belangen, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdelen h, i en j, mits ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde soorten:

    • a. geen benutting of economisch gewin plaatsvindt en

    • b. zorgvuldig wordt gehandeld, hetgeen in elk geval inhoudt dat van de werkzaamheden of het gebruik geen wezenlijke invloed uitgaat op de in het eerste lid bedoelde soorten.

  • 3 Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op gekweekte planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort die is vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 2c

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, kan met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde soorten tevens vrijstelling of ontheffing worden verleend van de artikelen 9, 11 en 12 van de wet ten behoeve van de belangen, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdelen h, i en j, mits ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde soorten:

    • a. geen benutting of economisch gewin plaatsvindt en

    • b. zorgvuldig wordt gehandeld.

  • 3 Zorgvuldig handelen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, houdt in elk geval in dat:

    • a. van de werkzaamheden of het gebruik geen wezenlijke invloed uitgaat op de in het eerste lid bedoelde soorten en

    • b voorafgaand en tijdens de werkzaamheden of het gebruik in redelijkheid alles zal worden verricht of gelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat:

      • 1°. de in het eerste lid bedoelde dieren worden gedood, verwond, gevangen, bemachtigd of met het oog daarop worden opgespoord;

      • 2°. nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de in het eerste lid bedoelde dieren worden beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord;

      • 3°. eieren van de in het eerste lid bedoelde dieren worden beschadigd of vernield.

  • 4 Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op gefokte dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort die is vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 2d

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, kan tevens vrijstelling of ontheffing worden verleend van artikel 9 van de wet ten behoeve van het belang, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel g, met betrekking tot de vogelsoorten, genoemd in bijlage II van de Vogelrichtlijn, met dien verstande dat geen vrijstelling of ontheffing kan worden verleend voor de periode van 15 maart tot 15 juli.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, kan met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde soorten tevens vrijstelling of ontheffing worden verleend van de artikelen 9, 11 en 12 van de wet ten behoeve van de belangen, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdelen h, i en j, mits ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde soorten:

    • a. geen benutting of economisch gewin plaatsvindt en

    • b. zorgvuldig wordt gehandeld.

  • 5 Zorgvuldig handelen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, houdt in elk geval in dat:

    • a. van de werkzaamheden of het gebruik geen wezenlijke invloed uitgaat op de in het eerste lid bedoelde soorten en

    • b. voorafgaand en tijdens de werkzaamheden of het gebruik in redelijkheid alles is of zal worden verricht of gelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat:

      • 1°. de in het eerste lid bedoelde dieren worden gedood, verwond, gevangen, bemachtigd of met het oog daarop worden opgespoord;

      • 2°. nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de in het eerste lid bedoelde dieren worden beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord;

      • 3°. eieren van de in het eerste lid bedoelde dieren worden beschadigd of vernield.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Met uitzondering van de artikelen 11, 14 en 14a en de hoofdstukken 3 tot en met 5 is dit besluit niet van toepassing op planten of producten van planten, noch op dieren of eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot soorten genoemd in de bijlagen van de basisverordening.

Hoofdstuk 2:. Vrijstellingen voor bezit, vervoer en handel

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

§ 1. Vrijstelling voor gehouden dieren

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 11 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van gefokte dieren behorende tot een bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoort, alsmede voor producten van die dieren, voorzover de houder kan aantonen dat de dieren zijn gefokt, of, indien het producten betreft, dat de betrokken producten van gefokte dieren afkomstig zijn.

  • 2 De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 11 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van edelherten, damherten en wilde zwijnen die met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten worden gehouden op terreinen kleiner dan 40 hectare, alsmede voor producten van die dieren, voorzover de houder kan aantonen dat de betrokken producten van die dieren afkomstig zijn.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, alsmede voor eieren, nesten of producten van die vogels, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt, of, indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, dat de betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voorzover:

    • a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;

    • b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en

    • c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.

  • 2 Onze Minister kan ontheffing verlenen van de verplichting dat gefokte vogels voorzien dienen te zijn van een pootring voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte vogels.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort zijn voorzien van een door Onze Minister op aanvraag afgegeven gesloten pootring, dan wel van een gesloten pootring die door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland, of een door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland erkende organisatie, is afgegeven.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld betreffende de afgifte en kenmerken van gesloten pootringen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De vrijstelling, bedoeld in artikel 5, eerste lid, geldt eveneens voor gefokte vogels die voorzien zijn van een ander merkteken dan bedoeld in artikel 6, eerste lid, dat door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland, of een door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland erkende organisatie is afgegeven, en voldoet aan de eisen die bij ministeriële regeling gesteld zijn.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Door Onze Minister wordt een administratie bijgehouden waaruit blijkt aan wie, wanneer en met welke maten en registratienummers gesloten pootringen als bedoeld in artikel 6 zijn verstrekt.

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet geldt niet ten aanzien van het houden van dieren van de soorten:

     a.

    Amerikaanse voseekhoorn

    Scriurus niger;

     b.

    grijze eekhoorn

    Sciurus carolinensis;

     c.

    Pallas’ eekhoorn

    Callosciurus erythraeus.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt alleen, indien de houder kan aantonen dat:

    • a. de door hem gehouden eekhoorns van de soorten, genoemd in het eerste lid, niet worden gehouden voor commerciële doeleinden;

    • b. de door hem gehouden eekhoorns van de soorten, genoemd in het eerste lid, zijn te identificeren door middel van een subcutaan aangebrachte microchiptransponder met een uniek nummer;

    • c. de door hem gehouden eekhoorns van de soorten, genoemd in het eerste lid, zijn gesteriliseerd of gecastreerd, en

    • d. de houder zijn naam, adres en woonplaats, burgerservicenummer en het unieke nummer, bedoeld onder onderdeel b, voor de inwerkingtreding van deze bepaling heeft geregistreerd bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 3 De voorwaarde, gesteld in het tweede lid, onderdeel d, geldt niet ten aanzien van degene die eekhoorns heeft verkregen onder algemene titel van een houder die aan de in dat onderdeel geregelde registratieplicht heeft voldaan.

  • 4 De houder geeft wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder d, onverwijld door aan de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

§ 2. Vrijstelling voor planten

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden, bedoeld in de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van planten of producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse plantensoort, voorzover de houder kan aantonen dat de planten zijn gekweekt of, indien het producten betreft, dat de betrokken producten van gekweekte planten afkomstig zijn.

  • 2 De verboden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van planten behorende tot de soort maretak (Viscum album), de soort wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris) of de soort zomerklokje (Leucojum aestivum), voorzover de houder kan aantonen dat de betrokken planten of producten op geoorloofde wijze elders dan in Nederland zijn verkregen.

  • 3 De verboden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, voorzover de houder kan aantonen dat de betrokken producten van planten op geoorloofde wijze elders dan in Nederland zijn verkregen.

Artikel 9a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De verboden op het onder zich hebben en vervoeren, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet, van in dat artikel bedoelde planten of dieren gelden niet ten aanzien van de grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides) voorzover die handelingen ten doel hebben planten behorende tot die soort te verdelgen.

§ 3. Vrijstelling voor wild

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De verboden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van producten van wild:

  • a. gedurende het tijdvak van de opening tot en met de tiende dag na de sluiting van de jacht op dat wild, dan wel;

  • b. gedurende het tijdvak vanaf de elfde dag na de sluiting tot de opening van de jacht op dat wild,

indien de houder van de betrokken producten kan aantonen dat deze zijn verworven overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk V, titel II, van de wet, dan wel op geoorloofde wijze elders dan in Nederland zijn verkregen.

§ 4. Vrijstelling voor dieren die in het kader van beheer of bestrijding van schade zijn gedood of elders dan in Nederland zijn verkregen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden op het onder zich hebben en vervoeren van producten van dieren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, voorzover deze producten afkomstig zijn van bij ministeriële regeling aanwezen dieren, indien de houder van de betrokken producten kan aantonen dat deze zijn verworven overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk V, titel III, afdeling 1, paragraaf 3, van de wet.

  • 2 De verboden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, voorzover deze producten afkomstig zijn van bij ministeriële regeling aangewezen dieren, indien de houder van de betrokken producten kan aantonen dat deze zijn verworven overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk V, titel III, afdeling 1, paragraaf 3, van de wet, dan wel op geoorloofde wijze elders dan in Nederland zijn verkregen.

§ 6. Overige vrijstellingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden op het vangen en bemachtigen van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, bedoeld in artikel 9 van de wet, en van de verboden op het vervoeren en onder zich hebben van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van beschermde inheemse kikkers, padden en salamanders indien de betrokken handelingen plaatsvinden ter veiligstelling van deze dieren tegen het verkeer.

  • 2 De in het eerste lid genoemde vrijstelling geldt slechts voor het vervoer van de dieren over een afstand van ten hoogste 50 meter vanaf de vangplaats en voorzover de dieren na het vervoeren onmiddellijk weer in vrijheid worden gesteld.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden op het vervoeren en onder zich hebben, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van zieke of gewonde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort ten behoeve van opvang en verzorging.

  • 2 De in het eerste lid genoemde vrijstelling geldt slechts voorzover de dieren binnen twaalf uur worden overgedragen aan personen of instanties die gerechtigd zijn de dieren onder zich te hebben.

  • 3 Met betrekking tot reeën, edelherten, damherten en wilde zwijnen geldt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien vóór het vervoer melding is gemaakt bij de meldkamer van de politie van het aantal, de vindplaats en de soort zieke of gewonde dieren en voorzover dat vervoer geschiedt door een door de politie aangewezen vervoerder.

Artikel 14a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden op het vervoeren en onder zich hebben, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van keutels, braakballen, losse veren, haarballen, sterrenschot en afgeworpen geweien afkomstig van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort.

  • 2 Voorzover de in het eerste lid bedoelde producten van dieren afkomstig zijn van of producten bevatten van vogelsoorten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet of van diersoorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in bijlage 1 bij dit besluit, geldt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, slechts als het vervoer of het onder zich hebben geschiedt met het oog op gebruik van deze producten bij onderzoek en onderwijs.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden op het onder zich hebben en vervoeren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van de groene kikker (Rana esculenta), de bruine kikker (Rana temporaria) en de gewone pad (Bufo bufo), alsmede ten aanzien van eieren van deze soorten, voorzover het vervoer of het onder zich hebben geschiedt met het oog op gebruik van deze dieren of eieren van deze dieren bij onderzoek en onderwijs.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt niet ten aanzien van groene kikkers, bruine kikkers en gewone padden waarvan de metamorfose is voltooid.

Hoofdstuk 3:. Overige vrijstellingen ten behoeve van het maatschappelijk verkeer

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 16a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De verboden, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 12 van de wet, gelden niet ten aanzien van weidevogels, behorende tot vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet, ten behoeve van activiteiten bestemd en geschikt voor de bescherming van weidevogels, hun eieren en hun niet-vliegvlugge jongen tegen landbouwwerkzaamheden en vee.

Artikel 16b

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • a. de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud van vaarwegen, watergangen, waterkeringen, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen en bermen en in het kader van natuurbeheer;

  • b. de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw en de bosbouw;

  • c. bestendig gebruik;

  • d. de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

  • 2 De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, gelden ten aanzien van in het wild levende dieren en planten behorende tot:

  • a. bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse dier- en plantensoorten;

  • b. overige beschermde inheemse dier- en plantensoorten, mits de werkzaamheden en het gebruik aantoonbaar plaatsvinden overeenkomstig een door Onze Minister goedgekeurde gedragscode.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, gelden de vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, voor wat betreft artikel 10 van de wet niet ten aanzien van de soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 bij dit besluit.

  • 4 In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, geldt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, niet ten aanzien van de soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 16c

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Een gedragscode, als bedoeld in artikel 16b, tweede lid, onderdeel b, wordt slechts goedgekeurd, indien hierin een wijze van uitvoering van werkzaamheden of gebruik is beschreven waarmee naar het oordeel van Onze Minister afdoende gewaarborgd is dat ten aanzien van de in artikel 16b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde soorten:

    • a. geen benutting of economisch gewin plaatsvindt;

    • b. zorgvuldig wordt gehandeld, hetgeen inhoudt dat:

      • 1°. slechts werkzaamheden verricht worden of gebruik plaatsvindt waarvan geen wezenlijke invloed uitgaat op de in artikel 16b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde soorten;

      • 2°. voor wat betreft dieren voorafgaand en tijdens de werkzaamheden of het gebruik in redelijkheid alles wordt verricht of gelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat:

  • 2 Onze Minister kan het goedkeuringsbesluit intrekken, indien naar zijn oordeel de staat van instandhouding van de soorten, bedoeld in artikel 16b, tweede lid, onderdeel b, of de trend in de staat van instandhouding van deze soorten daartoe noodzaakt.

Artikel 16d

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de vrijstellingen, bedoeld in artikel 16b, eerste lid, en ten aanzien van de goedkeuring van gedragscodes als bedoeld in artikel 16c waarbij onder andere onderscheid kan worden gemaakt tussen beschermde inheemse soorten.

Artikel 16e

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 11 van de wet, gelden niet ten aanzien van de huisspitsmuis (Crocidura russula) voorzover dit dier zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt.

  • 2 De verboden, bedoeld in artikel 9 tot en met 11 van de wet, gelden niet ten aanzien van de mol (Talpa europea) de bosmuis (Apodemus sylvaticus) en de veldmuis (Microtus arvalis).

Artikel 16f

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het verbod, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, geldt niet ten aanzien van het binnen de bebouwde kom vangen van verwilderde katten (Felis catus) en verwilderde duiven (Columba livia forma domestica) met vangkooien.

Artikel 16g

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De verboden op het onder zich hebben en vervoeren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van de afvoer van planten en producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, in verband met werkzaamheden als bedoeld in artikel 16b, eerste lid, die verricht worden in overeenstemming met artikel 16b en de nadere regels die op grond van artikel 16d zijn gesteld.

Artikel 16ga

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het verbod, bedoeld in artikel 9 van de wet, geldt niet ten aanzien van het niet-opzettelijk doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren, behorende tot beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4 van de wet, indien die handelingen verband houden met de aanleg of exploitatie van:

  • a. voorzieningen waarmee elektriciteit met behulp van wind wordt geproduceerd of

  • b. hoogspanningsverbindingen.

Hoofdstuk 4:. Vrijstellingen voor het uitzetten van dieren

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 16h

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 14, eerste lid van de wet, geldt niet ten aanzien van dieren of eieren van dieren, behorende tot bij ministeriële regeling aangewezen diersoorten, ten behoeve van de bestrijding van ziekten, plagen of onkruiden.

  • 2 De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid kan bij ministeriële regeling naar gelang een soort of groep van soorten worden beperkt tot delen van Nederland of tot bepaalde categorieën gebieden.

Hoofdstuk 5:. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Ter uitvoering van artikel 12 van de basisverordening worden bij ministeriële regeling plaatsen aangewezen waar planten behorende tot beschermde inheemse of uitheemse plantensoorten of dieren behorende tot beschermde inheemse of uitheemse diersoorten, alsmede producten van die planten of producten of eieren van die dieren, vanuit derde landen het grondgebied van Nederland dienen te worden binnengebracht en vanuit Nederland naar derde landen worden uitgevoerd.

Artikel 17a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Ter uitvoering van artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de basisverordening is Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie belast met de uitvoering van de basisverordening en de contacten met de Commissie.

  • 2 Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie kan nadere regels stellen voor een goede uitvoering van de basisverordening en de daarop gebaseerde uitvoeringsverordening.

  • 3 Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is belast met de uitvoering van verordening (EG) nr. 1007/2009 en verordening (EU) nr. 737/2010.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het voeren van een administratie en verstrekken van gegevens met betrekking tot het onder zich hebben, ontvangen, verkopen, ten verkoop voorradig of voorhanden hebben en afleveren van dieren of planten, dan wel producten van die planten of producten of eieren van die dieren.

Artikel 18a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Onze Minister besluit binnen een termijn van zestien weken na ontvangst van een verzoek om ontheffing, bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet.

Hoofdstuk 6:. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 Artikel 6, eerste lid, geldt niet voor het onder zich hebben van gefokte vogels behorende tot de soorten bedoeld in artikel 1, onder 2, van de Vogelwet 1936, voorzover deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit werden gehouden overeenkomstig artikel 35 van de Vogelwet 1936 of de artikelen 6, eerste lid, onderdeel b, 7, eerste lid, onderdeel a, 23 of 25 van het Vogelbesluit 1994.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Een wijziging van de in dit besluit genoemde verordening geldt voor de toepassing van dit besluit met ingang van de dag waarop de betrokken wijzigingsverordening in werking treedt.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 november 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de zevende december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage 1. als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

   

ZOOGDIEREN

 
   

Boommarter

Martes martes

Das

Meles meles

Eikelmuis

Eliomys quercinus

Gewone zeehond

Phoca vitulina

Veldspitsmuis

Crocidura leucodon

Waterspitsmuis

Neomys fodiens

   

REPTIELEN

 
   

Adder

Vipera berus

Hazelworm

Anguis fragilis

Ringslang

Natrix natrix

   

AMFIBIEËN

 
   

Vinpootsalamander

Triturus helveticus

Vuursalamander

Salamandra salamandra

   

VISSEN

 
   

Beekprik

Lampetra planeri

Bittervoorn

Rhodeus cericeus

Elrits

Phoxinus phoxinus

Gestippelde alver

Alburnoides bipunctatus

Grote modderkruiper

Misgurnus fossilis

Rivierprik

Lampetra fluviatilis

   

DAGVLINDERS

 
   

Bruin dikkopje

Erynnis tages

Dwergblauwtje

Cupido minimus

Dwergdikkopje

Thymelicus acteon

Groot geaderd witje

Aporia crataegi

Grote ijsvogelvlinder

Limenitis populi

Heideblauwtje

Plebejus argus

Iepepage

Strymonidia w-album

Kalkgraslanddikkopje

Spialia sertorius

Keizersmantel

Argynnis paphia

Klaverblauwtje

Cyaniris semiargus

Purperstreepparelmoervlinder

Brenthis ino

Rode vuurvlinder

Palaeochrysophanus hippothoe

Rouwmantel

Nymphalis antiopa

Tweekleurig hooibeestje

Coenonympha arcania

Veenbesparelmoervlinder

Bolaria aquilonais

Veenhooibeestje

Coenonympha tullia

Veldparelmoervlinder

Melitaea cinxia

Woudparelmoervlinder

Melitaea diamina

Zilvervlek

Clossiana euphrosyne

   

PLANTEN

 
   

Groot zeegras

Zostera marina

Bijlage 2. als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Nederlandse naam

wetenschappelijke naam

Bosmuis

Apodemus sylvaticus

Ekster

Pica pica

Holenduif

Columba oenas

Huismus

Passer domesticus

Kauw

Corvus monedula

Knobbelzwaan

Cygnus olor

Kokmeeuw

Larus ridibundus

Mol

Talpa europaea

Rietgans

Anser fabalis

Roek

Corvus frugilegus

Spreeuw

Sturnus vulgaris

Turkse tortel

Streptopelia decaocto

Veldmuis

Microtus arvalis

Vlaamse gaai

Garrulus glandarius

Vos

Vulpes vulpes

Waterhoen

Gallinula chloropus

Zilvermeeuw

Larus argentatus

Zwarte kraai

Corvus corone corone

Bijlage 3. als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Nederlandse naam

wetenschappelijke naam

Alpensneeuwhoen

Lagopus mutus

Auerhoen

Tetrao urogallus

Barbarijse patrijs

Alectoris barbara

Bokje

Lymnocryptes minimus

Damhert

Dama dama

Edelhert

Cervus elaphus

Eidereend

Somateria mollissima

Fazant

Phasianus colchicus

Goudplevier

Pluvialis apricaria

Grauwe gans

Anser anser

Haas

Lepus europaeus

Houtduif

Columba palumbus

Houtsnip

Scolopax rusticola

Kolgans

Anser albifrons

Konijn

Oryctolagus cuniculus

Korhoen (Britse populaties)

Tetrao tetrix (Britse populaties)

Kuifeend

Aythya fuligula

Meerkoet

Fulica atra

Moerassneeuwhoen

Lagopus lagopus

Patrijs

Perdix perdix

Pijlstaart

Anas acuta

Ree

Capreolus capreolus

Rode patrijs

Alectoris rufa

Slobeend

Anas clypeata

Smient

Anas penelope

Tafeleend

Aythya ferina

Toppereend

Aythya marila

Watersnip

Gallinago gallinago

Wild zwijn

Sus scrofa

Wilde eend

Anas platyrhynchos

Wintertaling

Anas crecca

Zwarte zee-eend

Melanitta nigra