3. Tweede pachtersvoordeel
[Regeling vervallen per 23-10-2010 met terugwerkende kracht tot en met 13-10-2010]
Een pachtervoordeel wordt aangeduid als een tweede pachtersvoordeel indien de pachter
die de grond in eigendom verkrijgt, behoort tot de in het tweede lid van deze aanschrijving
omschreven familiekring van de verpachter.
Hierbij verdient opmerking dat een belastbaar tweede pachtersvoordeel slechts kan
ontstaan indien de desbetreffende pachtersovereenkomst een zakelijke basis heeft.
Vindt de pachterovereenkomst haar oorzaak niet in overwegingen van bedrijfsuitoefening
bij de verpachter maar heeft zij een onzakelijke oorsprong, dan wordt daarmee bij
de waardebepaling van de grond voor de belastingheffing geen rekening gehouden. Dit
heeft tot gevolg dat zowel de verpachter als de pachter, wanneer deze de grond in
eigendom verkrijgt, de grond volgens de regels die gelden voor de berekening van de
totale winst moet waarderen op de waarde in het economische verkeer. Deze is in dit
geval de waarde in onverpachte staat, zodat van het ontstaan van een pachtervoordeel
geen sprake kan zijn.
Wordt derhalve de grond in het kader van de bedrijfsopvolging zakelijk verpacht voordat
overdracht plaatsvindt – en heeft de verpachter de grond destijds zonder pachtersvoordeel
verkregen – dan ontstaat ten tijde van de overdracht bij de opvolger een belastbaar
voordeel dat bij de overdrager door de werking van de landbouwvrijstelling niet bestond.
Gelet op deze juist ten nadele van de zakelijke verpachting binnen familieverband
bestaande fiscale onevenwichtigheid is teneinde de bedrijfsopvolging in de landbouw
niet te bemoeilijken aanleiding gevonden goed te keuren dat de inspecteurs der directe
belastingen aan de realisatie van een tweede pachtervoordeel voor de heffing van inkomstenbelasting
geen gevolgen verbinden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. bij de verkrijging van de grond door de voorganger
-
– is geen pachtersvoordeel ontstaan, dan wel
-
– is een (eerste of tweede) pachtervoordeel dat tot diens winst uit onderneming heeft
behoord, dan wel
-
– is een tweede pachtervoordeel ontstaan waaraan, als het zou zijn gerealiseerd, krachtens
deze aanschrijving geen gevolgen zouden zijn verbonden voor de heffing van inkomstenbelasting;
-
b. het staat vast dat belanghebbende ten tijde van de verkrijging van de grond de bedoeling
had het landbouwbedrijf duurzaam voort te zetten of te doen voortzetten door een opvolger
uit de familiekring van degene die voorheen aan belanghebbende verpachte.
Het laatste onderdeel van voorwaarde a kan als volgt worden toegelicht.
A verpacht landbouwgrond op zakelijke basis aan zijn zoon B. A heeft deze grond destijds
zonder pachtersvoordeel verkregen. Vervolgens verkrijgt B de grond in eigendom; het
bij deze verkrijging ontstane tweede pachtersvoordeel wordt door B bij latere zakelijke
verpachting aan diens zoon C niet gerealiseerd (verg. BNB 1981/291).
Bij overdracht in eigendom aan C ontstaan wederom een tweede pachtersvoordeel. Aangezien
het tweede pachtersvoordeel van B – indien het zou zijn gerealiseerd, quod non – zou
zijn vrijgesteld, omdat bij de verkrijging van de grond door A geen pachtersvoordeel
is ontstaan, is er geen reden het tweede pachtersvoordeel van C niet vrij te stellen.
Als aan de voorwaarden niet wordt voldaan kan de regeling van het tweede lid van deze
aanschrijving overeenkomstige toepassing vinden voor het tweede pachtersvoordeel.
Het wordt dan behandeld als ware het een eerste pachtersvoordeel.
Als aan de onder a gestelde voorwaarde niet wordt voldaan keur ik voorts goed dat
bij realisatie van een tweede pachtersvoordeel hierover geen heffing van inkomstenbelasting
zal plaatsvinden indien en voor zover dat voordeel het pachtersvoordeel van de voorganger
overtreft.