Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee
is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de
toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 9 februari 1998, nr. DB98/455M.
Het is thans niet mogelijk jaarlijks af te schrijven op de waarde van een taxivergunning.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 maart 1992, nr. 27 461, BNB 1992/184, uitgemaakt
dat bij de berekening van de jaarlijkse winst voor afschrijving op de kostprijs van
dergelijke vergunningen geen plaats is, doch dat dergelijke vergunningen als gevolg
van zich in het jaar voordoende omstandigheden blijvend hun waarde kunnen verliezen,
waardoor afwaardering op lagere bedrijfswaarde mogelijk is.
In verband met de voorgenomen invoering van het Wetsvoorstel personenvervoer en het
Besluit personenvervoer zullen het capaciteitsbeleid, het prijsbeleid en de afbakening
van de vervoersgebieden op termijn volledig worden afgeschaft. Vanaf het moment van
invoering van het wetsvoorstel en het besluit staat vast dat de in de taxivergunning
begrepen vermogenswaarde geheel of nagenoeg geheel verloren zal gaan. Eerst vanaf
het moment dat het capaciteitsbeleid, het prijsbeleid en de afbakening van de vervoersgebieden
volledig zijn komen te vervallen, zou derhalve afwaardering op lagere bedrijfswaarde
mogelijk zijn. Ik keur echter goed dat vanaf 1 januari 1998 in 4 jaren op de taxivergunning
wordt afgeschreven.
Ik keur tevens goed dat met ingang van 1 januari 1998 de afschrijving op het rijdend
materieel in vier jaar mag plaatsvinden. Hierbij dienen overigens wet en jurisprudentie
in acht te worden genomen. Zo moet rekening worden gehouden met een restwaarde en
kan geen inhaalafschrijving plaatsvinden op het rijdend materieel dat op 1 januari
1998 tot het ondernemingsvermogen behoort.