Wet bevordering eigenwoningbezit

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-06-2008 en zichtdatum 13-06-2008.
Geldend van 13-06-2008 t/m 01-09-2008

Wet van 11 december 2000, houdende nieuwe regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning (Wet bevordering eigenwoningbezit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen omtrent het aan mensen in lagere inkomensgroepen toekennen van een bijdrage ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

§ 1. Definities

Artikel 1. Definities

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. bestaande woning: woning die al voor de eigendomsoverdracht werd bewoond;

    • b. burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woning is gelegen waarop de eigenwoningbijdrage betrekking heeft;

    • c. bijdragejaar: jaar dat begint met de eerste volle kalendermaand waarin degene die de eigenwoningbijdrage aanvraagt de woning in eigendom heeft verkregen en loopt tot en met de elfde daaropvolgende kalendermaand, en de direct daarop aansluitende jaren;

    • d. eigenaar-bewoner: natuurlijke persoon die, alleen of gezamenlijk met een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a of b, een woning volledig in eigendom verkrijgt en daarin zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben;

    • e. eigenwoningbijdrage: financiële bijdrage krachtens deze wet;

    • f. financieringslast: te betalen bedrag aan rente over en aflossing van de hypothecaire lening, blijkens de geldleningsovereenkomst;

    • g. financieringslastnorm: gedeelte van de financieringslast dat per maand ten minste voor rekening van de eigenaar-bewoner blijft, uitgedrukt in een percentage van het toetsinkomen;

    • h. fiscaal effect: naar een maandbedrag herrekend jaarlijks terugkerend belastingvoordeel dat een huishouden met een eigen woning heeft ten opzichte van andere huishoudens, gebaseerd op aftrekbaarheid van het blijkens de geldleningsovereenkomst te betalen bedrag aan rente over de hypothecaire lening enerzijds, en bijtelling van het eigenwoningforfait anderzijds;

    • i. nieuwbouwwoning: woning die voor de eigendomsoverdracht nooit bewoond is geweest;

    • j. Onze Minister: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

    • k. opslagpercentage: percentage waarmee de financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd;

    • l. peildatum: eerste dag van het vijfjaarstijdvak, respectievelijk in artikel 40, eerste dag die volgt op het derde vijfjaarstijdvak;

    • m. peiljaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar;

    • n. primaire toekenning: toekenning van de eigenwoningbijdrage voor het eerste vijfjaarstijdvak;

    • o. toetsinkomen: toetsinkomen, bepaald volgens artikel 3;

    • p. toetsrente: rentetarief waartegen een hypothecaire lening kan worden afgesloten;

    • q. toetsvermogen: toetsvermogen, bedoeld in artikel 4;

    • r. vijfjaarstijdvak: aaneengesloten periode van vijf bijdragejaren;

    • s. woning: gebouwde onroerende zaak voor zover deze bestemd is om als zelfstandige woonruimte te worden gebruikt alsmede de onroerende aanhorigheden.

  • 2 In deze wet, behoudens artikel 20, en de daarop berustende bepalingen wordt onder bestaande woning, nieuwbouwwoning en woning mede verstaan de daarbij behorende grond.

§ 2. Overige begripsomschrijvingen

Artikel 2. Bewoningssituatie

  • 1 Degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, zijn de eigenaar-bewoner en:

    • a. zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerde partner, of

    • b. degene die gezamenlijk met de eigenaar-bewoner de woning bewoont en daarin met hem een gezamenlijke huishouding voert, niet zijnde een bloed- of aanverwant van de eigenaar-bewoner of een pleegkind.

  • 2 Naast de eigenaar-bewoner kan slechts één andere persoon tot diens huishouden behoren.

  • 3 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. eenpersoonshuishouden: het huishouden van een eigenaar-bewoner die jonger dan 65 jaar was op de datum van de offerte voor een hypothecaire lening ter verkrijging van de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie, en waartoe geen persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b;

    • b. tweepersoonshuishouden: het huishouden van een eigenaar-bewoner waartoe een persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, als het aandeel in het toetsinkomen, afkomstig van degenen die op de datum van de offerte voor een hypothecaire lening ter verkrijging van de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie 65 jaar of ouder waren, de helft of minder bedraagt;

    • c. eenpersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een eigenaar-bewoner die 65 jaar of ouder was op de datum van de offerte voor een hypothecaire lening ter verkrijging van de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie, en waartoe geen persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b;

    • d. tweepersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een eigenaar-bewoner waartoe een persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, als het aandeel in het toetsinkomen, afkomstig van degenen die op de datum van de offerte voor een hypothecaire lening ter verkrijging van de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie 65 jaar of ouder waren, meer dan de helft bedraagt.

Artikel 3. Toetsinkomen

  • 1 Het toetsinkomen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, is de ten aanzien van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner berekende som van de toetsinkomens in de zin van de voorwaarden en normen voor de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie, zoals deze jaarlijks in de Staatscourant worden gepubliceerd.

  • 2 Bij de bepaling van de som volgens het eerste lid wordt elk toetsinkomen dat negatief is, op nul gesteld.

  • 3 De inspecteur, onder wie de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort krachtens artikel 3, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van de inkomstenbelasting, verstrekt op verzoek van Onze Minister, van de desbetreffende eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort, aan Onze Minister:

    • a. indien over het kalenderjaar waarin die eigenaar-bewoner de eigenwoningbijdrage heeft aangevraagd en de woning in eigendom heeft verkregen een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat in die aanslag is opgenomen of zoals dat bij beschikking is vastgesteld;

    • b. indien over het kalenderjaar waarin die eigenaar-bewoner de eigenwoningbijdrage heeft aangevraagd en de woning in eigendom heeft verkregen geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat blijkt uit de jaaropgaven over het jaar waarin de woning in eigendom is verkregen, vermeerderd met het belastbare loon waarover in dat jaar loonbelasting is nageheven.

Artikel 4. Toetsvermogen

  • 1 Het toetsvermogen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, is het gezamenlijk vermogen van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner in het peiljaar.

  • 3 De inspecteur, onder wie de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort krachtens artikel 3, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van de inkomstenbelasting, verstrekt op verzoek van Onze Minister over het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin die eigenaar-bewoner de eigenwoningbijdrage heeft aangevraagd, het vermogen, bedoeld in het tweede lid, van de desbetreffende eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort, aan Onze Minister.

Hoofdstuk 2. Het recht op de eigenwoningbijdrage voor het in eigendom verkrijgen en vervolgens kunnen blijven bewonen van een woning

§ 1. Het recht op de eigenwoningbijdrage

Artikel 6. Omschrijving recht

  • 1 Als aan deze wet wordt voldaan, kent Onze Minister, ter tegemoetkoming in de kosten van het in eigendom verkrijgen en vervolgens kunnen blijven bewonen van een woning, op aanvraag aan de eigenaar-bewoner:

    • a. drie maal een eigenwoningbijdrage toe over drie achtereenvolgende vijfjaarstijdvakken, en vervolgens

    • b. een maal een eigenwoningbijdrage toe over ten hoogste de 15 bijdragejaren die direct volgen op het derde vijfjaarstijdvak, overeenkomstig hoofdstuk 5.

  • 2 Ten aanzien van een bepaalde eigenaar-bewoner kan slechts één maal van een primaire toekenning sprake zijn.

  • 3 Een eigenwoningbijdrage wordt slechts toegekend ten behoeve van het in eigendom verkrijgen en vervolgens kunnen blijven bewonen van een woning.

  • 5 De hoofdstukken 2 en 3 van deze wet zijn uitsluitend van toepassing op eigenwoningbijdragen als bedoeld in het eerste lid, onder a, tenzij hoofdstuk 5 van deze wet anders bepaalt.

  • 6 Bij ministeriële regeling:

    • a. kan een bedrag worden vastgesteld, dat gedurende een kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van eigenwoningbijdragen krachtens deze wet,

    • b. kan worden bepaald dat, indien een zodanig bedrag in een kalenderjaar niet geheel aan die verstrekking wordt besteed, het niet bestede bedrag wordt toegevoegd aan het bedrag voor het direct daaropvolgende kalenderjaar, en

    • c. kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de loting van gelijktijdig ingediende aanvragen om toekenning van een eigenwoningbijdrage.

    Onze Minister maakt het voor het einde van een kalenderjaar geheel aan die verstrekking besteed zijn van het bedrag voor dat kalenderjaar onverwijld bekend in de Staatscourant.

§ 2. Eisen die gelden voor elke toekenning

Artikel 7. Inschrijving gba

  • 1 Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 13 wordt een eigenwoningbijdrage slechts toegekend als degenen die tot het huishouden van de eigenaar-bewoner behoren, zich op de peildatum hebben ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, op het adres van de woning in verband met welke de eigenwoningbijdrage is aangevraagd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een eigenwoningbijdrage worden toegekend als de onjuiste inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet aan de eigenaar-bewoner kan worden toegerekend.

  • 3 Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, wordt een eigenwoningbijdrage slechts toegekend als de eigenaar-bewoner op de peildatum woont in de woning in verband met welke de eigenwoningbijdrage is aangevraagd.

Artikel 9. Maximaal toegestaan toetsvermogen

Een eigenwoningbijdrage wordt niet toegekend als het toetsvermogen voor een eenpersoonshuishouden of een eenpersoonsouderenhuishouden meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 5.5, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en voor een tweepersoonshuishouden of een tweepersoonsouderenhuishouden meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 5.5, tweede lid, van die wet.

Artikel 10. Hypotheekgarantie

  • 1 Een eigenwoningbijdrage wordt slechts toegekend als, tot zekerheid van de nakoming door de eigenaar-bewoner van de verplichtingen uit hetzij de hypothecaire lening hetzij een daaropvolgende lening of daaropvolgend krediet in rekening-courant ter financiering van het in eigendom verkrijgen van een woning met als zekerheid hypotheek op die woning, voor die lening of dat krediet een garantie is afgegeven door de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.

  • 2 De af te geven garantie is de garantie, bedoeld in artikel 3, eerste lid. De in dat artikellid bedoelde voorwaarden en normen voor die garantie zijn van toepassing, tenzij deze wet anders bepaalt.

§ 3. Eisen die slechts gelden voor primaire toekenningen

3.1. Eisen aan degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner

Artikel 11. Leeftijdsgrens

Voor een primaire toekenning is vereist dat de eigenaar-bewoner op de peildatum 18 jaar of ouder is.

Artikel 12. Eigenaar-bewoner geen eigenaar voor eigendomsoverdracht

Voor een primaire toekenning is vereist dat de eigenaar-bewoner gedurende een tijdvak van ten minste drie jaar tot de datum van eigendomsoverdracht geen eigenaar is geweest van een woning waar hij zijn hoofdverblijf had.

Artikel 13. Latere inschrijving gba/bewoning

  • 1 Op een primaire toekenning is artikel 7 niet van toepassing, voorzover de bewoning of de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is uitgesteld:

    • a. omdat een nieuwbouwwoning nog niet bewoonbaar is;

    • b. omdat een bestaande woning nog door de vorige bewoner wordt bewoond, of

    • c. omdat in een bestaande woning achterstallig onderhoud wordt verricht.

  • 2 In een geval als bedoeld in het eerste lid kan de eigenwoningbijdrage worden ingetrokken als de inschrijving of de bewoning niet heeft plaatsgevonden bij een situatie als bedoeld in onderdeel a van dat artikellid binnen negen maanden na de gereedgemelde woning of bij een situatie als bedoeld in de onderdelen b en c van dat artikellid binnen negen maanden na de peildatum. De intrekking vindt plaats met ingang van de eerste dag van de kalendermaand die volgt na de afloop van die termijn van negen maanden.

3.2. Eisen aan de woning

Artikel 15. Maximale koopsom, maximale hypothecaire lening

  • 1 Voor een primaire toekenning is vereist dat:

    • a. de koopsom van de woning niet hoger is dan € 158 850, en

    • b. het bedrag van de hypothecaire lening niet hoger is dan het bedrag, genoemd onder a, vermeerderd met 8 procent.

  • 2 Het in het eerste lid, onder a, genoemde bedrag wordt met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig artikel 41.

Artikel 16. Differentiatie op basis van regionale woningmarkt

[Vervallen per 01-01-2007]

Artikel 20. Bestaande woning niet op ernstig verontreinigde grond

Voor een primaire toekenning ten behoeve van een bestaande woning is vereist dat deze zich niet bevindt op bodem, waarvan ingevolge de Wet bodembescherming is vastgesteld dat deze ernstig verontreinigd is.

3.3. Overige eisen

Artikel 22. Beperkende bedingen in verband met de verkrijging in eigendom

Voor een primaire toekenning is vereist dat de woning niet in eigendom is verkregen onder voorwaarden die de beschikkingsmacht van de eigenaar-bewoner over de woning op enigerlei wijze inperken, voorzover niet rechtstreeks voortvloeiend uit Boek 5, titel 9, van het Burgerlijk Wetboek en behoudens bij algemene maatregel van bestuur opgenomen beperkingen.

Artikel 23. Nadere eisen met betrekking tot de hypothecaire lening

Voor een primaire toekenning is vereist dat de hypothecaire lening wordt afgesloten voor een bij ministeriële regeling te bepalen rentevaste periode.

§ 3a. Eisen die slechts gelden voor toekenningen na het tweede vijfjaarstijdvak

Artikel 23a. Vereisten voor ewb na 10 jaar

Op een toekenning van een eigenwoningbijdrage na het tweede vijfjaarstijdvak is artikel 23 van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Hardheid, overgang ewb bij verlies eigendom

Artikel 24. Hardheid

  • 1 Onze Minister kan ambtshalve of op verzoek van de eigenaar-bewoner, als in een bepaald geval de onverkorte toepassing van de desbetreffende bepalingen, gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden:

  • 2 Een daling van het inkomen, of een daling van het vermogen na het peiljaar, kan niet leiden tot toepassing van het eerste lid.

Artikel 25. Overgang ewb bij verlies eigendom

  • 1 Als de eigenaar-bewoner in de loop van het vijfjaarstijdvak de eigendom van de woning verliest, wordt de eigenwoningbijdrage op naam gesteld van diens echtgenoot, geregistreerde partner of bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad, als deze:

    • a. ten minste voor de helft eigenaar van die woning blijft of wordt, dan wel een beperkt recht op die woning verkrijgt;

    • b. die woning op het tijdstip van het verlies van de eigendom, bedoeld in de aanhef, bewoonde en

    • c. die woning blijft bewonen.

  • 2 Bij een verlies van de eigendom van de woning als bedoeld in het eerste lid zonder dat daarvoor de eigendom van een andere woning in de plaats komt, en waarbij voorts niet wordt voldaan aan onderdeel a, b of c van dat lid, is artikel 50, eerste lid, van toepassing.

Hoofdstuk 3. De hoogte van de eigenwoningbijdrage

Artikel 26. Bepaling toetsrente

  • 1 Het percentage van de toetsrente wordt bij ministeriële regeling vastgesteld, met inachtneming van het rentetarief dat wordt gehanteerd bij het verstrekken van een hypothecaire lening afgesloten in de vorm van een annuïteitenhypotheek.

  • 2 Het percentage, bedoeld in het eerste lid, kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd als daartoe aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van het rentetarief, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27. Berekening fiscaal effect

  • 1 Het fiscaal effect wordt verkregen door de tot een bedrag herleide financieringslastnorm te vermenigvuldigen met:

    • a. voor eenpersoonshuishoudens en tweepersoonshuishoudens, indien het toetsinkomen minder bedraagt dan of gelijk is aan het laagste bedrag, genoemd in de tabel onder II bij artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidt in het bijdragejaar: 0,29;

    • b. voor eenpersoonshuishoudens en tweepersoonshuishoudens, indien het toetsinkomen meer bedraagt dan het laagste bedrag, genoemd in de tabel onder II bij artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidt in het bijdragejaar: 0,33;

    • c. voor eenpersoonsouderenhuishoudens en tweepersoonsouderenhuishoudens, indien het toetsinkomen minder bedraagt dan of gelijk is aan het laagste bedrag, genoemd in de tabel onder II bij artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidt in het bijdragejaar: 0,13, en

    • d. voor eenpersoonsouderenhuishoudens en tweepersoonsouderenhuishoudens, indien het toetsinkomen meer bedraagt dan het laagste bedrag, genoemd in de tabel onder II bij artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidt in het bijdragejaar: 0,16.

  • 2 De in het eerste lid genoemde factoren kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel 41.

Artikel 29. Bepaling financieringslastnorm en opslagpercentage

  • 1 De financieringslastnorm wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt een opslagpercentage vastgesteld. Dat percentage wordt:

    • a. bij toetsinkomens van € 29 450 [Red: per 1 juli 2007: € 29 775] of meer zodanig vastgesteld dat met gebruikmaking daarvan een hypothecaire lening in de vorm van een annuïteitenhypotheek kan worden afgesloten ter hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder b, dan wel

    • b. bij toetsinkomens van minder dan € 29 450 [Red: per 1 juli 2007: € 29 775] zodanig vastgesteld dat dit percentage overeenkomt met het ingevolge onderdeel a vastgestelde percentage dat geldt bij een toetsinkomen van € 29 450 [Red: per 1 juli 2007: € 29 775] .

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde percentages kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd als daartoe aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van het rentetarief, bedoeld in artikel 26, eerste lid.

  • 4 Het in het tweede lid genoemde bedrag wordt met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig artikel 41.

  • 5 Met het oog op de uitvoering van het eerste en tweede lid worden bij ministeriële regeling de toetsinkomens in inkomensklassen verdeeld, waarbij de toetsrente, de maximale hypothecaire lening, de daarbij behorende financieringslastnorm en het daarbij behorende percentage, bedoeld in het tweede lid, worden vermeld.

  • 6 De toetsinkomens in een zelfde inkomensklasse mogen ten hoogste € 500 van elkaar verschillen.

  • 7 Bij ministeriële regeling wordt elk jaar, met ingang van 1 januari, de indeling in inkomensklassen herzien.

Artikel 30. Berekening hoogte ewb

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, bedraagt de uitkomst van de formule:

    Bijlage 241924.png

    in welke formule voorstelt:

    H: het bedrag van het toetsinkomen;

    Rx: de uitkomst van de berekening van de financieringslast die uit de hypothecaire lening volgt bij toepassing van de voorwaarden en normen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, uitgedrukt in een percentage;

    Ro: het percentage, bedoeld in artikel 29, eerste lid;

    f: de van toepassing zijnde factor, bedoeld in artikel 27, die geldt op de peildatum.

  • 3 Er wordt slechts een eigenwoningbijdrage als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, toegekend als de uitkomst van de formule, bedoeld in het tweede lid, een positief bedrag is en het verschil tussen Rx en Ro als bedoeld in het tweede lid niet groter is dan het opslagpercentage.

  • 4 De overeenkomstig het tweede lid berekende tegemoetkoming wordt naar boven afgerond op hele eurocenten.

Hoofdstuk 5. Het recht op de eigenwoningbijdrage na het derde vijfjaarstijdvak

Artikel 39. Vereisten voor ewb na 15 jaar

  • 1 Bij ministeriële regeling kan een rentevaste periode worden bepaald, waarvoor de lening of het krediet in rekening-courant ter financiering van het in eigendom verkrijgen van een woning met als zekerheid hypotheek op die woning dient te zijn afgesloten, om in aanmerking te komen voor een eigenwoningbijdrage als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b.

Artikel 40. Berekening hoogte van de ewb na 15 jaar

  • 1 De eigenwoningbijdrage, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, bestaat uit:

    • a. een maandelijkse tegemoetkoming in de financieringslast, en

    • b. een tegemoetkoming in verband met het financieel risico voor de eigenaar-bewoner bij een stijging van het percentage, bedoeld in artikel 26, eerste lid.

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt berekend met gebruikmaking van de formule, bedoeld in artikel 30, tweede lid, met dien verstande dat in die formule wordt verstaan onder:

    H: het bedrag van het toetsinkomen op de peildatum, gewijzigd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens), zoals die naar redelijke verwachting zal plaatsvinden;

    Rx: de uitkomst van de berekening van de op de peildatum geldende financieringslast die uit de hypothecaire lening volgt bij toepassing van de voorwaarden en normen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, uitgedrukt in een percentage;

    Ro: het percentage, bedoeld in artikel 29, eerste lid, dat geldt op de peildatum.

  • 3 Er wordt slechts een eigenwoningbijdrage als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, toegekend als de uitkomst van de formule, bedoeld in het tweede lid, voor het 16e bijdragejaar een positief bedrag is en het verschil tussen Rx en Ro als bedoeld in het tweede lid niet groter is dan het opslagpercentage.

  • 4 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, onder b, bedraagt de uitkomst van de formule:

    Bijlage 241925.png

    in welke formule voorstelt:

    H: het bedrag van het toetsinkomen dat geldt op de peildatum;

    Rx: de uitkomst van de berekening van de op de peildatum geldende financieringslast die uit de hypothecaire lening volgt bij toepassing van de voorwaarden en normen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, uitgedrukt in een percentage;

    Ro: het percentage, bedoeld in artikel 29, eerste lid;

    f: de van toepassing zijnde factor, bedoeld in artikel 27, die geldt op de peildatum.

  • 5 De eigenwoningbijdrage, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, is de helft van de netto contante waarde van de bedragen die overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid zijn berekend over die bijdragejaren met betrekking tot welke de uitkomst van de formule, bedoeld in het tweede lid, een positief bedrag is.

  • 6 De volgens het vijfde lid toe te kennen eigenwoningbijdrage wordt naar boven afgerond op hele eurocenten.

Hoofdstuk 6. Wijziging van bedragen en factoren

Artikel 41. Wijziging

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt elk jaar, met ingang van 1 januari, het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onder a (maximale koopsom), gewijzigd met de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de bouwkosten.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt elk jaar, met ingang van 1 januari, het bedrag, genoemd in artikel 29, tweede lid, gewijzigd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het jaar voorafgaand aan het peiljaar, als in januari van dat peiljaar in de Staatscourant bekendgemaakt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen de factoren, bedoeld in artikel 27, eerste lid (fiscaal effect), worden gewijzigd als daartoe aanleiding bestaat vanwege wijziging van de belastingwetgeving.

  • 4 De bedragen en de factoren worden als volgt afgerond:

    • a. de bedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 25;

    • b. de factoren, bedoeld in het derde lid, worden naar boven afgerond op twee decimalen.

  • 5 De overeenkomstig het eerste, tweede en derde lid vastgestelde, vanaf 1 januari geldende bedragen en factoren worden elk jaar uiterlijk op 1 november in de Staatscourant bekendgemaakt.

  • 6 Bij een volgende wijziging van deze bedragen en deze factoren wordt uitgegaan van de bedragen en factoren zoals die waren, voordat zij werden afgerond.

Hoofdstuk 7. Aanvraag, toekenning en betaling

Artikel 42. Aanvraag

  • 1 De aanvraag tot toekenning van een eigenwoningbijdrage wordt gedaan door middel van een volledig ingevuld formulier. Onze Minister stelt het formulier vast. Onze Minister, de financier die de offerte voor een hypothecaire lening heeft uitgebracht die de eigenaar-bewoner heeft geaccepteerd of andere daartoe door Onze Minister aangewezen personen of instanties stellen het formulier verkrijgbaar.

  • 2 De aanvraag voor een andere toekenning dan een primaire wordt ingediend voor de aanvang van het vijfjaarstijdvak waarop die aanvraag betrekking heeft. Als niet aan de eerste volzin wordt voldaan, kan geen zodanige aanvraag meer worden ingediend.

  • 3 Als tot het huishouden van de eigenaar-bewoner nog een ander dan hijzelf behoort, wordt bij de aanvraag een verklaring van die ander gevoegd, inhoudende:

    • a. dat de op het aanvraagformulier vermelde, hem betreffende, gegevens inzake het inkomen juist zijn, en

    • b. dat ermee wordt ingestemd dat de inspecteur der rijksbelastingen of Onze Minister terzake van deze gegevens inlichtingen inwint bij, en informatie verschaft aan, de eigenaar-bewoner, zo daartoe bij de toepassing van de artikelen 2, 3, 4 en 6 aanleiding mocht zijn.

  • 5 Bij de aanvraag voor een primaire toekenning worden ten minste afschriften van de navolgende stukken gevoegd:

    • a. de koopovereenkomst;

    • b. de offerte, bedoeld in het eerste lid, waarin is aangegeven dat de hypothecaire lening wordt verstrekt onder de garantie, bedoeld in artikel 10;

    • c. de gegevens betreffende het toetsinkomen in de zin van de voorwaarden en normen, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 6 Bij de aanvraag voor een andere toekenning dan een primaire worden ten minste de gegevens, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, gevoegd.

  • 7 De aanvraag wordt ingediend bij Onze Minister, bij een aanvraag voor een primaire toekenning mogelijk door tussenkomst van de financier, de personen of de instanties, bedoeld in het eerste lid. Onze Minister stelt die financier, de personen of de instanties terstond in kennis van de ontvangst van de aanvraag.

  • 8 Een verzoek als bedoeld in artikel 24 maakt deel uit van de aanvraag, bedoeld in dit artikel.

Artikel 43. Beslistermijnen, aanvulling aanvraag voor een primaire toekenning

  • 1 Onze Minister neemt een beslissing over:

    • a. een aanvraag voor een primaire toekenning: binnen twee weken na de indiening daarvan, en

    • b. een aanvraag voor een andere toekenning dan een primaire: binnen vier maanden na de indiening daarvan.

  • 2 Onze Minister beslist op aanvragen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag is aangevuld geldt als datum van ontvangst.

  • 3 Als de beslissing een primaire toekenning inhoudt, doet de eigenaar-bewoner zo spoedig mogelijk aan Onze Minister toekomen:

    • a. een authentiek afschrift van de akte van levering van de woning, en

    • b. een afschrift van de geldleningsovereenkomst.

  • 4 Onze Minister stelt de financier, bedoeld in artikel 42, eerste lid, terstond in kennis van een beslissing als bedoeld in het derde lid en van de ontvangst van de stukken, bedoeld onder a en b van dat lid.

Artikel 44. Uitbetaling

  • 1 De eigenwoningbijdrage, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, wordt steeds over een tijdvak van een maand uitbetaald, direct na afloop van dat tijdvak. De eerste uitbetaling vindt plaats over de eerste kalendermaand van het vijfjaarstijdvak. Uitbetaling geschiedt doordat Onze Minister de eigenwoningbijdrage, zo nodig in de vorm van een voorschot, uitbetaalt aan de eigenaar-bewoner. Met de uitbetaling over het eerste vijfjaarstijdvak wordt niet begonnen, zolang Onze Minister de bescheiden, genoemd in artikel 43, derde lid, niet heeft ontvangen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop zodanige uitbetaling plaatsvindt.

  • 2 De eigenwoningbijdrage, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, wordt ineens uitbetaald aan de financier, bedoeld in artikel 42, eerste lid, in de maand die volgt op de maand waarin de laatste betaling volgens het eerste lid is geschied. Onze Minister stelt de eigenaar-bewoner hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 45. Beschikken over bijdrage

  • 1 De eigenwoningbijdrage is niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening, beslag of uitwinning en verhaal, behoudens dat beslag, verhaal en, in geval van verpanding, uitwinning is toegestaan met het oog op inning van de hypotheeklast.

  • 2 Elk beding, strijdig met het eerste lid, is nietig.

Hoofdstuk 8. Informatieplicht, verificatie, opschorting, herziening en terugvordering

Artikel 46. Informatieplicht huishouden eigenaar-bewoner

  • 1 Degenen die tot het huishouden van de eigenaar-bewoner behoren zijn verplicht uit eigen beweging aan Onze Minister onmiddellijk alle inlichtingen te verstrekken waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken, en die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de eigenwoningbijdrage.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde personen zijn verplicht de in dat lid bedoelde gegevens desgevraagd te verstrekken aan Onze Minister en aan de door hem daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 47. Informatieplicht financier

  • 1 De financier, bedoeld in artikel 42, eerste lid, is verplicht aan Onze Minister op diens verzoek onmiddellijk inlichtingen met betrekking tot de hypothecaire lening te verstrekken waarover hij redelijkerwijs kan beschikken, en die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de eigenwoningbijdrage.

  • 2 Onze Minister stelt de eigenaar-bewoner in kennis van elke gegevensverstrekking als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 49. Opschorten

Onze Minister kan de uitbetaling van de eigenwoningbijdrage geheel of gedeeltelijk opschorten als hij redelijkerwijs kan vermoeden dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag een eigenwoningbijdrage is toegekend of dat niet langer is voldaan aan een eis voor de primaire toekenning.

Artikel 50. Herzien en terugvorderen

  • 1 Onze Minister kan de toekenning herzien:

    • a. als niet langer wordt voldaan aan een eis voor de primaire toekenning;

    • b. als de toekenning heeft plaatsgevonden in afwijking van deze wet of de daarop berustende bepalingen, of

    • c. als artikel 43, derde lid, of 46, tweede lid, niet wordt nageleefd.

  • 2 Aan een besluit als bedoeld in het eerste lid kan terugwerkende kracht worden verleend over ten hoogste vijf bijdragejaren, voorafgaande aan het lopende bijdragejaar:

    • a. als gegevens die zijn verstrekt door degene die behoort tot het huishouden van de eigenaar-bewoner zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn geweest, dat een ander besluit zou zijn genomen indien de juiste of volledige gegevens bij Onze Minister bekend zouden zijn geweest;

    • b. als artikel 43, derde lid, of 46, tweede lid, niet wordt nageleefd, of

    • c. als de eigenaar-bewoner redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de eigenwoningbijdrage ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend.

  • 3 Als het eerste lid toepassing vindt kan de ten onrechte of te veel uitbetaalde eigenwoningbijdrage van de eigenaar-bewoner worden teruggevorderd, of worden verrekend met aanspraken op eigenwoningbijdragen van de eigenaar-bewoner. Onze Minister stelt de hoogte van het terug te vorderen of te verrekenen bedrag en de wijze van terugvordering of verrekening vast.

  • 4 Onze Minister kan, als de herziening haar grond vindt in het feit dat het aanvraagformulier niet naar waarheid is ingevuld, dan wel artikel 46 niet is nageleefd, het terug te vorderen bedrag verhogen met 25 procent, met dien verstande dat deze verhoging niet meer mag bedragen dan € 225 per bijdragejaar, waarover ten onrechte een eigenwoningbijdrage werd genoten. De verhoging kan worden betrokken bij een verrekening als bedoeld in het derde lid.

Artikel 51. Invorderen

  • 2 Als de eigenaar-bewoner in gebreke blijft het door hem verschuldigde bedrag te voldoen binnen de daarvoor gestelde termijn, zendt Onze Minister hem een aanmaning om binnen een vastgestelde termijn van ten minste vier weken na dagtekening van de aanmaning het verschuldigde bedrag te voldoen.

  • 3 Als de eigenaar-bewoner ook na aanmaning in gebreke blijft, kan de invordering van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met de kosten van aanmaning en invordering, zonder rechterlijke tussenkomst geschieden bij dwangbevel.

  • 4 De betekening en tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschieden door de ontvanger van de rijksbelastingen en door de belastingdeurwaarder van de rijksbelastingen, met toepassing van de artikelen 13 en 14 van de Invorderingswet 1990.

  • 6 De ontvanger kan, zolang hij met de zorg voor de invordering is belast, onder door hem te stellen voorwaarden aan de eigenaar-bewoner voor een bepaalde tijd bij beschikking uitstel van betaling verlenen. Gedurende het uitstel wordt de dwanginvordering geschorst. Het uitstel kan tussentijds bij beschikking worden beëindigd.

  • 7 Met betrekking tot het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel is artikel 17 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dat artikel in plaats van «de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd» telkens moet worden gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.

Hoofdstuk 9. Bestuurlijke informatieverschaffing, toezicht op de naleving en voorlichting

Artikel 52. Informatieverstrekking algemeen

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de bij die maatregel aangewezen personen en instanties, met uitzondering van degenen die tot het huishouden van de eigenaar-bewoner behoren, worden verplicht kosteloos gegevens en afschriften van stukken te verstrekken aan burgemeester en wethouders en Onze Minister, voorzover die verstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet. Bij die maatregel kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot die verstrekking.

Artikel 53. Informatie door b&w

Burgemeester en wethouders verstrekken desgevraagd aan Onze Minister de gegevens over de uitvoering van deze wet, alsmede inzage in de stukken daarover, op de wijze als door Onze Minister bepaald.

Artikel 54. Sociaal-fiscaalnummer

In de administratie over de uitvoering van deze wet wordt het sociaal-fiscaalnummer opgenomen waaronder degenen die tot het huishouden van de eigenaar-bewoner behoren, zijn geregistreerd bij de rijksbelastingdienst. Bij de verstrekking van gegevens over de uitvoering van deze wet wordt gebruik gemaakt van dit sociaal-fiscaalnummer. Onder sociaal-fiscaalnummer wordt verstaan: het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel 55. Toezicht op de naleving

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

Artikel 56. Afwijking bij algemene maatregel van bestuur

[Vervallen per 01-01-2007]

Artikel 57. Voorlichting

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de voorlichting over deze wet.

Hoofdstuk 10. Wijziging andere wetten, overgangs- en slotbepalingen

§ 2. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 63. Overgangsrecht

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet worden geen koopgewenningssubsidies vastgesteld op voet van enige daarop betrekking hebbende regeling van Onze Minister.

Artikel 63a. Overgangsrecht met betrekking tot inkomen en vermogen

[Vervallen per 28-12-2005]

Artikel 64. Evaluatie

  • 1 Onze Minister brengt jaarlijks verslag uit aan de Staten-Generaal over de werking van deze wet.

  • 2 Onverminderd het eerste lid zendt Onze Minister binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens driejaarlijks, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 65. Inwerkingtreding

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 66. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bevordering eigenwoningbezit.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 december 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de eenentwintigste december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals