U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2008 en zichtdatum 26-11-2024. Geldend van 20-04-2008 t/m 31-12-2008
Regeling financiering en verantwoording Abw, IOAW en IOAZ
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 9, 11, tweede lid, 12, eerste lid aanhef en onder a, 13, eerste lid, en 15, aanhef en onder b, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ, de artikelen 71, eerste lid, aanhef en onder b, 71, tweede lid, aanhef en onder c, 117, tweede lid, en 130, vijfde lid, van de Algemene bijstandswet, de artikelen 19, eerste lid, aanhef en onder b, 19, tweede lid, aanhef en onder c, 41, tweede lid, en 52, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 19, eerste lid, aanhef en onder b, 19, tweede lid, aanhef en onder c, 41, tweede lid, en artikel 52, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, alsmede de artikelen 36, derde lid, 37, derde lid, 39, derde lid, en 40, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars,
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Algemene bijstandswet;
Wet werk en bijstand;
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
opgave van kosten als bedoeld in de artikelen 56 van de IOAW, 56 en 59e van de IOAZ en 48 en 56 van het Bbz 2004;
de in een kalenderjaar door burgemeester en wethouders verleende uitkering en bijstand, bedoeld in de artikelen 56, eerste lid, van de IOAW, 56, eerste lid, van de IOAZ en 48, eerste en tweede lid, van het Bbz 2004, verminderd met alle ontvangsten van burgemeester en wethouders in dat jaar in verband met de verlening van uitkering en bijstand, waaronder begrepen de bedragen die burgemeester en wethouders ontvangen door toepassing van de artikelen 20a van de IOAW, 20a van de IOAZ en 14a van de Abw;
het niet hebben voldaan door burgemeester en wethouders aan de bij of krachtens respectievelijk de IOAW, de IOAZ of het Bbz 2004 gestelde regels;
het verschil tussen het bedrag van de ten laste van burgemeester en wethouders gebleven kosten bij een onjuiste wetsuitvoering en dat bij een juiste wetsuitvoering;
het verslag, bedoeld in de artikelen 54, eerste lid, van de IOAW en 54, eerste lid, van de IOAZ en 54, eerste lid, van het Bbz 2004;
tekortkomingen waarbij met zekerheid kan worden vastgesteld dat de uitkering of bijstand onrechtmatig is verstrekt of is teruggevorderd of verhaald zonder inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen;
tekortkomingen waarbij niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de uitkering of bijstand rechtmatig is verstrekt;
de kosten van uitkeringen, bedoeld in de artikelen 56, eerste lid, van de IOAW, 56, eerste lid, van de IOAZ en 48, eerste lid, van het Bbz 2004;
de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 59e, eerste lid, van de IOAZ onderscheidenlijk artikel 56, eerste lid, van het Bbz 2004.
1 De minister stelt maandvoorschotten vast ten behoeve van:
a. de vergoeding van de uitkeringskosten, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de IOAW;
b. de vergoeding van de uitkeringskosten, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de IOAZ en de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 59e, eerstel lid, van de IOAZ;
c. de vergoeding van de uitkeringskosten bedoeld in artikel 48, eerste lid, van het Bbz 2004 en de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van het Bbz 2004.
2 De maandvoorschotten voor een kalenderjaar worden betaald op of omstreeks de vijftiende van de maand waarop zij betrekking hebben, op basis van het over het twee jaar terugliggende kalenderjaar door burgemeester en wethouders gedeclareerde bedrag, waarbij afstemming plaatsvindt op de landelijk verwachte kosten voor de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004.
1 Indien het voorlopig verslag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, van de IOAW, of 54, tweede lid, van de IOAZ, niet op de in artikel 7b, eerste lid, genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de maandvoorschotten voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.
2 Indien de bijlage, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de verklaring, bedoeld in artikel 7, tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, schort de minister de betaling van de maandvoorschotten voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van 15 augustus van het lopende vergoedingsjaar, doch niet gedurende de periode waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitstel heeft verleend.
3 Indien de bijlage, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de verklaring, bedoeld in artikel 7, tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen binnen twaalf maanden na het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, worden de maandvoorschotten met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar op nihil vastgesteld en worden de reeds betaalde voorschotten teruggevorderd.
4 De betaling van de voorschotten wordt bij toepassing van:
a. het eerste lid hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het voorlopig verslag is ontvangen door de minister;
b. het tweede lid hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de bijlage en de verklaring zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maar niet eerder dan 15 september van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben.
5 Het tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor het financieel beheer van de IOAW, de IOAZ of het Bbz 2004.
1 De uitkering, bedoeld in de artikelen 58, eerste lid, van de IOAW, 58, eerste lid, van de IOAZ en 50, eerste lid, van het Bbz 2004, wordt in gelijke maandelijkse delen gedurende het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft betaald, telkens op of omstreeks de vijftiende van de maand.
2 Indien de uitkering op grond van de artikelen 59 van de IOAW, 59 van de IOAZ en 51 van het Bbz 2004 wordt verhoogd in het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, wordt het bedrag waarmee de uitkering wordt verhoogd in gelijke maandelijkse delen, met ingang van de maand volgend op de maand waarin het bedrag is vastgesteld, gedurende het restant van het kalenderjaar betaald, telkens op of omstreeks de vijftiende van de maand.
3 Indien de uitkering op grond van de artikelen 59 van de IOAW, 59 van de IOAZ en 51 van het Bbz 2004 wordt verhoogd in het jaar volgend op het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, wordt het bedrag waarmee de uitkering wordt verhoogd betaald op of omstreeks de vijftiende van de maand volgend op de maand waarin het bedrag is vastgesteld.
4 Aan gemeenten die in aanmerking komen voor de aanvullende uitkering, bedoeld in de artikelen 59a van de IOAW, 59a van de IOAZ en 52 van het Bbz 2004, wordt deze betaald op of omstreeks de vijftiende van de maand volgend op de maand waarin deze is vastgesteld.
1 De vergoeding per besluit op een aanvraag van ondernemers in de binnenvaart om verlening van bijstand, bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, van het Bbz 2004, bedraagt € 273,–.
2 De kosten, bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel b, van het Bbz 2004, van een aan derden opgedragen onderzoek inzake verlening van algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal aan zelfstandigen als bedoeld in artikel 2 van het Bbz 2004, komen voor vergoeding in aanmerking, voorzover zij niet meer bedragen dan:
a. € 2.748,– voor een uitgebreid rapport en € 1.625,– voor een verkort rapport betrekking hebbend op bijstandsverlening aan een gevestigde of een startende zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van het Bbz 2004;
b. € 999,– voor een rapport betrekking hebbend op bijstandsverlening aan een oudere of een beëindigende zelfstandige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen c en d, van het Bbz 2004 of een nader of vervolgrapport betrekking hebbend op bijstandsverlening aan een zelfstandige.
3 De kosten, bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c, van het Bbz 2004, van de aan derden opgedragen begeleiding van een persoon aan wie algemene bijstand wordt verstrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b en derde lid, van het Bbz 2004, komen voor vergoeding in aanmerking, voorzover zij niet meer bedragen dan:
a. € 1.657,– per belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het Bbz 2004;
b. € 3.313,– per belanghebbende als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bbz 2004.
4 De kosten, bedoeld in artikel 59e, eerste lid, van de IOAZ, van een aan derden opgedragen onderzoek betrekking hebbend op een aanvraag om uitkering op grond van de IOAZ, komen voor vergoeding in aanmerking, voorzover zij niet meer bedragen dan € 1.123,–.
[Vervallen per 24-01-2001]
1 Als verslag over de uitvoering als bedoeld in de artikelen 54, eerste lid, van de IOAW en 54, eerste lid, van de IOAZ wordt aangemerkt de bijlage bij de jaarrekening met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen, bedoeld in artikel 58a, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten voorzover deze betrekking heeft op de desbetreffende wet.
2 Als verklaring van de accountant als bedoeld in de artikelen 54, eerste lid, van de IOAW, en 54, eerste lid, van de IOAZ de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.
[Vervallen per 01-01-2007]
1 Het voorlopig verslag over de uitvoering, bedoeld in de artikelen 54, tweede lid, van de IOAW en 54, tweede lid, van de IOAZ, wordt uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het voorlopig verslag betrekking heeft door de minister ontvangen.
2 Het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, omvat een declaratie van de uitkeringskosten en de uitvoeringskosten over het afgelopen kalenderjaar.
3 Het voorlopig verslag wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld met het Digitaal Verantwoordingssysteem.
4 Op basis van het voorlopig verslag vindt een voorlopige verrekening plaats met de verleende voorschotten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
1 Het financieel beslag van tekortkomingen in de uitvoering van de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 wordt per wet respectievelijk besluit bepaald op het totaal van de financiële fouten en financiële onzekerheden met betrekking tot die wet of dat besluit.
2 Het financieel beslag van financiële onzekerheden wordt bepaald op:
a. 0,5% van de ten laste van de gemeente gebleven kosten indien in 15% of meer van de in een kalenderjaar verrichte onderzoeken sprake is van een onvolledig onderzoek als bedoeld in de artikelen 66, tweede lid, van de Abw, 14, tweede lid, van de IOAW en 14, tweede, van de IOAZ, bij een onvolledig heronderzoek als bedoeld in de artikelen 66, derde lid, van de Abw, 14, derde lid, van de IOAW en 14, derde lid, van de IOAZ, bij een onvolledig beëindigingsonderzoek als bedoeld in de artikelen 66, vijfde lid, van de Abw, 14, vijfde lid, van de IOAW en 14, vijfde lid, van de IOAZ of bij een onvolledig debiteurenonderzoek als bedoeld in de artikelen 66, zesde lid, van de Abw, 14, zesde lid, van de IOAW en 14, zesde lid, van de IOAZ;
b. 0,5% van de ten laste van de gemeente gebleven kosten indien in 15% of meer van de in een kalenderjaar te verrichten onderzoeken sprake is van een niet-tijdig heronderzoek als bedoeld in de artikelen 66, derde lid, van de Abw, 14, derde lid, van de IOAW en 14, derde lid, van de IOAZ, bij een niet-tijdig beëindigingsonderzoek als bedoeld in de artikelen 66, vijfde lid, van de Abw, 14, vijfde lid, van de IOAW en 14, vijfde lid, van de IOAZ of bij een niet-tijdig debiteurenonderzoek als bedoeld in de artikelen 66, zesde lid, van de Abw, 14, zesde lid, van de IOAW en 14, zesde lid, van de IOAZ.
3 Bij samenloop van tekortkomingen als bedoeld in het tweede lid worden de afzonderlijk berekende financiële uitkomsten bij elkaar opgeteld.
Deze regeling berust mede op de artikelen 54, derde lid, 57, eerste lid, 59b en 59d, tweede lid, van de IOAW, de artikelen 54, derde lid, 57, eerste lid, 59b, 59d, tweede lid, en 59f, eerste lid, van de IOAZ en de artikelen 37, eerste lid, 49, eerste lid, 50, tweede lid, 53, 56, eerste lid en 57, eerste lid, van het Bbz 2004.
1
Bij de opschorting en terugvordering van voorschotten over het vergoedingsjaar 2004 en eerdere vergoedingsjaren wordt beslist met toepassing van artikel 3, zoals dat luidde op 31 december 2004.
2 Bij de opschorting en de terugvordering van maandvoorschotten over het verantwoordingsjaar 2005 wordt beslist met toepassing van artikel 3, zoals dat luidde op 31 december 2006.
[Red: Wijzigt de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Wik]
1 Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel 11, onderdelen D tot en met J, in werking met ingang van 1 januari 2001.
2 Artikel 11, onderdelen D, E, G, H, I en J, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2000.
3 Artikel 11, onderdeel F, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag-tekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2000.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004.
Deze regeling zal met de toelichting, de modellen en de bijlagen, met uitzondering van het model van de verklaring en het controle- en rapportageprotocol, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de bijlagen, bedoeld in artikel 11, onderdelen D, G, H en J, in de Staatscourant worden geplaatst. Het model van de verklaring en het controle- en rapportageprotocol, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de bijlagen, bedoeld in artikel 11, onderdelen D, G, H, en J, liggen met ingang van 1 januari 2001 ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
`s-Gravenhage, 12 december 2000
Minister
W.A. Vermeend
[Vervallen per 01-01-2008]
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.