Beleid inzake betalingen van alimentatie na verloop van de wettelijke termijn

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2001 t/m heden

Beleid inzake betalingen van alimentatie na verloop van de wettelijke termijn

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 20 maart 1995, nr. DB95/702M.

Met ingang van 1 juli 1994 is in werking getreden de Wet van 28 april 1994 tot wijziging van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek in verband met de regeling van de limitering van alimentatie na scheiding (Stb. 324). Ingevolge deze wet eindigt de alimentatieplicht in beginsel na verloop van een bepaalde periode. In het algemeen eindigt de verplichting tot het voorzien in het levensonderhoud van de gewezen echtgenoot na ommekomst van een periode van 12 jaar na de datum van inschrijving van het echtscheidingsvonnis in de registers van de burgerlijke stand. Ingeval het huwelijk niet langer dan 5 jaar heeft geduurd en uit het huwelijk geen kinderen zijn geboren, eindigt de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk. Indien het beëindigen van de uitkering ten gevolge van het verstrijken van de termijn voor de alimentatiegerechtigde zeer ingrijpende gevolgen heeft, kan de rechter op diens verzoek alsnog een nadere termijn vaststellen. Voorts is het mogelijk dat partijen op de voet van art. 158 BW zelf een langere termijn overeenkomen.

De nieuwe wet is alleen van toepassing op de uitkeringen tot levensonderhoud die na de inwerkingtreding van de wet op 1 juli 1994, door de rechter zijn toegekend of tussen partijen zijn overeengekomen. Met betrekking tot vóór 1 juli 1994 ingegane alimentatieverplichtingen bestaat evenwel de mogelijkheid de rechter te verzoeken de verplichting te beëindigen indien deze verplichting 15 jaar of langer heeft geduurd. Deze mogelijkheid kan echter niet tot gevolg hebben dat een dergelijke verplichting binnen 3 jaren na inwerkingtreding van de onderhavige wet eindigt.

Tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel van wet dat tot bovengenoemde wet heeft geleid, is gevraagd naar de belastbaarheid en aftrekbaarheid van betalingen welke worden gedaan na het verstrijken van de wettelijke termijn voor het betalen van alimentatie (Tweede Kamer, vergaderjaar 1987–1988, 19 295, nr. 22). Dienaangaande deel ik u het volgende mede.

Ingeval de wettelijke termijn voor de onderhoudsverplichting door de rechter wordt verlengd of als partijen zelf verlenging overeenkomen, wijzigt de fiscale behandeling van de termijnen niet ten opzichte van de situatie zoals deze bestond vóór het verstrijken van de wettelijke termijn voor het betalen van alimentatie. De periodieke betalingen blijven dan bij de ontvanger op grond van artikel 3.100 Wet IB 2001 belastbaar als inkomsten in de vorm van belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Daartegenover blijven die betalingen bij de alimentatiebetaler op grond van artikel 6.1 Wet IB 2001 aftrekbaar als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen.

Als na ommekomst van de wettelijke termijn op volstrekt vrijwillige basis, dat wil zeggen zonder rechterlijk vonnis of een afspraak tussen partijen, de alimentatie wordt doorbetaald, is geen sprake meer van inkomsten respectievelijk uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. Zoals door de Staatssecretaris van Financiën op 15 oktober 1987 in een mondeling overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Tweede Kamer, vergaderjaar 1987–1988, 19 295, nr. 24, blz. 3) is gezegd, moet, als na ommekomst van de wettelijke termijn de betalingen met een zekere periodiciteit blijven plaatsvinden, evenwel worden aangenomen dat partijen een mondelinge overeenkomst hebben gesloten en blijven de betalingen eveneens aftrekbaar als persoonlijke verplichtingen. Onder de Wet IB 2001 zijn de betalingen aftrekbaar als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. In dat geval blijven de uitkeringen ook bij de ontvanger in de heffing van de inkomstenbelasting betrokken.

Dit besluit treedt in werking met ingang van het belastingjaar 2001.