Stcrt. 2003, 218, datum inwerkingtreding 13-11-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-10-2003.
1 Terzake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning,
bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling van twaalf jaar of ouder, niet
zijnde gemeenschapsonderdaan, een bedrag van € 430 verschuldigd. De vreemdeling jonger
dan twaalf jaar, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, is een bedrag van € 285 verschuldigd.
2 Terzake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning,
bedoeld in artikel 20 van de Wet, is de vreemdeling een bedrag van € 890 verschuldigd.
3 Terzake van de afdoening van een aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en
afgifte van het daaraan verbonden verblijfsdocument, is de gemeenschapsonderdaan een
bedrag van € 28 verschuldigd.
4 In afwijking van het eerste en het tweede lid is de vreemdeling die in aanmerking
komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet, een bedrag
van € 28 verschuldigd.
5 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die in aanmerking komt voor verlening
van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder de beperking,
bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder m of s, van het Besluit, geen leges verschuldigd.
De vreemdeling met de nationaliteit van Australië, Canada dan wel Nieuw Zeeland is
ter afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning in het
kader van een betaald werkvakantie, onder een beperking, bedoeld in artikel 3.4, eerste
lid, onder q, van het Besluit een bedrag van € 28 verschuldigd.
6 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring
van Onze Minister in aanmerking komt voor verlening van de verblijfsvergunning als
bedoeld in artikel 14 van de Wet in het kader van de eenmalige regeling voor asielzoekers
van 2 oktober 2003, bedoeld in het Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire TBV
2003/38, Stcrt. 2003, 191, geen leges verschuldigd.
7 De leges worden per aanvraag door de korpschef geheven.
Stcrt. 2004, 122, datum inwerkingtreding 02-07-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 27-05-2003.
1 Terzake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning,
bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling van twaalf jaar of ouder, niet
zijnde gemeenschapsonderdaan, een bedrag van € 430 verschuldigd. De vreemdeling jonger
dan twaalf jaar, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, is een bedrag van € 285 verschuldigd.
2 Terzake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning,
bedoeld in artikel 20 van de Wet, is de vreemdeling een bedrag van € 890 verschuldigd.
3 Terzake van de afdoening van een aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en
afgifte van het daaraan verbonden verblijfsdocument, is de gemeenschapsonderdaan een
bedrag van € 28 verschuldigd.
4 In afwijking van het eerste en het tweede lid is de vreemdeling die in aanmerking
komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet, een bedrag
van € 28 verschuldigd.
5 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die in aanmerking komt voor verlening
van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder de beperking,
bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder m of s, van het Besluit, geen leges verschuldigd.
De vreemdeling met de nationaliteit van Australië, Canada dan wel Nieuw Zeeland is
ter afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning in het
kader van een betaald werkvakantie, onder een beperking, bedoeld in artikel 3.4, eerste
lid, onder q, van het Besluit een bedrag van € 28 verschuldigd.
6 in afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring
van Onze Minister in aanmerking komt voor het verlenen van een verblijfsvergunning
als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een andere beperking dan genoemd in artikel
3.4, eerste lid, van het Besluit, geen leges verschuldigd.
7 De leges ter zake van de afdoening van een aanvraag als bedoeld in het eerste, derde,
vierde en vijfde lid worden per aanvraag geheven door de burgemeester van de gemeente
waar de vreemdeling woon- of verblijfsplaats heeft.