Stcrt. 2004, 249, datum inwerkingtreding 01-01-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
Beleggingen in durfkapitaal; vrijstelling culturele beleggingen
1 Als kredietinstelling als bedoeld in artikel 5.18a, tweede lid, van de wet wordt aangewezen
de kredietinstelling die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 52 van
de Wet toezicht kredietwezen 1992, en op verzoek van de instelling door de inspecteur,
onder door hem te stellen voorwaarden, als zodanig is aangemerkt.
2 Als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 5.18a, tweede lid, van de wet wordt
aangewezen de beleggingsinstelling die is ingeschreven in het register, bedoeld in
artikel 18 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, en op verzoek van de instelling
door de inspecteur, onder door hem te stellen voorwaarden, als zodanig is aangemerkt.
3 Een bestaande kredietinstelling of beleggingsinstelling kan slechts worden aangewezen
indien op het tijdstip van inwerkingtreding van de aanwijzing in de kredietinstelling
onderscheidenlijk beleggingsinstelling geen zuivere winst aanwezig is.
4 Indien de aangewezen kredietinstelling of beleggingsinstelling niet langer voldoet
aan de omschrijving, bedoeld in artikel 5.18a, tweede lid, van de wet, of aan de in
het eerste lid onderscheidenlijk tweede lid bedoelde voorwaarden, doet de kredietinstelling
onderscheidenlijk de beleggingsinstelling daarvan onverwijld schriftelijk mededeling
aan de inspecteur.
5 De aanwijzing wordt door de inspecteur ingetrokken indien de kredietinstelling of
beleggingsinstelling daarom verzoekt dan wel indien de kredietinstelling of beleggingsinstelling
niet langer voldoet aan de omschrijving, bedoeld in artikel 5.18a, tweede lid, van
de wet of aan de in het eerste lid onderscheidenlijk tweede lid bedoelde voorwaarden.
Indien de kredietinstelling of beleggingsinstelling de in het vierde lid bedoelde
mededeling onverwijld heeft gedaan en aannemelijk maakt dat het niet voldoen aan de
omschrijving of de voorwaarden van tijdelijke aard is, een incidenteel karakter heeft
en niet in strijd is met doel en strekking van de regeling ziet de inspecteur af van
intrekking van de aanwijzing.
6 De aanwijzing, de intrekking van de aanwijzing alsmede de afwijzing van een verzoek
om aanwijzing geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.
7 De inspecteur bepaalt in de beschikking het tijdstip waarop de aanwijzing of de intrekking
in werking treedt, welk tijdstip kan zijn gelegen voor de datum van dagtekening van
de beschikking.