Stcrt. 2013, 18345, datum inwerkingtreding 03-07-2013, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2013.
1 Als andere aangewezen bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 3.34, tweede lid, van
de wet, worden voorts aangewezen: bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn
genomen, voor zover de belastingplichtige ter zake van de aanschaffing verplichtingen
is aangegaan of ter zake van de voortbrenging voortbrengingskosten heeft gemaakt in
het kalenderjaar 2009, 2010, 2011 of in de periode van 1 juli tot en met 31 december
2013, en het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2012, vóór 1 januari 2013, vóór 1 januari
2014, onderscheidenlijk vóór 1 januari 2016, door hem in gebruik wordt genomen. Met
betrekking tot een schip waarvoor verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten
zijn gemaakt in het kalenderjaar 2010, 2011 of in de periode van 1 juli tot en met
31 december 2013, is de eerste volzin slechts van toepassing indien de winst met betrekking
tot dit schip ten minste tot 1 januari 2020, ten minste tot 1 januari 2021, onderscheidenlijk
ten minste tot 1 januari 2023, niet wordt bepaald met toepassing van artikel 3.22
van de wet. De inspecteur kan voor situaties van een zakelijke vervreemding ontheffing
van de toepassing van de tweede volzin verlenen.
2 Tot de bedrijfsmiddelen, bedoeld in het eerste lid, behoren niet:
-
a. gebouwen;
-
b. woonschepen;
-
c. bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet
1994;
-
d. motorrijwielen als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet op de belasting
van personenauto’s en motorrijwielen 1992;
-
e. personenauto’s als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s
en motorrijwielen 1992, die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg,
en met uitzondering van zeer zuinige personenauto’s als bedoeld in het vierde lid;
-
f. immateriële activa;
-
g. dieren;
-
h. voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen en paden, daaronder begrepen
de in die wegen en paden liggende bruggen, viaducten, duikers en tunnels;
-
i. bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om – direct of indirect – hoofdzakelijk ter beschikking
te worden gesteld aan derden, uitgezonderd bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om voor
korte duur te worden verhuurd aan opeenvolgende huurders;
-
j. bedrijfsmiddelen waarop uit anderen hoofde willekeurig wordt afgeschreven.
4 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel e, wordt onder een zeer zuinige personenauto
verstaan een personenauto met een CO2-uitstoot als bedoeld in artikel 3.20, zesde lid, van de wet van niet meer dan:
-
a. 95 gram per kilometer bij een auto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking,
respectievelijk 110 gram per kilometer bij een auto die niet wordt aangedreven door
een motor met compressieontsteking, voor auto’s waarvoor de belastingplichtige ter
zake van de aanschaffing verplichtingen is aangegaan in het kalenderjaar 2009, 2010
of 2011;
-
b. 88 gram per kilometer bij een auto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking,
respectievelijk 95 gram per kilometer bij een auto die niet wordt aangedreven door
een motor met compressieontsteking, voor auto’s waarvoor de belastingplichtige ter
zake van de aanschaffing verplichtingen is aangegaan in de periode van 1 juli tot
en met 31 december 2013.