-
1.1.A. Toepassing van meet- en regelapparatuur.
-
1.1.B. Energie of aardgas tussenmeter voor het onderbemeteren van het energieverbruik van
processen en bestaande uit: tussenmeter voor het onderbemeteren van het verbruik op
aardgas of elektriciteit of warmte of stoom of perslucht, (eventueel) puls- of busuitgang
op de meter. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in
aanmerking komt bedraagt per meter EUR 3.000.
-
1.2.A. Toepassing van efficiëntere apparatuur.
-
1.2.B. Gasgestookt HR-frituurtoestel voor het bereiden van maaltijden, dat gemeten is conform
NEN-EN 437, NEN-EN 203 en CR 1404, waarbij het thermisch rendement ten minste 83%
op onderwaarde bedraagt, de jaar-emissiewaarde van CO niet meer bedraagt dan 100 ppm
en de jaar-emissiewaarde van NOX niet meer bedraagt dan:
-
a. 40 ppm voor toestellen met een belasting t/m 36 kW op onderwaarde, of
-
b. 1,11 ppm per kW belasting voor toestellen met een belasting tussen 36 kW en 54 kW
op onderwaarde, of
-
c. 60 ppm voor toestellen met een belasting groter dan 54 kW op onderwaarde.
De jaar-emissiewaarden van NOX en CO zijn gebaseerd op droge verbrandingsgassen en
stoïchiometrische verbranding, en bestaande uit: hoogrendement gastoestel, gastoevoer-
en verbrandingsgasafvoersysteem, exclusief accessoires.
-
1.2.C. Hoogrendementmotoren voor het aandrijven van proceswerktuigen, en bestaande uit: asynchrone
elektromotoren met een nominaal vermogen kleiner of gelijk aan 90 kW, die voldoen
aan de EFF1 (CEMEP) efficiencyklasse gemeten volgens de voorschriften van de IEC.
-
1.2.D. Warmtepomp waarbij de warmte nuttig wordt aangewend voor processen, en bestaande uit:
elektrisch gedreven warmtepomp met een COP ≥ 4,0 gemeten onder normale bedrijfsomstandigheden
of een absorptiewarmtepomp. Bij een direct gasgestookte (absorptie)warmtepomp dient
de gas utilization efficiency ≥ 1,4 te zijn, gemeten onder normale bedrijfsomstandigheden,
(eventueel) bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron, (eventueel) restwarmteopslagvat.
-
1.2.E. Gasgestookte hogedrukreiniger voor het reinigen van oppervlakken met warm water onder
hoge druk eventueel met gelijktijdige dosering van reinigingsmiddelen, die gemeten
is conform NEN-EN 1196, waarbij het indirect rendement ten minste 100% op onderwaarde
bedraagt, de jaar-emissiewaarde van de NOX niet meer bedraagt dan 60 ppm en de jaar-emissiewaarde
van CO niet meer bedraagt dan 160 ppm. De jaaremissiewaarden van NOX en CO zijn gebaseerd
op droge verbrandingsgassen en stoïchiometrische verbranding, en bestaande uit: gasgestookte
hogedrukreiniger, (eventueel) standaard spuitlans, (eventueel) standaard hoge-drukslang.
-
1.2.F. Direct gasgestookte condenserende boiler voor de productie van warm tapwater, en bestaande
uit: een condenserende warm tapwaterboiler, die gemeten is conform NEN-EN 89 en waarbij
het rendement ten minste 100% op onderwaarde bedraagt.
-
1.2.G. Gasverwarmde wasdroger voor het drogen van wasgoed, en bestaande uit:
-
– een wasdroger waarbij de drooglucht direct met gas wordt verwarmd, of
-
– een wasdroger met een maximale belading van 15 kg, waarbij de drooglucht indirect
wordt verwarmd door een gasgestookte installatie.
-
1.2.H. Transportleiding voor levering van gasvormig koolstofdioxide (CO2) aan tuinbouwkassen voor het bemesten van gewassen in tuinbouwkassen en bestaande
uit: pijpleiding tussen de bron en de tuinbouwkas, exclusief: distributiesysteem voor
CO2 in de kas, CO2 afvang, CO2 compressor en CO2 opslag in de bodem.
-
1.2.I. Gasgestookte (stoom)convectieoven voor het bereiden van maaltijden, die gemeten is
conform NEN-EN 437 en NEN-EN 203 en CR 1404, waarbij het indirect rendement ten minste
80% op onderwaarde bedraagt, de jaaremissiewaarde van NOX niet meer bedraagt dan 83,6
ppm en de jaar-emissiewaarde van CO niet meer bedraagt dan 100 ppm. De jaar-emissiewaarde
van NOX en CO zijn gebaseerd op droge verbrandingsgassen en stoïchiometrische verbranding,
en bestaande uit: gasgestookte (stoom)convectieoven, gastoevoer- en verbrandingsgasafvoersysteem,
exclusief accessoires.
-
1.2.J. Energiezuinige koel- of vriesinstallatie voor het koelen of vriezen van ruimten of
processen tot maximaal + 12 °C, en bestaande uit: tenminste één frequentiegeregelde
compressor of één digitaal geregelde scrollcompressor of één met een schuif regelbare
schroefcompressor, (natte)condensor ontworpen op maximaal 10 K temperatuurverschil
tussen condensatie- en buitenluchttemperatuur met een specifiek ventilatorvermogen
van de condensor van maximaal 25 W per kW condensorvermogen, bepaald conform NEN-EN
327 (luchtgekoelde condensor) of NEN-EN 15218 (verdampingscondensor), weersafhankelijke
regeling van de condensatiedruk tot + 13 °C buitentemperatuur, elektronische expansieregeling
bij een direct expansiesysteem, verdamper exclusief koelmeubel of koeltunnel.
Voor Energie-investeringsaftrek komt in aanmerking:
-
a. een koel- of vriesinstallatie op basis van een halogeenvrij koudemiddel, uitgezonderd
zijn de installatiedelen die dit koudemiddel niet bevatten.
-
b. een koel- of vriesinstallatie met een ontwerpkoelvermogen tot 250 kW op basis van
een koudemiddel dat,een HFK bevat. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt bedraagt EUR 175 per kW ontwerpkoelvermogen. Een koel- of vriesinstallatie
op basis van een koudemiddel dat een HFK bevat met een ontwerpkoelvermogen groter
dan 250 kW komt niet in aanmerking voor energie-investeringsaftrek.
-
1.2.K. Energiezuinige professionele koel- of vrieskast met een maximale netto inhoud van
1000 liter voor;
-
a. het koelen van producten in de temperatuurklasse M1 (+5 °C/–1 °C), met een energieverbruik
van ten hoogste 15 kWh per m3 netto inhoud in 48 uur gemeten conform EN 441 in klimaatklasse D (30 °C, 55% RV),
of
-
b. het vriezen van producten in de temperatuurklasse L1 (–15 °C/–18 °C), met een energieverbruik
van ten hoogste 40 kWh per m3 netto inhoud in 48 uur gemeten conform EN 441 in klimaatklasse D, en bestaande uit
koel- of vrieskast of gekoelde werkbank, werkend op een halogeenvrij koudemiddel,
voorzien van geforceerde ventilatie in de kast en een afzonderlijke geplaatste, niet
in de wanden ingebouwde verdamper.
-
1.2.L. Warmtekrachtinstallatie met behulp van een zuigermotor met een nominaal elektrisch
vermogen tot 1 MWe voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht, onder de voorwaarde
dat het totaal energetisch rendement gemiddeld op jaarbasis ten minste 70% bedraagt,
en bestaande uit: warmtekrachtinstallatie, (eventueel) aansluiting op het elektriciteitsnet.
Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt
bedraagt EUR 600 per kW elektrisch vermogen. Het elektrisch vermogen is bepaald bij
het nominaal motorvermogen, of
Warmtekrachtinstallatie met behulp van een zuigermotor met een nominaal elektrisch
vermogen groter of gelijk aan 1 MWe voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht,
onder de voorwaarde dat het totaal energetisch rendement gemiddeld op jaarbasis ten
minste 75% bedraagt, en bestaande uit: warmtekrachtinstallatie, (eventueel) aansluiting
op het elektriciteitsnet. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt bedraagt EUR 350 per kW elektrisch vermogen. Het elektrisch vermogen
is bepaald bij het nominaal motorvermogen.
Onder een warmtekrachtinstallatie wordt verstaan de gecombineerde opwekking van warmte
en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan
de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit.
Onder het totaal energetisch rendement wordt verstaan de som van het energetisch rendement
van de opwekking van kracht en tweederde deel van het energetisch rendement van de
productie van nuttig aan te wenden warmte, berekend op de onderste verbrandingswaarde
van de ingezette brandstof.
Onder een zuigermotor wordt verstaan een inwendige explosiemotor met elektrische ontsteking
of compressieontsteking.
-
1.2.M. Warmtekrachtinstallatie anders dan met behulp van een zuigermotor voor het gelijktijdig
opwekken van warmte en kracht met een nominaal elektrisch vermogen tot 150 MWe, onder
de voorwaarde dat het totaal energetisch rendement gemiddeld op jaarbasis ten minste
70% bedraagt, en bestaande uit: warmtekrachtinstallatie, (eventueel) aansluiting op
het elektriciteitsnet. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt bedraagt EUR 600 per kW elektrisch vermogen. Het elektrisch vermogen
is bepaald bij het nominaal motorvermogen. Een warmtekrachtinstallatie met een nominaal
elektrisch vermogen groter dan 150 MWe komt niet in aanmerking voor energie-investeringsaftrek.
Onder een warmtekrachtinstallatie wordt verstaan de gecombineerde opwekking van warmte
en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan
de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit.
Onder het totaal energetisch rendement wordt verstaan de som van het energetisch rendement
van de opwekking van kracht en tweederde deel van het energetisch rendement van de
productie van nuttig aan te wenden warmte, berekend op de onderste verbrandingswaarde
van de ingezette brandstof.
Onder een zuigermotor wordt verstaan een inwendige explosiemotor met elektrische ontsteking
of compressieontsteking.
-
1.2.N. Brandstofcel voor het gelijktijding opwekken van elektriciteit en warmte, en bestaande
uit brandstofcel, (eventueel) brandstofreformer.
-
1.2.O. Afvalgestookte installatie voor het nuttig aanwenden van warmte door het verstoken
van afval wat geheel of nagenoeg geheel bestaat uit koolstofhoudende verbindingen
en niet geheel of nagenoeg geheel bestaat uit biomassa, waarvan het totaal energetisch
rendement ten minste 55% bedraagt en bestaande uit een afvalgestookte installatie.
Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt
bedraagt EUR 400 per kW totaal vermogen. Het totaal vermogen is de som van het krachtvermogen
en het thermisch vermogen van de productie van nuttig aangewende warmte.
Onder afval wordt hier verstaan de terminaal te verwijderen, niet-selectief ingezamelde
fracties (restafval, grofvuil en gemeentevuil met inbegrip straatvuil, veegvuil, marktafval,
opruiming van sluikstorten, zwerfvuil) én de selectief ingezamelde fracties (aan huis
en via containerparken).
Onder biomassa wordt hier verstaan: materiaal dat voor wat betreft de massa van de
brandbare componenten geheel of nagenoeg geheel bestaat uit koolstofverbindingen afkomstig
uit een korte CO2-cyclus, waarbij geldt dat de eventueel in het materiaal aanwezige koolstofverbindingen
afkomstig uit een lange CO2-cyclus onvermijdelijk in het materiaal aanwezig zijn. Hierbij mag geen sprake zijn
van bijstook van kunststoffen of bijmenging van kunststoffen.
Bijvoorbeeld de volgende materiaalstromen:
-
– houtafval, sloophout, snoeihout, dunningshout en andere houtachtige stromen;
-
– stro, bermmaaisel, riet, mest en overige agrarische residuen;
-
– residuen van de papierindustrie, mits deze geen kunststoffen bevatten;
-
– oud papier en karton;
-
– steekvast papierslib of steekvast rioolwaterzuiveringsslib;
-
– specifiek voor het inzetten van duurzame energie geteelde gewassen of delen daarvan;
-
– organische residuen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie.
Onder het totaal energetisch rendement wordt verstaan de som van het energetisch rendement
van de opwekking van kracht en tweederde deel van het energetisch rendement van de
productie van nuttig aan te wenden warmte, berekend op de onderste verbrandingswaarde
van de ingezette brandstof.
-
1.3.A. Additionele efficiency-verhogende voorzieningen.