Stb. 2015, 544, datum inwerkingtreding 01-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-09-2015.
Werkt terug tot 15:15 uur.
Het twaalfde lid vervalt.
Vervreemdingsvoordelen; verkrijgingsprijs bij het ontstaan van binnenlandse belastingplicht;
vaststelling verkrijgingsprijs en verminderen van de belastingaanslag
5 Indien artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende
lid, van de wet eerder met betrekking tot het aanmerkelijk belang van toepassing is
geweest, wordt de belastingaanslag over het jaar bij de vaststelling waarvan een van
de genoemde artikelonderdelen van toepassing is geweest, verminderd met een bedrag
dat overeenkomt met dat gedeelte van de belasting waarvoor krachtens artikel 25, achtste
lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt. Met betrekking tot
deze vermindering is artikel 30g, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
niet van toepassing.
7 Indien artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende
lid, van de wet eerder met betrekking tot het aanmerkelijk belang van toepassing is
geweest en de belastingplichtige op de belastingaanslag bij de vaststelling waarvan
een van de genoemde artikelonderdelen van toepassing is geweest betalingen heeft gedaan
ter voldoening van de ingevolge een van die artikelonderdelen verschuldigde belasting,
wordt de verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet van de nog tot het aanmerkelijk
belang behorende aandelen of winstbewijzen vermeerderd met een bedrag ter grootte
van vier maal het bedrag van de op die aandelen of winstbewijzen betrekking hebbende
betalingen. De eerste volzin is niet van toepassing voorzover de verkrijgingsprijs
op grond van het tweede lid reeds is vermeerderd met de waardeaangroei van de aandelen
of winstbewijzen die eerder krachtens artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk
artikel 7.5, zevende lid, van de wet tot het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang
is gerekend. De eerste volzin is mede niet van toepassing voor zover de betalingen
zijn gedaan in verband met het beëindigen van het uitstel van betaling op grond van
artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990.
10 Indien de belastingplichtige een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde
vennootschap heeft en daartoe aandelen of winstbewijzen behoren die hij krachtens
huwelijksvermogensrecht, erfrecht, de verdeling van een nalatenschap of huwelijksgemeenschap,
of gift heeft verkregen in een periode dat hij niet in Nederland woonachtig was en
ten aanzien van degene van wie hij de aandelen of winstbewijzen heeft verkregen ter
zake van deze overgang een conserverende belastingaanslag is opgelegd waarvoor op
het tijdstip dat de belastingplichtige in Nederland gaat wonen nog uitstel van betaling
loopt, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de verkrijgingsprijs van deze aandelen
of winstbewijzen gesteld op de overdrachtsprijs van die aandelen of winstbewijzen
waarvan is uitgegaan voor die conserverende belastingaanslag,
verminderd met:
-
a. vier maal het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet
1990 nog uitstel van betaling loopt voor bedoelde conserverende belastingaanslag voor
zover dit uitstel toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige
heeft;
-
b. vier maal het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van
de Invorderingswet 1990 het uitstel van betaling is beëindigd voor bedoelde conserverende
belastingaanslag, voor zover de beëindiging toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen
die de belastingplichtige verkrijgt;
-
c. vier maal het bedrag waarvoor krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet
1990 kwijtschelding van belasting is verleend op bedoelde conserverende belastingaanslag,
voor zover deze kwijtschelding toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die
de belastingplichtige heeft, en
-
d. de reguliere voordelen die ingevolge artikel 4.12a van de wet niet tot het inkomen
uit aanmerkelijk belang zijn gerekend voor zover deze voordelen toerekenbaar zijn
aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige heeft,
en vermeerderd met:
-
e. de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen in de periode dat de belastingplichtige
ter zake van die aandelen of winstbewijzen belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
als bedoeld in afdeling 7.3 van de wet genoot, voor zover blijkt dat de belastingplichtige
hierover een naar het inkomen geheven belasting heeft betaald die naar Nederlandse
maatstaven redelijk is, en
-
f. de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen bij de belastingplichtige in de
periode dat hij niet in Nederland belastingplichtig was, voor zover blijkt dat de
aangroei in die periode is ontstaan en deze waardeaangroei nog niet is begrepen in
de vermeerdering van de verkrijgingsprijs ingevolge dit lid, onderdeel e,
en verminderd met:
-
g. de waardedaling van de aandelen of winstbewijzen bij de belastingplichtige in de periode
dat hij niet in Nederland belastingplichtig was, voor zover blijkt dat de waardedaling
in die periode is ontstaan.
Ingeval aan de in de eerste volzin lid bedoelde verkrijging meerdere vervreemdingen
vooraf zijn gegaan ter zake waarvan conserverende belastingaanslagen zijn opgelegd
waarvan het uitstel van betaling nog loopt, wordt voor de toepassing van de eerste
volzin als uitgangspunt genomen de overdrachtsprijs waarvan is uitgegaan voor de laatste
vervreemding en worden vervolgens met overeenkomstige toepassing van artikel 15a, tweede lid, de verminderingen en vermeerderingen van de eerste volzin toegepast.
Artikel 15a, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.