Regeling gemoedsbezwaarden Bpf 2000

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 19-09-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m heden

Regeling gemoedsbezwaarden Bpf 2000

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Gelet op artikel 14, tweede lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Besluit:

Artikel 1. De aanvraag

De aanvraag tot vrijstelling van de verplichtstelling van een persoon die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering alsmede van een rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn, die zodanige bezwaren hebben, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, geschiedt door indiening van een door de aanvrager ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in dat de aanvrager overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering en mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit een door een werkgever ingediende verklaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.

Artikel 2. Aanvraag betreffende een rechtspersoon

  • 1 Indien de aanvraag een rechtspersoon betreft, wordt de aanvraag ingediend door het op grond van de wet of op grond van de statuten van de rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan.

  • 2 Onverminderd artikel 1 bevat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, tevens een verklaring dat de natuurlijke personen die behoren tot het orgaan dat bevoegd is de aanvraag in te dienen, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben.

  • 3 Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gevoegd:

    • a. een gewaarmerkt afschrift van de statuten van de rechtspersoon, en

    • b. een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is opgenomen.

Artikel 3. Indienen van de aanvraag

  • 1 De in de artikelen 1 en 2 bedoelde verklaring wordt ingediend bij het bedrijfstakpensioenfonds.

  • 2 Het bedrijfstakpensioenfonds onderzoekt of de verklaring overeenkomstig de waarheid is.

Artikel 4. Verlenen van de aanvraag

  • 1 Indien de verklaring naar de mening van het bedrijfstakpensioenfonds overeenkomstig de waarheid is, verleent deze de vrijstelling.

  • 2 Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden die noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het bedrijfstakpensioenfonds.

  • 3 Aan een werkgever die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.

Artikel 5. Bewijs van vrijstelling

  • 1 Van de verleende vrijstelling wordt door het bedrijfstakpensioenfonds een bewijs uitgereikt.

  • 2 De persoon of rechtspersoon die is vrijgesteld van zijn verplichtingen als werkgever, is verplicht te zorgen dat het hem uitgereikte bewijs van vrijstelling of een afschrift daarvan wordt en blijft opgehangen op een plaats, welke vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanig wijze, dat van hetgeen op het desbetreffende stuk staat vermeld, gemakkelijk kan worden kennisgenomen.

Artikel 6. Spaarbijdragen

  • 1 De persoon of rechtspersoon die is vrijgesteld, betaalt dezelfde bijdragen welke hij verschuldigd zou zijn indien hij geen vrijstelling had, aan het bedrijfstakpensioenfonds in de vorm van spaarbijdragen. In de statuten en reglementen wordt geregeld waarop deze spaarbijdragen recht geven.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een werkgever die niet is vrijgesteld, met betrekking tot de bijdragen die hij verschuldigd is voor een werknemer, die wel is vrijgesteld.

  • 3 Een werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een werkgever die wel is vrijgesteld, betaalt de door hem verschuldigde bijdragen rechtstreeks aan het bedrijfstakpensioenfonds. In de statuten en reglementen worden de pensioenaanspraken geregeld, waarop deze bijdragen recht geven.

  • 4 Indien een werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een werkgever die wel is vrijgesteld, daartoe aan het bedrijfstakpensioenfonds een verzoek doet, worden de door de werkgever reeds betaalde spaarbijdragen en door het bedrijfstakpensioenfonds nog niet uitgekeerde, alsmede de door de werkgever nog verschuldigde spaarbijdragen omgezet in evenredige pensioenaanspraken ten behoeve van die werknemer. De laatste zin van het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Spaarrekening

  • 1 De op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, ten behoeve van een persoon betaalde spaarbijdragen worden door of namens het bedrijfstakpensioenfonds geboekt op een die persoon betreffende spaarrekening.

  • 2 In de statuten of reglementen van het bedrijfstakpensioenfonds wordt aangegeven in welke gevallen en tot welke bedragen de persoon ten name van wie de spaarbijdragen zijn betaald, gerechtigd is gelden daarvan op te nemen.

Artikel 8. Uit dienst treden werknemer

In de statuten of reglementen van het bedrijfstakpensioenfonds worden afzonderlijk de gevolgen geregeld van het uit dienst treden van een werknemer die niet is vrijgesteld, bij een werkgever die wel is vrijgesteld, indien:

  • a. ten aanzien van die werknemer de bedrijfstakpensioenregeling van toepassing wordt;

  • b. ten aanzien van die werknemer een andere pensioenregeling van toepassing wordt;

  • c. ten aanzien van die werknemer geen enkele pensioenregeling van toepassing wordt.

Artikel 9. Intrekken en vervallen van de vrijstelling

  • 1 Een vrijstelling wordt door het bedrijfstakpensioenfonds ingetrokken:

    • a. op verzoek van de persoon of rechtspersoon aan wie de vrijstelling is verleend;

    • b. indien naar het oordeel van het bedrijfstakpensioenfonds de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verleend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan.

  • 2 De vrijstelling kan door het bedrijfstakpensioenfonds worden ingetrokken indien de betrokkene de bij de vrijstelling gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid vervalt de vrijstelling, die is verleend aan een rechtspersoon, na verloop van vijf jaar na de datum van ingang van de vrijstelling. Met ingang van de datum waarop een vrijstelling is vervallen, kan een nieuwe vrijstelling worden verleend.

  • 4 In de statuten of reglementen van het bedrijfstakpensioenfonds worden de gevolgen geregeld van de intrekking of het vervallen van een vrijstelling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 21 december 2000

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst