Artikel 6. Ontwikkelingsland
Voor de toepassing van dit besluit worden als ontwikkelingsland aangewezen:
Afghanistan, Algerije, Angola, Belize, Benin, Bhutan, Bolivia, Botswana, Burkina Faso,
Burundi, Cambodja, de Centraal Afrikaanse Republiek, Colombia, de Comoren, de Republiek
Congo, Costa Rica, Cuba, de Democratische Republiek Congo, Djibouti, Dominica, de
Dominicaanse Republiek, Ecuador, El Salvador, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Ethiopië,
Fiji, Gambia, Grenada, Guatemala, Guinee, Guinee-Bissau, Guyana, Haïti, Honduras,
Irak, Iran, Ivoorkust, Jamaica, Jemen, Kaapverdië, Kameroen, Kenia, Kiribati, Laos,
Lesotho, Libanon, Liberia, Madagaskar, de Malediven, Mali, de Marshalleilanden, Mauritanië,
Micronesië, Mozambique, Myanmar, Namibië, Nepal, Nicaragua, Niger, Noord-Korea, de
Palau-eilanden, de door de Palestijnse Autoriteit bestuurde gebieden, Panama, Papoea-Nieuw-Guinea,
Paraguay, Peru, Ruanda, St. Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Sao Tome
en Principe, Senegal, Sierra Leone, Soedan, Somalië, Swaziland, Syrië, Tanzania, Togo,
Tonga, Tsjaad, Tuvalu, Vanuatu, West Samoa en Zuid Soedan.