Tijdelijke beloningsregeling nachtarbeid 55-plussers RWS

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-04-2014 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 01-02-2001 t/m heden

Tijdelijke beloningsregeling nachtarbeid 55-plussers RWS

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Departementaal Georganiseerd Overleg bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 33e en 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. nachtarbeid:

arbeid tussen 22.00 uur en 06.00 uur;

b. medewerker:

een ambtenaar die is aangesteld bij Rijkswaterstaat en belast is met een functie die het verrichten van nachtarbeid met zich brengt;

c. bevoegd gezag:

de krachtens het vigerende mandaatbesluit van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat bevoegde functionaris;

d. Pensioenreglement:

het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

e. FPU-reglement:

het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering;

f. FPU-uitkering:

een uitkering als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder r, van het FPU-reglement;

g. FPU-suppletie:

een suppletie op een FPU-uitkering als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder b, van het FPU-reglement;

h. voortzetten van pensioenopbouw:

het voor de helft voortzetten van de opbouw voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen overeenkomstig artikel 16.5 van het Pensioenreglement;

i. FPU-spilleeftijd:

de eerste dag van de maand volgend op die waarin de medewerker:

  • 1º. de leeftijd van 61 jaar bereikt, indien hij uiterlijk op 1 april 1947 is geboren;

  • 2º. de leeftijd van 62 jaar bereikt, indien hij na 1 april 1947 is geboren;

j. FPU-ontslag:

een volledig ontslag van een medewerker waarna betrokkene een FPU-uitkering gaat genieten.

Deelname

Artikel 2

  • 1 Een medewerker die na het bereiken van de leeftijd van 55 jaar nachtarbeid verricht overeenkomstig de gebruikelijke werktijdregeling die geldt voor medewerkers die met dezelfde of een vergelijkbare functie zijn belast, komt op zijn aanvraag in aanmerking voor toepassing van artikel 3 dan wel van de artikelen 4 tot en met 8.

  • 3 De toepassing van artikel 3 dan wel van de artikelen 4 tot en met 8 gaat niet eerder in dan vier maanden nadat de aanvraag van de medewerker door het bevoegd gezag is ontvangen. Het bevoegd gezag kan de toepassing eerder in laten gaan indien het dienstbelang daarbij is gebaat.

  • 4 De medewerker kan slechts eenmalig een aanvraag indienen.

  • 5 In bijzondere gevallen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag bij toewijzing van de aanvraag de huidige of nieuwe werkgelegenheid in gevaar komt, kan het bevoegd gezag een aanvraag afwijzen of pas op termijn toewijzen.

Hoofdstuk 2. De uren-faciliteit

Faciliteitsuren

Artikel 3

  • 1 Een medewerker heeft voor elk uur nachtarbeid dat hij verricht, aanspraak op 0,25 uur buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging.

  • 2 De verlofuren worden zoveel mogelijk in de vorm van volledige diensten verwerkt in de voor de medewerker geldende werktijdregeling. De verlofuren worden daarbij zo veel mogelijk gelijkmatig verdeeld over de maanden van het jaar, de dagen van de week en de uren tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

  • 3 Bij de gewerkte uren nachtarbeid worden meegeteld uren waarop de medewerker nachtarbeid zou hebben verricht maar deze niet heeft verricht door ziekte, vakantie, uitoefening van taken in het kader van de medezeggenschap of het georganiseerd overleg dan wel buitengewoon verlof met behoud van de bezoldiging of een deel daarvan.

  • 4 De opbouw van de aanspraak wordt opgeschort nadat de medewerker gedurende 26 kalenderweken niet daadwerkelijk nachtarbeid heeft verricht waarbij een hervatting van de nachtarbeid gedurende vier kalenderweken of minder geen nieuwe periode van 26 kalenderweken inluidt. Bij gehele of gedeeltelijke hervatting van de nachtarbeid wordt de opbouw van de aanspraak hervat.

Hoofdstuk 3. De FPU-faciliteit

FPU-suppletie

Artikel 4

  • 1 Een medewerker die nachtarbeid verricht, bouwt een aanspraak op voor FPU-suppletie.

  • 2 De aanspraak wordt uitgedrukt in het aantal maanden dat de medewerker vóór het bereiken van de voor hem geldende FPU-spilleeftijd, met FPU-ontslag kan gaan met een zodanige FPU-suppletie dat zijn FPU-uitkering tezamen met de FPU-suppletie gelijk is aan de FPU-uitkering die hij zou hebben ontvangen bij FPU-ontslag met ingang van zijn FPU-spilleeftijd.

  • 3 Voor elke periode van een hele kalendermaand waarin opbouw van de aanspraak plaatsvindt, bouwt de medewerker een aanspraak op van 0,4 maand. Voor een periode korter dan een kalendermaand wordt de aanspraak naar rato vastgesteld tot twee decimalen achter de komma. Daarbij wordt een kalendermaand geacht 30 dagen te duren. De opbouw van de aanspraak vindt naar rato sneller of langzamer plaats indien de medewerker meer respectievelijk minder dan 23% van zijn werktijd nachtarbeid verricht.

  • 4 Per kalenderjaar wordt achteraf vastgesteld hoeveel maanden aanspraak, tot twee decimalen achter de komma, de medewerker over dat kalenderjaar heeft opgebouwd.

  • 5 Bij volledig ontslag van de medewerker wordt door optelling van zijn per kalenderjaar opgebouwde aanspraken vastgesteld hoeveel hele maanden aanspraak hij op het tijdstip van zijn ontslag heeft opgebouwd.

  • 6 De opbouw van de aanspraak wordt opgeschort nadat de medewerker gedurende 26 kalenderweken niet daadwerkelijk nachtarbeid heeft verricht waarbij een hervatting van de nachtarbeid gedurende vier kalenderweken of minder geen nieuwe periode van 26 kalenderweken inluidt. Bij gehele of gedeeltelijke hervatting van de nachtarbeid wordt de opbouw van de aanspraak hervat.

  • 7 Het percentage nachtarbeid wordt, tot twee decimalen achter de komma, per kalenderjaar achteraf vastgesteld. Het percentage wordt berekend door het aantal in het kalenderjaar tussen 22.00 uur en 06.00 uur gewerkte uren, te delen door het aantal in dat jaar gewerkte uren.

  • 8 Indien op verzoek van de medewerker met toepassing van artikel 21a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zijn arbeidsduur is teruggebracht, wordt het percentage nachtarbeid berekend door het aantal in het kalenderjaar tussen 22.00 uur en 06.00 uur gewerkte uren, te delen door het aantal uren dat de medewerker in dat jaar zou hebben moeten werken indien zijn arbeidsduur niet was teruggebracht.

  • 9 Indien de opbouw van de aanspraak in de loop van een kalenderjaar aanvangt, staakt of wordt opgeschort, vindt voor dat kalenderjaar de berekening van het percentage nachtarbeid plaats over de kalendermaanden waarin de opbouw plaatsvond.

  • 10 Bij de berekening van het percentage nachtarbeid worden uren gedurende welke de medewerker in de periode waarin hij de aanspraak opbouwt arbeid zou hebben verricht maar deze niet daadwerkelijk heeft verricht door ziekte, vakantie, uitoefening van taken in het kader van de medezeggenschap of het georganiseerd overleg dan wel buitengewoon verlof met behoud van de bezoldiging of een deel daarvan, geacht uren te zijn gedurende welke de medewerker arbeid heeft verricht.

  • 11 Zo nodig vindt bij de berekeningen rekenkundige afronding plaats.

Artikel 5

  • 1 Op aanvraag van een medewerker wordt hem met ingang van het tijdstip van zijn FPU-ontslag maandelijks een FPU-suppletie betaald tezamen met de FPU-uitkering.

  • 2 De FPU-suppletie wordt berekend met inachtneming van een breuk waarvan de teller wordt gevormd door de waarde van de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde aanspraak en de noemer door het aantal maanden gerekend van het tijdstip van het FPU-ontslag van de medewerker tot de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 3 De FPU-suppletie wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van het FPU-reglement waaronder die omtrent indexatie.

  • 4 De FPU-suppletie, de FPU-uitkering en een eventuele verhoging van de FPU-uitkering als gevolg van een individuele aanvullende regeling, zullen tezamen niet hoger zijn dan 85% van de grondslag, die geldt voor de vaststelling van de FPU-uitkering van de medewerker.

  • 5 Bij de berekening van de FPU-suppletie blijft buiten beschouwing een verlaging van de FPU-uitkering omdat:

    • a. de medewerker aanspraken niet opneemt met de bedoeling deze om te zetten in recht op ouderdoms- of nabestaandenpensioen; en

    • b. het bedrag van de aanspraak op de FPU-uitkering wordt verminderd in verband met inkomsten naast de FPU-uitkering.

  • 6 Het recht op betaling van de FPU-suppletie eindigt met ingang van de dag volgend op die waarop het recht op FPU-uitkering eindigt.

Artikel 6

  • 1 Bij volledig ontslag van een medewerker anders dan bij wijze van FPU-ontslag, wordt op zijn aanvraag aan een door hem aangewezen bedrijfspensioenfonds of ondernemingspensioenfonds een eenmalige betaling gedaan ten behoeve van het door hem verwerven van aanspraken op pensioen.

  • 2 De eenmalige betaling is gelijk aan de waarde van de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde aanspraak.

  • 3 Indien met een overeenkomstig het tweede lid berekende eenmalige betaling de fiscale grenzen voor opbouw van pensioen zouden worden overschreden, is de eenmalige betaling gelijk aan het maximale bedrag dat volgens de fiscale regelgeving kan worden aangewend voor opbouw van pensioen.

Voortzetting pensioenopbouw

Artikel 7

  • 1 Namens een medewerker die in aanmerking komt voor een FPU-suppletie, wordt op diens aanvraag met ingang van het tijdstip van zijn FPU-ontslag de premie betaald voor het voortzetten van pensioenopbouw.

  • 2 Het recht op betaling van de premie eindigt met ingang van de dag volgend op die waarop:

    • a. tweemaal het overeenkomstig artikel 4 vastgestelde aantal maanden aanspraak is verstreken met een maximum van 48 maanden; of

    • b. het recht op FPU-uitkering eindigt.

Artikel 8

  • 1 Bij volledig ontslag van een medewerker op wie na zijn ontslag artikel 16.5 van het Pensioenreglement niet van toepassing is, wordt op zijn aanvraag aan een door hem aangewezen bedrijfspensioenfonds of ondernemingspensioenfonds een eenmalige betaling gedaan ten behoeve van het door hem verwerven van aanspraken op pensioen.

  • 2 De eenmalige betaling is gelijk aan de waarde van de overeenkomstig artikel 7 vastgestelde aanspraak.

  • 3 Indien met een overeenkomstig het tweede lid berekende eenmalige betaling de fiscale grenzen voor opbouw van pensioen zouden worden overschreden, is de eenmalige betaling gelijk aan het maximale bedrag dat volgens de fiscale regelgeving kan worden aangewend voor opbouw van pensioen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Hardheidsclausule

Artikel 9

Het bevoegd gezag kan ten gunste van een medewerker bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te dienen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Overgangsbepalingen

Artikel 10

Een aanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die voor 1 april 2001 is ingediend door een medewerker die op 1 februari 2001 55 jaar of ouder is, kan niet worden afgewezen op de in artikel 2, vijfde lid, genoemde grond.

Artikel 11

  • 1 In afwijking van de artikelen 4 tot en met 7, heeft een medewerker:

    • a. die op 1 februari 2001 59,5 jaar of ouder is; en

    • b. aan wie ten minste drie maanden na de dag waarop zijn aanvraag om FPU-ontslag is ingekomen, FPU-ontslag wordt verleend met ingang van een dag niet eerder dan 1 mei 2001 en niet eerder dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt en niet later dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt,

    met ingang van het tijdstip van zijn FPU-ontslag op diens aanvraag aanspraak op een FPU-suppletie en het namens hem betalen van de premie voor het voortzetten van pensioenopbouw overeenkomstig het tweede lid.

  • 2 De medewerker wordt op het tijdstip waarop hem FPU-ontslag wordt verleend, geacht gedurende vijf jaar nachtarbeid te hebben verricht overeenkomstig de gebruikelijke werktijdregeling die in die periode gold voor medewerkers die met dezelfde of een vergelijkbare functie waren belast. Het aantal maanden aanspraak als bedoeld in de artikel 4 waarop de medewerker aldus aanspraak heeft, is ten hoogste gelijk aan het aantal maanden dat gelegen is tussen het tijdstip waarop de medewerker met FPU-ontslag gaat en de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt.

Artikel 12

  • 1 In afwijking van de artikelen 4 tot en met 7, gelden het tweede en derde lid voor een medewerker:

    • a. die op 1 februari 2001 55 jaar of ouder maar jonger dan 59,5 jaar is; en

    • b. die voor 1 april 2001 een aanvraag als bedoeld in artikel 2 indient voor toepassing van de artikelen 4 tot en met 8; en

    • c. die daarna zo spoedig mogelijk en zo lang als arbeidsgezondheidskundig verantwoord is nachtarbeid verricht, met een minimum van 7,5 maanden dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt; en

    • d. aan wie FPU-ontslag wordt verleend met ingang van een dag niet eerder dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt en niet later dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt.

  • 2 Indien

    • a. nachtarbeid 11,5% of meer van de werktijd van de medewerker pleegt uit te maken; en

    • b. hij, als gevolg van zijn leeftijd op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling in combinatie met zijn percentage nachtarbeid, niet in staat is om overeenkomstig artikel 4 op de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt, een aanspraak van 12 maanden te hebben opgebouwd,

    komt hij met ingang van het tijdstip van zijn FPU-ontslag op diens aanvraag in aanmerking voor:

    • 1º. een zodanige FPU-suppletie dat de FPU-suppletie tezamen met de FPU-uitkering gelijk is aan de FPU-uitkering die hij zou hebben ontvangen bij FPU-ontslag met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt; en

    • 2º. het namens hem betalen van de premie voor voortzetten van pensioenopbouw gedurende tweemaal het aantal maanden dat hem FPU-ontslag is verleend voorafgaand aan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt.

  • 3 Indien nachtarbeid minder dan 11,5% van de werktijd van de medewerker pleegt uit te maken, wordt hij op het tijdstip waarop hem FPU-ontslag wordt verleend, geacht gedurende vijf jaar nachtarbeid te hebben verricht overeenkomstig de gebruikelijke werktijdregeling die gold voor medewerkers die met dezelfde of een vergelijkbare functie waren belast. Het aantal maanden aanspraak als bedoeld in de artikel 4 waarop de medewerker aldus aanspraak heeft, is ten hoogste gelijk aan het aantal maanden dat gelegen is tussen het tijdstip waarop de medewerker met FPU-ontslag gaat en de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt.

Artikel 13

  • 1 Een medewerker:

    • a. die op 1 februari 2001 55 jaar of ouder maar jonger dan 59,5 jaar is; en

    • b. die voor 1 april 2001 een aanvraag als bedoeld in artikel 2 indient voor toepassing van artikel 3; en

    • c. die daarna zo spoedig mogelijk en zo lang als arbeidsgezondheidskundig verantwoord is nachtarbeid verricht, met een minimum van 7,5 maanden dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt; en

    • d. aan wie FPU-ontslag wordt verleend met ingang van een dag niet eerder dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt en niet later dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt,

    heeft met ingang van het tijdstip van zijn FPU-ontslag op diens aanvraag aanspraak op een FPU-suppletie en het namens hem betalen van de premie voor het voortzetten van pensioenopbouw.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanspraak is gelijk aan de extra aanspraak die betrokkene aan artikel 12 zou hebben ontleend indien hij voor 1 april 2001 een aanvraag als bedoeld in artikel 2 had ingediend voor toepassing van de artikelen 4 tot en met 8 en overeenkomstig die artikelen was gehandeld.

Evaluatie

Artikel 14

Twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling evalueert de directeur-generaal Rijkswaterstaat in overleg met het Departementaal Georganiseerd Overleg bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Inwerkingtreding en looptijd

Artikel 15

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2001.

  • 2 Aanvragen als bedoeld in artikel 2 kunnen worden ingediend tot en met 15 december 2003.

  • 3 Indien de periode gedurende welke aanvragen kunnen worden ingediend niet wordt verlengd, staakt het bevoegd gezag ten aanzien van een medewerker de toepassing van artikel 3 dan wel het opbouwen van aanspraken overeenkomstig de artikelen 4 en 7 nadat betrokkene vijf jaar voor die toepassing respectievelijk die opbouw in aanmerking is gekomen.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
de

directeur-generaal Rijkswaterstaat

,

H. Prins