Regeling ontslaguitkering vliegers landelijke eenheid

Geraadpleegd op 17-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2018 en zichtdatum 01-01-2018.
Geldend van 26-07-2016 t/m heden

Regeling ontslaguitkering vliegers KLPD

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

gelet op artikel 88a, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 1a

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder berekeningsgrondslag: de bezoldiging berekend over een kalendermaand, waarop betrokkene op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of bij uitoefening van zijn functie zou hebben gehad, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

  • 2 Van de berekeningsgrondslag zijn uitgezonderd de toelagen die niet gedurende een jaar of langer periodiek zijn ontvangen en betalingen die het karakter hebben van een onkostenvergoeding.

  • 3 Indien de toelagen die deel uitmaken van de berekeningsgrondslag in hoogte variëren, wordt tot de berekeningsgrondslag gerekend de som van die toelagen over het jaar dat onmiddellijk voorafgaat aan de in het eerste lid genoemde datum, indien van toepassing vermeerderd met de vakantie-uitkering over die toelagen, gedeeld door twaalf.

  • 4 De bezoldiging, omschreven in het eerste lid, wordt aangepast overeenkomstig een algemene salarismaatregel in de sector Politie.

Artikel 2

  • 1 De betrokkene heeft recht op de uitkering met ingang van de dag van ingang van zijn ontslag.

  • 2 Het bevoegd gezag beslist over de toekenning van de uitkering op aanvraag door de betrokkene.

Artikel 3

De hoogte van de uitkering is gedurende de eerste zestig maanden 80% van de berekeningsgrondslag en vervolgens 70% van de berekeningsgrondslag.

Artikel 4

  • 1 Het bedrag van de uitkering wordt verminderd indien de betrokkene inkomsten geniet of gaat genieten als genoemd in artikel 5, eerste lid.

  • 2 Vermindering van de uitkering vindt plaats voor zover het totale bedrag van de inkomsten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de onverminderde uitkering, bedoeld in artikel 3, tezamen de berekeningsgrondslag waarnaar de uitkering wordt berekend te boven gaat.

Artikel 5

  • 1 De inkomsten, die de betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, aangevangen met ingang van of na de dag van het ontslag, ter zake waarvan de uitkering is toegekend, worden in mindering gebracht op het bedrag van de uitkering, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat die inkomsten, dan wel een gedeelte daarvan geen verband houden met verhoogde werkzaamheid en geen verband houden met het ontslag.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf aangevangen gedurende de vakantie, het verlof of de non-activiteit onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de uitkering is toegekend.

  • 3 Inkomsten uit arbeid of bedrijf als bedoeld in het eerste lid die geacht worden op één maand betrekking te hebben of daarop geacht kunnen worden te hebben, worden in mindering gebracht op de uitkering over die maand.

  • 4 In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag van het eerste tot en met het derde lid ten gunste van de betrokkene afwijken.

Artikel 6

  • 1 De betrokkene is verplicht vanaf het moment waarop het ontslag is ingegaan, opgave te doen van de inkomsten, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2 Indien de inkomsten niet vooraf kunnen worden vastgesteld, doet de betrokkene maandelijks, voorafgaand aan de salarisbetaling, opgave van de inkomsten die hij sinds de vorige opgave heeft genoten.

  • 3 Indien de inkomsten slechts over een langere termijn kunnen worden vastgesteld, doet de betrokkene dienovereenkomstig opgave en wordt de uitkering met een voorlopig vastgesteld bedrag verminderd. Na afloop van de desbetreffende termijn zullen de daadwerkelijke inkomsten worden verrekend.

  • 4 Het bevoegd gezag kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de wijze van opgave van de inkomsten door de betrokkene.

  • 5 De betrokkene stemt er, door het aanvaarden van de uitkering, mee in dat allen die daarvoor naar het oordeel van het bevoegde gezag in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven welke voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijk zijn.

Artikel 7

  • 1 Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte binnen vier weken na het ontslag, is hij verplicht daarvan terstond mededeling te doen aan het bevoegd gezag. De betrokkene is eveneens verplicht zijn herstel terstond te melden indien de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is ontstaan voorafgaand aan zijn ontslag dan wel binnen vier weken na zijn ontslag.

  • 2 De uitkering wordt niet uitbetaald voor de duur dat de betrokkene de in het eerste lid bedoelde verplichting niet nakomt.

Artikel 8

Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, en de ziekte is ontstaan voorafgaand aan zijn ontslag dan wel binnen vier weken na zijn ontslag, kan hij door het bevoegd gezag worden verplicht zich geneeskundig te laten onderzoeken.

Artikel 9

Ten aanzien van de betrokkene die na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid nog aanspraken in verband met de betrekking waaruit hij is ontslagen, heeft of krijgt, wordt de uitkering dan wel de toelage, bedoeld in artikel 12, tot het einde van de periode waarover die aanspraken bestaan, verminderd met het bedrag daarvan.

Artikel 10

Indien de betrokkene de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van de uitkering niet, niet volledig of onjuist verstrekt, kan worden bepaald, dat de uitkering, zolang zulks het geval is, niet of slechts gedeeltelijk wordt uitbetaald.

Artikel 11

  • 1 Het recht op de uitkering eindigt:

    • a. met ingang van de dag waarop betrokkene recht verkrijgt op een WIA-uitkering;

    • b. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden;

    • c. met ingang van de dag waarop betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

  • 2 Het recht op de uitkering kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de betrokkene:

    • a. zich zodanig gedraagt dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen;

    • b. weigert mee te werken aan een onderzoek tot vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid ter verkrijging van een WIA-uitkering.

Artikel 12

  • 1 Voor zover de aan betrokkene toegekende WIA-uitkering, eventueel vermeerderd met een ABP arbeidsongeschiktheidspensioen, lager is dan de uitkering waarop hij aanspraak zou hebben gehad, indien geen sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid, wordt hem het verschil bij wijze van toelage uitgekeerd.

  • 2 De betrokkene die na afloop van de periode van 104 weken, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geen WIA-uitkering aanvraagt, wordt voor de toepassing van dit besluit behandeld alsof hem een WIA-uitkering is toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 3 Indien de WIA-uitkering van de betrokkene die ter zake van dezelfde dienstverhouding aanspraak heeft op een uitkering en een WIA-uitkering, als gevolg van een handelen of nalaten een vermindering ondergaat, of het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt bedoelde WIA-uitkering voor de toepassing van dit besluit geacht onverminderd te zijn genoten.

Artikel 13a

  • 1 In afwijking van artikel 11 heeft de betrokkene, die op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2013 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel recht heeft op een uitkering op grond van deze regeling, recht op een compensatie als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling ontslaguitkering vliegers landelijke eenheid.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries